• No results found

Het begin van een nieuw leven : een onderzoek naar de ervaringen van jongvolwassen Eritrese vluchtelingen en het gevoel

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het begin van een nieuw leven : een onderzoek naar de ervaringen van jongvolwassen Eritrese vluchtelingen en het gevoel"

Copied!
70
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

’Het begin van een nieuw leven’

Een onderzoek naar de ervaringen van jongvolwassen Eritrese vluchtelingen en het gevoel

van sense of belonging in Nederland

Lea Bariagaber

10262822

Begeleidster: Yatun Sastramidjaja Tweede Begeleidster: Nel Vandekerckhove Bachelorscriptie Algemene Sociale Wetenschappen

Universiteit van Amsterdam 20-08-2015

(2)

You broke the ocean in half to be here; only to meet nothing that wants you

(3)

Voorwoord

Met trots presenteer ik u mijn scriptie voor de studie Algemene Sociale Wetenschappen; een onderzoek naar de ervaringen van jongvolwassen Eritrese vluchtelingen en het gevoel van ’sense of belonging’ in Nederland. Mijn inspiratie voor dit onderwerp is mede tot stand gekomen door mijn Eritrese achtergrond en vooral omdat ik vanwege mijn werkzaamheden als Tigrinya, een van de Eritrese talen, tolk bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) op dagelijkse basis in aanraking kom met de doelgroep. Hierdoor heb ik de toestroom van de Eritrese vluchtelingen in april 2014 van dichtbij kunnen ervaren. Doordat ik zelf met een Eritrese achtergrond in Nederland ben opgegroeid weet ik welke algemene obstakels en/of voordelen de Eritrese vluchtelingen kunnen ervaren in Nederland. Tijdens het tolken kwam ik er echter achter dat er een groot onderscheid gemaakt kan worden tussen de eerste generatie Eritrese vluchtelingen in Nederland en de jongvolwassen Eritrese vluchtelingen die sinds kort asiel aanvragen in Nederland. Dit was in feite het begin van mijn onderzoek.

Het schrijven van deze scriptie was voor mij een redelijk moeizaam proces. Het zelfstandig uitvoeren van een onderzoek is iets wat niet onderschat kan worden en veel tijd en energie kost.

Gelukkig waren er een aantal mensen die mij enorm hebben gesteund en ik wil daarom van deze gelegenheid gebruik maken om deze mensen persoonlijk te bedanken. Allereerst wil ik mijn scriptie begeleidster Yatun Sastramidjaja hartelijk bedanken voor haar steun en goede adviezen. Hiermee heeft zij mij geholpen bij het vormen van deze scriptie tot wat het nu is. Bovendien heeft haar positieve instelling mij erg gemotiveerd. Mijn zus Rachel Bariagaber wil ik daarnaast bedanken, aangezien ik bij haar al mijn scriptie gerelateerde problemen kwijt kon. Mijn familie en mijn verloofde Meron Habtom wil ik tevens bedanken voor hun interesse en toegewijde steun tijdens het gehele scriptie proces. Ten slotte wil ik natuurlijk mijn respondenten hartelijk bedanken voor hun gastvrijheid en het delen van hun ervaringen. Zonder hun medewerking had ik dit onderzoek nooit kunnen uitvoeren!

Toen ik vier jaar geleden met de studie Algemene Sociale Wetenschappen begon wist ik nog niet wat ik in mijn verdere leven precies wou doen. In de loop van deze studie heb ik mijn

academische kennis kunnen vergroten en heb ik ook mijn persoonlijke kwaliteiten en gebreken kunnen vinden. Hoewel mijn studie een jaar langer heeft geduurd heeft het mij geholpen bij het creëren van een concreet toekomstperspectief. Het succesvol afronden van mijn scriptie is daar het eerste onderdeel van. Ik wens u veel plezier bij het lezen van mijn scriptie.

Lea Bariagaber Amsterdam, 20-08-2015

(4)

Inhoudsopgave Afkortingenlijst 6 Samenvatting 7 1. Introductie 8 2. Theoretisch kader 2.1 Vluchtelingenproblematiek 11 2.2 Trauma en coping 12

2.3 Sense of belonging en identiteit 15 2.4 Agency en jongvolwassenheid 19 3. Interdisciplinariteit 22 4. Probleemstelling 4.1. Inleiding 23 4.2. Doelstelling 24 4.3. Vraagstelling 24 4.4. Relevantie 26 5. Methoden 5.1 Onderzoeksstrategie 27 5.2. Onderzoeksmethoden 27 5.3. Operationalisering 28 5.4. Respondentengroep en -werving 29 5.5. Dataverwerking en -analyse 29 5.6. Ethische verantwoording 29 6. Resultaten 6.1. Onderzoeksproces 31 6.2. Achtergrond 32

6.3. Reis naar Nederland 33 6.4. Trauma en coping 34

6.5. Ervaringen in Nederland 38

6.6. Agency: minderjarigen vs. meerderjarigen 42 6.7. (On) Zekerheid 45 7. Conclusie 49 8. Discussie 51 9. Reflectie 53 10. Literatuur 55 11. Bijlagen 57

(5)

Bijlage 1: Respondentenschema 58 Bijlage 2: Operationalisering 60 Bijlage 3: Codeerschema 62 Bijlage 4: Interviewgids 65 Bijlage 5: Focus groep gids 69

(6)

Afkortingenlijst

AMC Aanmeldcentrum

AZC Asielzoekerscentrum

AMV Alleenstaande minderjarige vluchtelingen

EPFDJ Eritrean People’s Front for Democracy and Justice

EPLF Eritrean People’s Liberation Front

IND Immigratie- en Naturalisatiedienst

PTSS Post-traumatische stress stoornis

UNHCR United Nations High Commissioner for Refugees

(7)

