• No results found

4. Probleemstelling 1 Inleiding

6.4 Trauma en coping

Binnen deze paragraaf wordt uitgelicht in hoeverre er sprake is van trauma’s die de respondenten in Eritrea, tijdens hun reis of in Nederland hebben ervaren. In de Eritrese cultuur praten de meeste mannen niet graag over hun gevoelens of emotionele ervaringen, daarom zijn de vragen met behulp van de literatuur omtrent trauma opgesteld. Op deze manier is er eerst naar de symptomen gevraagd en

is er vervolgens samen met de respondenten vastgesteld of er wel of geen sprake is van een trauma. Het verloop van de reis naar Europa is dus grotendeels afhankelijk van de mensensmokkelaar. Tijdens de focus groep kwamen er steeds meer verhalen naar voren van kennissen of familieleden van respondenten die zijn gegijzeld in Sinaï of losgeld moesten betalen voor andere familieleden. Zodra het over deze onderwerpen ging, werd de sfeer direct emotioneel. Deze emoties waren echter niet duidelijk zichtbaar door tranen, maar eerder in de lichaamstaal De meeste respondenten veranderden hun zithouding door helemaal rechtop te zitten of juist voorover geleund met een gebogen hoofd. Wanneer gevraagd werd op welke manier deze schokkende verhalen invloed hebben gehad op hun eigen reis kwamen verschillende reacties naar voren. Het meest voorkomende antwoord was dat iedereen zijn eigen lot heeft maar dat het de meeste mensen wel bewuster maakt van de risico’s. Het geloof in God/Allah heeft volgens de meeste respondenten ook geholpen bij het doorzetten van de reis en het accepteren van ieders lot;

FGM1 (23 jaar): Wat er onderweg ook gebeurt het is God’s wil. Je moet er niet te lang over nadenken anders wordt je gek. Mijn reis naar Holland was heel zwaar en ik heb heel veel onmenselijke dingen moeten zien, maar daar wil ik nu niet meer aan denken want ik heb mijn bestemming bereikt dankzij God.

Respondent FMG7 (25 jaar) vertelde dat het zijn reisgenoten waren die tijdens de reis van Sudan naar Libië door IS zijn ontvoerd en een maand later zijn onthoofd. Deze respondent had een gesloten houding en had vele bezwaren bij het gebruik van een voice recorder waardoor het gesprek met de focus groep uiteindelijk niet is opgenomen. Om deze reden was het verrassend dat juist deze respondent bereid was dit verhaal te delen. Hij vertelde hoe hun reis van Sudan naar Libië verliep tot op het moment dat zij werden aangevallen door IS. Samen met tientallen anderen heeft hij kunnen ontsnappen, maar het idee dat hij ook gevangen had kunnen worden genomen zit hem nog steeds dwars.

FMG7 (25 jaar): Ik heb weken lang met deze mensen gegeten en gedronken. Ik wist wat zij hebben meegemaakt in Eritrea en waarom zij nu naar Europa reizen. Het is niet eerlijk dat meer dan de helft de reis niet heeft overleeft en ik wel. Wij wilden het allemaal even graag.

Nadat er door werd gevraagd naar de gevolgen van deze ervaringen in hun dagelijks leven in Nederland werd al snel duidelijk dat velen niet wisten hoe zij de vraag moesten beantwoordden. Om deze reden werden de symptomen van post-traumatische stressstoornis (PTSS) opgenoemd, namelijk: herleving van traumatische gebeurtenissen, akelige dromen, moeite met inslapen of doorslapen of concentreren, overmatige waakzaamheid en overdreven schrikreacties, om te zien of de respondenten deze symptomen herkennen. Het merendeel van de respondenten gaf aan dat zij deze symptomen niet herkennen en zijn ervan overtuigd dat zij geen last hebben van PTSS, omdat het ‘normaal’ is wat hen

onderweg is overkomen. Bij vijf respondenten was het antwoord: ‘We zijn veilig aangekomen en beginnen nu ons nieuwe leven dat is het enige wat telt en wat onderweg is gebeurd heb ik daar achtergelaten ik denk er nu niet meer aan’. In het theoretisch kader is echter gebleken dat het vermijden van gedachten, gevoelens of gesprekken die horen bij het trauma ook een kenmerk is van PTSS.

De respondenten vertelden dat vrouwen het meest last hebben van de traumatische

gebeurtenissen die hen zijn overkomen. Volgens de respondenten worden zeven van de tien vrouwen onderweg verkracht, soms zelfs meerdere keren. FRG5 (19 jaar) legde uit dat het in de Eritrese cultuur taboe is om uitgebreid over verkrachting te praten. Getrouwde vrouwen die onderweg zijn verkracht vertellen hun partner vaak niets tenzij het wegens medische redenen wordt verplicht. Doordat er in de Eritrese gemeenschap niet openlijk wordt gesproken over verkrachtingen kunnen de vrouwen hun emoties niet delen en moeten zij de emoties dus alleen verwerken. Hoewel er geen vrouwelijke respondenten hebben geparticipeerd in dit onderzoek hebben de mannelijke