Samenvatting

Dit onderzoek is een verzameling verhalen van jongvolwassene Eritrese vluchtelingen, die op het moment van mijn onderzoek, gemiddeld een jaar woonachtig zijn in Nederland. Het is een kwalitatief onderzoek waar de verhalen van de vluchtelingen centraal staan. De ervaringen van deze vluchtelingen zijn de rode draad van mijn onderzoek. Het doel is het onderzoeken van de ervaringen van de

jongvolwassene vluchtelingen in de verschillende fasen van de gedwongen migratie. De eerste fase zijn de ervaringen ofwel de vluchtmotieven uit het land van herkomst, Eritrea. Vervolgens is de reis naar Nederland de tweede fase. En tot slot, is de derde fase de ervaringen in Nederland. Er is data verzameld door middel van life-history interviews met zeven vluchtelingen, waarvan twee minderjarig zijn. Er zijn daarnaast twee vrijwilligers van Nidos en VWN geïnterviewd. Nidos is een organisatie die minderjarige vluchtelingen ondersteunt, en Vluchtelingen Werk Nederland (VWN), is een organisatie die meerderjarige vluchtelingen ondersteunt in Nederland. Daarnaast heeft een focus groep plaats gevonden met de jongvolwassene vluchtelingen. Ook zijn er participerende observaties gedaan in asielzoekerscentra (AZC’s). Tot slot zijn er ook diverse informele interviews gehouden met zowel Eritrese vluchtelingen als beveiligers van de AZC’s. De resultaten laten zien dat er verschillende factoren een rol spelen bij het gevoel van sense of belonging. Deze factoren beïnvloeden het gevoel van belonging zowel positief als negatief.

(8)

1. Introductie

‘ In hordes lopen ze naar de supermarkten in nabijgelegen dorpjes om shag en

telefoonkaarten in te slaan. De winkels puilen uit, en omdat het er zoveel zijn weet men er geen raad mee.’ (Kahsai, 2014)

Wegens de grote instroom van Eritrese vluchtelingen afgelopen zomer, werden alleenstaande Eritrese mannen tijdelijk opgevangen in een vakantiepark in het Drentse dorp Oranje. Met volle verbazing keken de dorpsbewoners van Oranje toe hoe de vluchtelingen zich uitsluitend in groepen in het openbaar bewegen en zich ‘anders’ gedragen. Hoewel sommige inwoners het gedrag van de vluchtelingen accepteerden als culturele karakteristieken, creëerde hun komst volgens een groot deel van de buurtbewoners een dreigende sfeer. Voor het merendeel van de dorpsbewoners konden de Eritrese vluchtelingen dan ook niet snel genoeg vertrekken uit hun dorp.

De onverwachte toestroom van de Eritrese vluchtelingen in april 2014 heeft zowel een politiek als maatschappelijk debat teweeggebracht. In plaats van de gebruikelijke 1000 vluchtelingen per maand kwamen er 1000 Eritrese vluchtelingen per week asiel aanvragen (VWN, 2014). Politieke en maatschappelijke vraagstukken over de zorg van deze vluchtelingen moesten zo snel mogelijk worden beantwoord. Dit veroorzaakte het incident in het dorp Oranje waarbij uiteindelijk – na veel ophef van de bewoners – de vluchtelingen opnieuw zijn

overgebracht naar een ander asielzoekerscentrum. Dit is echter een tijdelijke oplossing waardoor de kloof tussen de Nederlanders en Eritrese vluchtelingen alleen wordt vergroot. Steeds meer Nederlanders voelen zich bedreigd door deze ‘dobber negers’. In een fragment uit RTV Drenthe verteld een ander vrouw uit het dorpje Oranje dat zij bang is dat ‘die zwarten over een paar jaar onze bazen zullen worden’(RTV Drenthe, 2014). Het is interessant om hierbij te kijken naar hoe deze eventuele kloof het gevoel van sense of belonging voor de vluchtelingen in Nederland beïnvloedt.

Deze scriptie onderzoekt daarom de gevolgen van de culturele kloof tussen de

jongvolwassen Eritrese vluchtelingen en de Nederlandse cultuur door middel van kwalitatief onderzoek naar de ‘sense of belonging’ van de vluchtelingen. Het doel van deze scriptie is erachter te komen op wat voor manier onder meer de culture kloof het gevoel van belonging beïnvloedt bij jongvolwassen Eritrese vluchtelingen in Nederland. De bestaande wetenschappelijke studies over minderjarige vluchtelingen in Nederland gaan voornamelijk over het politieke debat betreffend het Generaal Pardon en of de kwetsbare rechtspositie van minderjarige vluchtelingen wel voldoende wordt erkend. Een deel van de wetenschappelijke literatuur richt zich wel op andere vraagstukken rondom (minderjarige) asielzoekers in Nederland, zoals Gevlucht zonder ouders: integratie van alleenstaande minderjarige asielzoekers in Nederland (Snijders, 1995) en Loslaten van het land

(9)

van oorsprong (Harrot, 2004). Hoewel deze literatuur zeer interessant is komen onderwerpen zoals identiteit, sense of belonging en agency niet ter sprake. Er is ook geen Engelse of Nederlandse literatuur gevonden over de recente toestroom van Eritrese vluchtelingen in het algemeen. Er is dus een gebrek aan literatuur die deze concepten koppelt aan jongvolwassen vluchtelingen in Nederland. Dit onderzoek poogt deze leemte van kennis over jongvolwassen Eritrese vluchtelingen op te vullen.