respondenten hun ervaringen en ideeën omtrent PTSS bij vrouwelijke Eritrese vluchtelingen gedeeld. Zo verklaarden de meeste respondenten dat er wel degelijk sprake is van PTSS bij Eritrese vrouwen. Het merendeel van de vrouwen is volgens de respondenten zwaar depressief mede door de

traumatische gebeurtenissen, zoals verkrachtingen maar ook door bijvoorbeeld de bootreis vanuit Libië naar Italië. Volgens de mannelijke respondenten is de reis zowel fysiek als mentaal te zwaar voor vrouwen, maar omdat de vrouwen de reis wel moeten maken kroppen zij alles op totdat zij veilig in Europa aankomen en dan realiseren de vrouwen zich pas echt wat zij allemaal hebben meegemaakt. De respondenten uit de focus groep gaven voorbeelden van vrouwen in het asielzoekerscentrum die weigeren te eten en dagenlang hun kamer niet uitkomen. Ook werd het voorbeeld genoemd van een vrouw die spontaan agressief kan worden midden in een gezellig gesprek.

RFG6 (22 jaar): Sommige vrouwen komen naar Europa nieuw en veilig bestaan op te bouwen, maar onderweg gaat het vaak mis. Vrouwen worden verkracht en houden daar vaak ziektes en in het ergste geval zwangerschappen aan over. Om deze redenen worden vrouwen zelfs na de reis constant herinnerd aan de traumatische gebeurtenissen. Terwijl wij mannen vaak alleen fysiek worden mishandeld, dit is makkelijk te vergeten zodra je op een veilige aankomt.’

Zo werden er nog tientallen voorbeelden genoemd. Wel vertelden de respondenten dat veel vrouwelijke Eritrese vluchtelingen bij wie PTSS of andere ziektes zijn geconstateerd in Nederland zowel medische als emotionele ondersteuning krijgen door bijvoorbeeld Vluchtelingen Werk Nederland tijdens een gehoor bij de Immigratie- en Naturalisatie Dienst.

Tijdens de interviews was er echter één respondent, R2 (21 jaar), die vertelde dat hij last heeft van depressie. Toen R2 samen met zijn buurjongen, zijn beste vriend, uit Eritrea poogde te vluchten is zijn vriend door de grenswachters doodgeschoten. R2 vertelde dat hij uit angst is doorgerend en heeft kunnen vluchten, maar dat hij het liefst bij zijn vriend wilde achterblijven. R2 is samen met zijn beste vriend opgegroeid en beschouwde hem als een broer en daarom besloten zij ook samen te vluchten zodat zij voor elkaar kunnen zorgen, omdat zij beiden geen familieleden hebben in Europa. R2 geeft aan dat hij vaak droomt over de traumatische gebeurtenis en dat hij zich schuldig voelt omdat hij nog leeft en zijn vriend niet. ‘Sinds het ongeluk heb ik niet meer naar mijn ouders in Eritrea gebeld. Ik weet dat mijn ouders en buren zullen vragen naar mijn beste vriend; wat moet ik dan zeggen?’ Toen werd gevraagd of R2 zijn ervaringen en gevoelens wel eens met vrienden in Nederland heeft besproken was het antwoord duidelijk: ‘Tuurlijk niet!’. Volgens R2 is praten over gevoelens geen oplossing omdat de gebeurtenis al heeft plaatsgevonden. Daarnaast weet hij zeker dat zijn vrienden ook traumatische gebeurtenissen hebben ervaren: ‘Daarom proberen wij elkaar te helpen door afleiding te creëren en ervoor te zorgen dat we zo min mogelijk alleen zijn zodat we de gebeurtenissen niet opnieuw hoeven te herleven.’

Tijdens de observaties in diverse asielzoekerscentra is de positieve sociale omgang de onderzoeker ook opgevallen. De jongvolwassen Eritrese vluchtelingen zitten vaak in groepjes van minimaal drie mensen te kletsen. Een beveiliger vertelde dat de jongeren bijna dagelijks tot laat in de nacht nog op een kamer van een van de jongeren alcohol drinken en dansen en dat dit vaak leidt tot ruzies en vechtpartijen. Uit eigen ervaring vertelde de beveiliger dat het vaak voortkomt uit frustraties en stress en nu de jongeren op een veilige bestemming zijn aangekomen niet weten wat zij moeten doen en hoe zij hun emoties moeten verwerken.

Geconcludeerd kan worden dat geen van de mannelijke respondenten tijden de focus groep denkt last te hebben van PTSS en alleen respondent R2 bepaalde symptomen herkent. Hierbij is het echter wel belangrijk om rekening te houden met het feit dat het merendeel van de respondenten hun gevoelens rondom trauma’s zeer beperkt uit en de vragen ook zo kort mogelijk beantwoordt; dit is volgens de theorie ook een PTSS symptoom. Daarnaast is de onderzoeker ook opgevallen dat de respondenten zich minder comfortabel begonnen te voelen zodra er werd doorgevraagd over bepaalde traumatische gebeurtenissen en de daarbij horende emoties. Ook uit de observaties is gebleken dat de jongvolwassenen moeite hebben met het tonen van hun emoties. Het gedrag van de jongvolwassen Eritrese vluchtelingen wijst er echter wel degelijk op dat zij last hebben van opgekropte emoties en mogelijk zelfs PTSS.