Daarmee gaat dit onderzoek in op een prangend actueel probleem. Nergens slaan

procentueel gezien zo veel mensen op de vlucht als in Eritrea. 1500 Eritreeërs verlaten elke maand hun land (UNHCR, 2014). In de eerste helft van 2014 vroegen volgens de UNHCR, de

vluchtelingenorganisatie van de Verenigde Naties, ruim 19.000 Eritreeërs asiel aan in 44

geïndustrialiseerde landen (UNHCR 2014). Dat is meer dan drie keer zoveel als in de eerste helft van 2013. De voornaamste reden voor deze vluchtelingen om hun land te verlaten is volgens Eritrea deskundige Kibreab (2009, p. 45) de nationale dienstplicht en gedwongen arbeid die in 1995 werd ingevoerd, toen de enige politieke partij in Eritrea, Eritrea’s People’s Front for Democracy and Justice (EPFDJ), en zijn leider Isaias Afewerki nog brede steun onder de

bevolking genoten. Eritrea was toen vier jaar onafhankelijk van Ethiopië, na een bevrijdingsoorlog die dertig jaar had geduurd (Kibreab, 2009, p. 41).

Volgens Mirjam van Reisen, hoogleraar Internationale Verantwoordelijkheid aan de

Universiteit van Tilburg en expert op het gebied van Eritrese mensensmokkel, is er een duidelijke reden voor de recente exodus. Volgens Van Reisen (2014, p. 33) is de directe aanleiding de bootramp bij het Italiaanse eiland Lampedusa op 3 oktober 2013, toen een boot met ruim 400 inzittenden – voornamelijk Eritreeërs – met Lampedusa in zicht, in brand vloog en zonk. Daarbij kwamen 366 mensen om het leven, slechts een handjevol bereikte levend de kust (Van Reisen, 2014, p. 33). Eritrese belangengroepen in Europa eisten dat de slachtoffers in eigen land begraven zouden worden. Maar het regime liet dat niet toe. ‘Kun je je voorstellen wat voor beeld dat gegeven had?’, schrijft Van Reisen (2014, p. 45), ‘bijna vierhonderd lijkkisten die tegelijk aankomen? Dat kon het regime niet hebben.’ De meeste slachtoffers werden snel begraven in Italië, zonder dat nabestaanden of overlevenden daarbij mochten zijn. Lijsten met namen van slachtoffers werden verboden in Eritrea’s hoofdstad Asmara (Van Reisen, 2014, p. 47). Eritrese respondenten die tijdens het onderzoek dit artikel is gepresenteerd bevestigen dat de bootramp een extra stimulans was voor vluchtelingen om het land te verlaten. Veel Eritreeërs kenden iemand die op de boot zaten. Het deed hen meer dan ooit beseffen dat hun eigen regering niet voor haar burgers zorgt.

Doordat de omstandigheden die aanleiding geven tot de toename van de Eritrese

vluchtelingenstroom lijken te vermenigvuldigen is er strenger Europees beleid ontstaan om de verschillende politieke, sociale en menselijke dimensies aan te pakken. Hierbij is het echter belangrijk om kritisch te analyseren waarom vluchtelingen aangemerkt worden als een 'probleem'.

(10)

Daarnaast is het noodzakelijk om te onderzoeken hoe identiteiten worden geconstrueerd door het beheersende classificatiesysteem van vluchtelingen en vluchtelingenbewegingen. In de heersende Europese houding ten opzichte van de vluchtelingenproblematiek is er geen plaats voor de

ervaringen en strijd van de vluchtelingen (Nyers, 2006:1). Volgens politicoloog Nyers (2006, p. 1) zijn vluchtelingen het zwijgen opgelegd door de heersende discoursen. Deze stilte is niet

natuurlijk of onvermijdelijk, maar iets dat wordt geproduceerd door machtsverhoudingen die verklaringen en kritische analyse vereisen.

In deze scriptie wordt de stilte doorbroken door diep in te gaan op de ervaringen van jongvolwassen Eritrese vluchtelingen. Vanaf het illegaal verlaten van het geboorteland met alle gevaren van dien tot aan de oversteek naar Europa met behulp van mensensmokkelaars en het integreren in de nieuwe samenleving. Psycholoog Arnett (2000, p. 469) presenteert het concept ’emerging adulthood’ als een nieuwe opvatting rondom de ontwikkelingen vanaf de late tienerjaren tot in de twintiger jaren, waarin veel opties nog mogelijk zijn en waarin nog weinig over de toekomst is besloten. De jaren van jongvolwassenheid zijn dan ook de meest bepalende jaren voor het ontdekken en uitoefen van agency. Om deze reden zal in dit onderzoek de focus op de leeftijdsgroep tussen 15 en 25 jaar liggen.

Bij het in kaart brengen van deze ervaringen worden de concepten trauma en coping, sense of belonging en identiteit, diaspora, transnationalisme en agency gebruikt. Allereerst wordt gekeken naar de trauma die deze jongvolwassen Eritreeërs tijdens hun reis oplopen en hoe zij daarmee omgaan.

Eenmaal aangekomen in het land van bestemming is er sprake van identiteitsvorming en het verkrijgen van een sense of belonging. Bij deze vorming van een nieuwe identiteit spelen nationalisme en de diaspora een belangrijke rol. In dit onderzoek zal de nadruk liggen op ‘sense of belonging’ en ‘agency’, omdat die met elkaar verbonden zijn en essentieel zijn in het verklaren van de

gedragingen en gevoelens van vluchtelingen. Tot slot linkt agency terug met de sense of belonging en identiteit en hoe de jongvolwassen Eritreeër al de boven genoemde concepten invloed hebben op een nieuw begin. Door aandacht te besteden aan dit onderwerp wordt er getracht te achterhalen in hoeverre verschillende factoren, zoals een culturele kloof, de ervaring van sense of belonging van de Eritrese vluchtelingen in Nederland beïnvloeden. Door dit onderzoek kan hopelijk een bijdrage worden geleverd aan het doorbreken van de stilte die de vluchtelingen is opgelegd.

(11)

2. Theoretisch Kader

De vluchtmotieven van de Eritrese asielzoekers zijn in de introductie besproken. In dit theoretisch kader zullen de hoofdconcepten ‘sense of belonging’ en ‘agency’ worden besproken, omdat die met elkaar verbonden zijn en essentieel zijn in het verklaren van de gedragingen en gevoelens van vluchtelingen. Door bestaande literatuur omtrent de hoofdconcepten te bestuderen wordt er een theoretisch kader opgesteld die onmisbaar is bij het beantwoorden van de hoofdvraag in dit onderzoek.

2.1 Vluchtelingenproblematiek

De internationaal meest gebruikte definitie voor ‘vluchteling’ is vastgelegd in het Verdrag van Genève van 1951, waarin wordt gesteld dat een vluchteling een persoon is die: ‘wegens een gegronde vrees voor vervolgingen om redenen van ras, religie, nationaliteit of lidmaatschap van een bepaalde sociale groep of politieke overtuiging, zich bevindt buiten het land van zijn nationaliteit en is niet in staat om, of, zich niet wil beroepen op de bescherming van dat land’ (Nyers, 2006, p. 2 ). Deze personen

worden in eerste instantie ‘asielzoekers’ genoemd. De term ‘asielzoeker’ betreft een ieder, die een verzoek om toelating wil indienen of reeds heeft ingediend, maar op wiens verzoek nog niet is beslist of wiens beroepsprocedures tegen een afwijzing aanhangen (Sneijders &Van Wel, 2003, p. 10).

Daarentegen verwijst een vluchteling naar een persoon van wie de asielaanvraag succesvol is afgerond zoals in de Vreemdelingenwet is vastgelegd (Sneijders & Van Wel, 2003, p. 13). Daarnaast zijn er ook andere definities van een vluchteling doordat elke natie haar richtlijnen zelf samenstelt. Ook kan er onderscheid worden gemaakt in de aard van de migratie. Mensen kunnen vrijwillig of onvrijwillig migreren. Als iemand vlucht voor eventuele vervolgingen betreft het onvrijwillige migratie; dit wordt ook wel ‘forced migration’ ofwel gedwongen migratie genoemd. Shacknove (1985, p. 277) classificeert deze vluchtelingen als volgt: ‘personen van wie de fundamentele behoefte onbeschermd zijn door hun land van herkomst, zij hebben geen andere resterende middelen behalve het zoeken van hun behoeften in het een ander land’. Eritrese asielzoekers zijn internationaal erkend als gedwongen migranten. De hoeksteen van de juridische bescherming van deze vluchtelingen is het principe van ‘non-refoulement’, de eis vluchtelingen niet terug te sturen naar gebieden waar hun leven of fundamentele vrijheid in gevaar is (Shacknove, 1985, p. 279).

Vluchteling is een daarom vaak dubbelzinnig concept. Het is vergeleken met een ‘veralgemeende situatie van dakloosheid’ (Nyers, 2006, p. 4 ). Een vluchteling betreft de

verschillende kwaliteiten en eigenschappen die vaak worden geassocieerd met en toegewezen aan een vluchtelingenidentiteit. De term vluchteling brengt een bepaalde lading met zich mee. Volgens

politicoloog Nyers (2006, p. 3 ) benadrukt de manier waarop de in 'rijke' culturen en samenlevingen, de economie en politiek vaak van elkaar worden gescheiden. Deze scheiding is belangrijk, omdat vluchtelingenproblematiek vaak wordt geïnterpreteerd exclusief op basis van de wetgevende en rechterlijke domeinen. Hierbij wordt er niet gekeken naar de economische en culturele factoren. De

(12)

staatkundige problematiek van vluchtelingen te begrijpen.

In The Oxford Handbook of Refugee and Forced Migration Studies bespreekt politicoloog Gibney (2014, p. 48) waarom het juist belangrijk is om internationaal een consensus te hebben voor de definitie van vluchtelingen. Volgens Gibney beïnvloedt de definitie de morele

verantwoordelijkheid van staten. Als de definitie van vluchteling smal is, is de wereldwijde omvang van vluchtelingen waarschijnlijk beperkt en schaadt de taken van een staat om deze personen toe te laten hun recht om grenzen te controleren niet. Als de definitie echter breed is, zal de omvang groot zijn en hebben staten zwaardere verantwoordelijkheden die sterk van invloed kunnen zijn op de manier van leven van de vluchtelingen binnen de grenzen van de staat. Nyers (2006, p. 4)

beargumenteert dat het vluchtelingenbeleid voor de vluchtelingenstatus zowel te maken heeft met de culturele verwachtingen, als met de wettelijke definities en regelgeving. Het vluchteling zijn heeft volgens Nyers (2006, p. 4) ook invloed op het menselijk leven. Ook antropoloog Chatty (2014, p. 74) beargumenteert in het Oxford handboek dat gedwongen migratie zowel mentale als fysieke schade kan veroorzaken bij vluchtelingen.

2.2 Trauma en coping

Hoewel de situatie van elk individu anders is, is het volgens socioloog Gladden (2012, p. 179) algemeen bekend dat veel vluchtelingen verschillende vormen van geweld hebben meegemaakt, zoals dood van familieleden, fysiek geweld, seksueel geweld, beschietingen, en andere vormen van marteling. In toenemende mate zijn burgers het slachtoffer van conflicten binnen een land geweest. Vluchtelingen zijn vaak gedwongen te vluchten als gevolg van geweld of angst voor geweld. Een aantal van de problemen waarmee vluchtelingen geconfronteerd zijn, zijn langdurige fysieke onveiligheid, buitengewone levensbedreigende situaties, meerdere verliezen, marteling,

familieverstoringen tijdens het ontwortelingsproces, jaren van leven in een vluchtelingenkamp, het gevoel dat hun lijden nooit zal eindigen en dat ze de controle over hun leven zijn verloren (Gladden, 2012, p. 190). Vanwege deze achtergrond en het overleven van dit soort gebeurtenissen, bestaat er volgens Gladden (2012:190 ) een grote kans dat vluchtelingen permanent psychische probleem ervaren. Vluchtelingen leven vaak met een breed scala aan psychische stoornissen. Ook Van der Veer (1992, p. 35) stelt het volgende: ‘vluchtelingen hebben vaak last van elke psychiatrische stoornis die wordt gevonden onder de mensen.’

Socioloog Potocky-Tripodi (2002, p. 93) stelt echter dat het van cruciaal belang is om te onthouden dat in de praktijk niet alle vluchtelingen psychische problemen ontwikkelen. Psycholoog Ochberg (2013, p. 3 ), een vooraanstaand arts op het gebied van trauma werk, stelt ook dat ‘het overleven van wreedheid niet het equivalent is van geesteszieke zijn.’ Onder vluchtelingen bestaat echter wel een hoge prevalentie van bepaalde aandoeningen als gevolg van de traumatische

gebeurtenissen die veel vluchtelingen hebben ervaren (Ochberg, 2013, p. 2). De meting van de prevalentie is moeilijk nauwkeurig te verkrijgen. Volgens Ochberg (2013, p. 152) is er op dit moment geen ‘systematische en betrouwbare beoordeling van de incidentie en prevalentie van de ziekte in de

(13)

vluchtelingenbevolking’. Dit omvat zowel fysieke als mentale stoornissen. Daarnaast bespreekt Ochberg (2013, p. 83) problemen met ‘onvoldoende mechanismen van toezicht, gebrek aan demografische gegevens, en een onvermogen om de vluchtelingen te onderscheiden van de in het buitenland geboren of van grotere groepen gedefinieerd door etniciteit’. Dit stelt grenzen aan hoe precies de onderzoekers de prevalentie kunnen bepalen van de diagnose in de totale populatie van vluchtelingen.

Ondanks het gebrek aan precieze getallen zijn er verschillende psychische diagnoses gesteld door deskundigen waaruit blijkt dat merendeel van de vluchtelingen een trauma heeft.

’Post-traumatische stress stoornissen (PTSS) is misschien wel de meest voorkomende psychische diagnose bij vluchtelingen als gevolg van vele traumatische gebeurtenissen in hun leven’ (Van der Veer, 1992, p. 37). Potocky-Tripodi (2002, p. 98) stelt dat het ervaren van pre-migratie, vertrek en doorvoer, het risico op het ontwikkelen van de symptomen van PTSS vergroot. Onderzoek naar de oorzaak van PTSS onder vluchtelingen varieert sterk van 4 procent tot 86 procent. Uit een meta-analyse van studies naar de geestelijke gezondheid van vluchtelingen in 2009, bleek dat percentages variëren van 0 procent tot 99 procent (Gladden, 2012, p. 190). Een systematische review van 20 studies over vluchtelingen in westerse landen vonden Frazel, Wheeler en Danesh (2005, p. 25) maar een klein percentage van de bevolking gediagnosticeerd met ofwel PTSS of depressie. Depressie en angst zijn ook uitvoerig besproken als veelvoorkomende problemen onder vluchtelingen. Andere diagnoses met een hoge doorslag zijn onder andere aanpassingsstoornissen en drugsmisbruik. Frazel, Wheeler en Danesh (2005, p. 38) suggereren ondanks de onduidelijke preventie van psychische problemen dat deze populatie psychologische ondersteuning nodig heeft. In onderstaand tabel zijn de

veelvoorkomende psychische problemen bij vluchtelingen genoteerd met de bijbehorende symptomen.

Tabel 1. Psychische problemen en bijbehorende symptomen

Hoewel het merendeel van de vluchtelingen een psychische stoornis heeft als gevolg van hun ervaringen uit het verleden is er uit onderzoek naar culturele aanpassingen gebleken dat invloeden na de migratie ook kunnen leiden tot trauma’s. Uit het onderzoek is gebleken dat na bijna 20 jaar van

(14)

vertrek uit het thuisland veel Zuidoost-Aziatische vluchtelingen in de Verenigde Staten ernstige psychiatrische problemen hebben die voort zijn gevloeid uit trauma's die hebben plaatsgevonden na de emigratie (Braakman, 2007, p. 35).

Ondanks deze traumatische gebeurtenissen kunnen deze ervaringen ook leiden tot persoonlijke groei doordat de vluchteling een nieuwe kans krijgt om zijn of haar leven op te bouwen. Aan de andere kant, kan de post-immigratie trauma ook het gevolg zijn van bezorgdheid over de familie scheiding, werkloosheid, culturele shock, en gebrek aan sociale steun. Een significant element van de post-immigratie trauma is cultureel verlies, dat het gevolg is van vertrekken uit het thuisland (Braakman, 2007, p. 11). Deze scriptie werd opgesteld om deze verliezen te onderzoeken en hoe ze misschien invloed op hebben het proces van culturele aanpassing.

Er is uit de literatuur gebleken dat vluchtelingen zowel pre-migratie als post-migratie een trauma kunnen oplopen. De oorzaken voor een pre-migratie trauma zijn vaak vervolging, dood van naasten en seksueel misbruik. Post-migratie trauma wordt vaak veroorzaakt door een culturele shock, werkloosheid en gebrek aan sociale steun. De vluchtelingen moeten echter op een bepaalde manier omgaan met de gebeurtenissen die de trauma hebben veroorzaakt. Vluchtelingen kunnen een verscheidenheid aan coping vaardigheden hebben om met het verlies van het land van herkomst of andere traumatische gebeurtenissen om te gaan. De definitie van coping is: ‘coping is een reactie die gericht is op het verminderen van de fysieke, emotionele en psychische belastingen die gekoppeld zijn aan stressvolle levensgebeurtenissen’ (Van der Veer, 1992, p. 45). Verschillende factoren kunnen van invloed zijn op het vermogen tot coping.

Ondersteuningssystemen of sociale netwerken zijn volgens Potocky-Tripodi (2002, p. 62) cruciaal in de omgeving van de persoon en omgang met medepersonen binnen de samenleving. Ondersteunende systemen zoals familie en vrienden zijn essentieel in een onderzoek naar vluchtelingen en worden in dit onderzoek daarom als een belangrijk factor beschouwd. De beschikbaarheid en kwaliteit van dit sociale netwerk kan het vermogen tot coping van de persoon beïnvloeden. Er kunnen verschillende factoren en ondersteuningssystemen zijn binnen het sociaal netwerk die invloed kunnen hebben op het verwerken van trauma's.

Volgens psycholoog Snijder (1992, p. 23), kan een sterk geloofssysteem, zoals godsdiensten, sociale of politieke overtuiging, dienen als een krachtig gedeelde strategie die individuen toelaat hun trauma te confronteren of betekenis te geven. Deze overtuigingen zijn niet beperkt tot religie, maar kunnen verschillende vormen omvatten. Hierbij kan er gedacht worden aan de manier waarop het individu betekenis geeft aan zijn situatie en de vooruitzichten die de persoon heeft. Snijder (1992, p. 78) beargumenteert echter dat met name religie een grote rol kan spelen bij het verwerken van trauma’s:

‘The most common coping skills included faith/religion or other belief systems, social support, and cognitive reframing or finding meaning in the situation. Hope for the future, especially through education, was a common theme among younger refugees, in particular those who were resettled in a Western country.’

(15)

Overtuigingen hebben dus vaak een grote invloed op het vermogen tot coping (Snijder, 1992, p. 79). Niet alle overtuigingen zijn positieve coping middelen, en sommige kunnen zelfs het

vermogen belemmeren. Als een individu gelooft dat zijn situatie niet zal verbeteren heeft de persoon de hoop opgeven. Echter blijkt het hebben van sterke positieve overtuigingen, zoals geloven dat een situatie beheersbaar is of bijvoorbeeld het geloof in een zorgzame God, een persoon in staat te stellen om beter om te gaan met een situatie. Religieuze overtuigingen creëren vaak hoop voor de situatie van vluchtelingen, hun toekomst, en het vermogen om trauma te kunnen verwerken (Snijder, 1992, p. 83).

Verschillende studies hebben aangetoond dat religie een van de belangrijkste

coping-strategieën is voor Oost-Afrikaanse vluchtelingen een voorbeeld is de studie van de verpleegkundige Goodman (2004) over Soedanese jongeren. In deze studie benoemde het merendeel van de

deelnemers religie als bron van troost. Een vluchteling verklaart eenvoudig: ‘Het is God’s wil niet dat ik zou sterven anders zou ik gestorven zijn net als de anderen’ (Goodman, 2004, p. 1183)). Er is dus uit verschillende literatuur gebleken dat vluchtelingen gebruik maken van het geloof om betekenis te geven aan de situatie. Eenmaal in het proces van het verwerken van de trauma’s is het mogelijk om zich aan te passen aan de nieuwe samenleving. Het creëren van een sense of belonging en een nieuwe of aangepaste identiteit staan hierin centraal. In de volgende paragraaf worden deze twee concepten behandeld.

2.3 Sense of belonging en identiteit

Volgens psycholoog Mehta (1998, p. 10), kan een vertrek uit het land van herkomst en integratie van nieuwe culturele normen iemands identiteitsontwikkeling verstoren. Zo kan het verlies van de moedertaal de culturele identiteit verstoren (Metha, 1998, p. 10). Het vertrek uit Eritrea kan voor de jongvolwassen Eritrese vluchtelingen dus gepaard gaan met het verlies van belangrijke relaties, evenals gedeelde waarden, tradities, inheemse liederen, en vertrouwd voedsel. Uit voorgaande paragrafen is gebleken dat trauma’s niet alleen pre-migratie voorkomen, maar ook post-migratie in het gastland. Doordat iemand zich niet thuis voelt in het gastland en ook niet terug kan naar het land van herkomst is het mogelijk dat de vluchteling hierdoor psychische problemen ervaart. Het proces van het hervinden van een gevoel van belonging wordt verklaard door de theorie van ‘mixed embeddedness’ (Davids & Van Houte, 2008, p.1412), bestaand uit een economische, sociale en psychosociale dimensie die met elkaar verbonden zijn en elkaar versterken. Het hangt er dus van af hoe de vluchteling zich cultureel kan aanpassen in het gastland. In deze paragraaf zal worden besproken hoe de vluchteling het verlies van het land van herkomst verwerkt en hoe hij zich aanpast in het gastland

2.3.1 Psychosociale ‘embeddedness’

(16)

belangrijk aspect van belonging is het in staat zijn om een identiteit te vormen en deze te uiten zodat een verbinding tussen de persoon en de samenleving ontstaat. Door vrij te zijn een identiteit te vormen en met deze identiteit geaccepteerd te worden, ontstaat een gevoel van belonging en gehechtheid met een bepaalde plaats (Davids & Van Houte, 2008, p.1415). Gevoelens van belonging hangen in belangrijke mate samen met identiteit. Het begrip identiteit is een belangrijk idee dat vaak is bestudeerd in de sociale wetenschappen. Door te focussen op de psychosociale ontwikkeling erkende Erikson (1968, p. 25) zowel psychologische als sociale en persoonlijke dimensies van identiteit, waardoor Erikson een basis creëerden voor een allesomvattende,

multidimensionale theorie van identiteitsvorming. Deze multidimensionale theorie bestaat uit drie onderdelen, namelijk: de psychologische dimensie, de persoonlijke dimensie en de sociale dimensie (Levine, 2002, p. 55) Deze onderdelen moeten bij elkaar komen tijdens de identiteitspodium, en als dat niet gebeurt is een identiteitscrisis volgens Erikson evident. Het kan worden gesteld dat de identiteit sociaal geconstrueerd is. Deze socioculturele benadering over identiteitsformatie

beschouwt de polen van sociaal-culturele processen enerzijds en individuele werking anderzijds als bestaande in een dynamische spanning. Een sociaal-culturele benadering van de identiteit van mening dat deze polen van sociaal-culturele processen en individuele functioneren als de interactie momenten in het menselijk handelen, in plaats van statische processen die los van elkaar bestaan (Vygotsky, 1995).

In de moderne samenleving hebben de recente culturele veranderingen ervoor gezorgd dat de vorming en het behoud van een gevoel van identiteit problematischer is geworden voor vrijwel iedereen die wordt beïnvloed door de Westerse cultuur (Levine, 2002, p. 98). Het proces van

identiteitsvorming op weg naar volwassenheid is voor veel jongvolwassenen veranderd. Bovendien lijken identiteitsproblemen te worden verergerd bij jongeren met een niet-westerse achtergrond. Zij hebben geen toegang tot de culturele bronnen die de meerderheid van de jongeren helpt een

gewaardeerde sociale identiteit te construeren (Levine, 2002, p. 141). Voor de meeste traditionele samenlevingen is de vorming van een volwassen identiteit een relatief eenvoudig proces. Normaliter passen kinderen in hun opvoeding zich aan aan de lokale culturele normen en waarden. Hierbij nemen zij de voorgeschreven rollen van de ouders en grootouders over. Degenen die dit niet doen kunnen mogelijk moeilijkheden ervaren in de sociale omgang (Levine, 2002, p. 155)

In de moderne en laat moderne samenleving worden verplichtingen vervangen door keuzes, als de basis van zelfdefinitie. Identiteitsvorming is daardoor uitgegroeid tot een complex, onzeker en eenzaam proces (Levine, 2002, p. 215). Kijkend naar de jongvolwassen Eritrese vluchtelingen en hun achtergrond staan zij in een moderne samenleving voor cruciale keuzes met betrekking tot

fundamentele zaken van persoonlijke betekenis. Het is in deze context dat wij kunnen begrijpen hoe jongvolwassen vluchtelingen uit Eritrea het proces van het vormen van een volwassen identiteit in het algemeen anders ervaren dan de meeste mensen in de Westerse samenleving, maar het is nog

complexer voor de Eritrese vluchteling die als jongvolwassene vanuit een andere culturele achtergrond te kampen heeft met cultuurverschillen.

(17)

ontstaan van zowel de geografische als de culturele omgeving. Dit kan leiden tot enorme

identiteitsveranderingen en vaak ontstaat er een creatie van een transnationale identiteit. Dit is een identiteit die ontstaat uit verschillende culturen, waardoor nieuwe hybride culturele vormen ontstaan (Davids & van Houte, 2008, p. 1420). Er kan dus een botsing ontstaan tussen de normen en waarden uit verschillende culturen en als strategie proberen migranten een transnationale identiteit te

ontwikkelen. Zij zijn namelijk niet in staat om voor een van beide culturen of landen te kiezen maar proberen het beste van beide culturen te combineren. Dit wordt ook wel biculturele

identiteitsintegratie genoemd (Braakman, 2007, p. 17)

Twee onafhankelijke dimensies vormen de basis voor de biculturele identiteit en integratie, namelijk: de cultuur continuïteit dimensie; de mate waarin vluchtelingen hun cultuur, erfenis en identiteit behouden en de contact dimensie; de mate waarin een vluchteling betrokkenheid zoekt bij de cultuur van het gastland (Braakman, 2007, p. 18). Benet-Martinez et al. (2002, p. 492)

onderzochten de relatie tussen deze twee dimensies en de invoering van het begrip biculturele identiteitsintegratie die zij definiëren als: ’biculturele individuen zijn individuen met een dubbele culturele identiteit waarbij deze culturele identiteiten elkaar kruisen of overlappen’. Benet-Martinez et al. (2002, p. 510) beargumenteren ook dat succesvolle biculturele identiteitsintegratie afhankelijk is van de afstand of het conflict tussen het gastland en het land van herkomst. Deze variatie in biculturele identiteitsintegratie kan uiteindelijk een belangrijke rol spelen in het gedrag en cognitief functioneren van biculturele individuen (Benet-Martinez et al., 2005, p. 516).

Henry et al. (2009, p. 54) stellen dat vluchtelingen het verlies van de cultuur van het land van herkomst in de vorm van permanente bindingen pogen te behouden. Deze conservering kan

plaatsvinden door middel van nostalgie, religie, en andere factoren die te koppelen zijn aan de cultuur. Door voortdurend bezig te zijn met de oorspronkelijke cultuur is volgens Henry et al. (2009, p. 75) vaak een oplossing om de moeilijkheden rond integratie in het gastland niet te hoeven confronteren. Hoewel het constant bezig zijn met activiteiten die betrekking hebben op de cultuur van het land van herkomst de vluchteling troost, kan het ook een innerlijk cultureel conflict verergeren en het gevoel van belonging in de weg staan.

2.3.2 Economische ‘embeddedness’

Een vluchteling wordt als economisch ‘embedded’ gezien als hij of zij in een duurzaam levensonderhoud kan voorzien. Het gaat om de mate waarin iemand toegang heeft tot bronnen en bezit, zoals een inkomen, huisvesting, land, voorraad, transport, onderwijs en gezondheidszorg. Het levensonderhoud is duurzaam als het tegenslagen kan voorkomen of makkelijk hiervan kan herstellen (Davids & van Houte, 2008, p. 1417). Wegens de hoge instroom van Eritrese vluchtelingen is

huisvesting op korte termijn na de asielprocedure vaak een probleem. Hierdoor moeten vluchtelingen langer in asielzoekerscentra verblijven. Men heeft hier vaak echter niet genoeg geld om in alle

behoeftes te voorzien of om eventuele schulden die zij tijdens de reis hebben gemaakt af te lossen. Daarnaast is volgens Davids en Van Houte (2008, p. 1420) voor een vluchteling het vinden van een

(18)

baan vaak erg moeilijk en is het inkomen van de gevonden banen meestal onvoldoende. Veel

vluchtelingen zijn niet in staat om een duurzaam inkomen op te bouwen in het gastland dat voldoende is om henzelf en/of familieleden te onderhouden. Aangezien Nederland een zorgstaat is heeft dit geen invloed op eventueel onderwijs of medische zorg. Het gebrek aan een duurzaam inkomen kan echter wel sociale problemen veroorzaken voor vluchtelingen die tijdens hun reis naar Nederland geld hebben moeten lenen bij achterblijvende familie in Eritrea met de belofte de schuld direct terug te betalen zodra hij of zij is aangekomen in het gastland.

2.3.3 Sociale ‘embeddedness’

Sociale netwerk wetenschappers zoals Bourdieu (2011, p. 81) bestuderen de banden tussen mensen op een persoonlijk en institutioneel niveau en traceren hoe netwerken individueel gedrag en handelen beïnvloeden. De analyse van sociale netwerken is belangrijk in migratie onderzoek om vast te leggen hoe de nieuwe migranten gebruik maken van sociale banden om er achter te komen hoe alles werkt in het nieuwe land, om gemeenschappen te vormen en om kapitaal te accumuleren (Bourdieu, 2011, p. 85). In dit onderzoek zal worden benadrukt hoe sociale netwerken worden gebruikt voor de ondersteuning van nieuwe migranten, het verstrekken van informatie over het gastland en hoe de sociale netwerken de vestiging vergemakkelijken.

Sociale relaties zijn dus zeer belangrijk voor de vluchteling om succesvol in het gastland te integreren. Sociale contacten geven de vluchteling het gevoel van sociaal geaccepteerd worden. Sociale netwerken zijn daarnaast belangrijk om informatie te krijgen, om persoonlijke en intieme zaken te delen en een gevoel te hebben op iemand te kunnen bouwen, zowel emotioneel als materieel (Davids & van Houte, 2008, p.1420). Inzicht in sociale netwerken is dus cruciaal om te begrijpen hoe vluchtelingen middelen verzamelen om in de nieuwe samenleving te integreren.

Sociologen noemen deze invloeden en middelen ‘sociaal kapitaal’, waarbij wordt verwezen naar de functies van sociale netwerken met betrekking tot de vorming en accumulatie van sociaal kapitaal. De belangrijkste theoretici van sociaal kapitaal zijn Coleman (1988) en Putnam (2000). Volgens Putnam vallen sociale netwerk en sociaal kapitaal samen en wordt het woord kapitaal als een metafoor gebruikt die weinig of geen verband heeft met de klassieke definitie van kapitaal als een economische troef. Bourdieu (2011, p. 87) gebruikt het concept als verklarende kracht, hij koppelt sociaal kapitaal aan economisch kapitaal, zodat het als metafoor refereert naar al de dingen die men uit sociale banden kan halen. Volgens Bourdieu (2011, p. 82) is economisch kapitaal ‘de basis van alle andere vormen van kapitaal’. Hoewel het economisch kapitaal is vermomd als sociaal en cultureel kapitaal betekent dat niet dat het sociale of culturele kapitaal kan worden omgezet in economisch kapitaal. Kortom, het krijgen van toegang tot de gewaardeerde sociale netwerken en accumuleren culturele kapitaal betekent niet noodzakelijk dat deze sociaal en cultureel kapitaal in economisch kapitaal kan worden omgezet. Socioloog Urry (2007, p. 195) betoogt dat de relatie van sociaal kapitaal en sociale netwerken vervangen kan worden door het begrip ‘netwerk kapitaal’, dat hij omschrijft als ‘het vermogen om sociale relaties te vormen en in stand te houden met mensen die emotionele, financiële en praktische voordelen kunnen voortbrengen’.

(19)

De vorming van sociaal kapitaal in sociale netwerken, ofwel het netwerk kapitaal, zal in dit onderzoek gebruikt worden om de vorming van eventuele gemeenschappen te begrijpen. De notie van begrensde solidariteit, afdwingbare vertrouwen en wederkerigheid zullen toegepast worden om te begrijpen hoe etnische identiteit bijdraagt aan de vorming van kapitaal en / of de vorming van kapitaal blokkeert (Portes, 1998, p. 8). Er zal worden onderzocht in hoeverre de jongvolwassene Eritrese vluchtelingen zich verankeren in gemeenschappen op basis van nationale of etnische identiteit. Daarnaast zal worden bestudeerd om welke reden contact met deze gemeenschappen wordt gezocht, of het opbouwen van sociaal kapitaal en het verbeteren van toegang tot materiële middelen de motivatie is of de gedeelde culturele waarden.

2.4 Agency en jongvolwassenheid

Centraal in dit onderzoek staat onder meer de relatie tussen sense of belonging en agency. Met agency wordt de autonomie en de keuzevrijheid van de jongeren bedoeld. Agency is dus de mogelijkheid van jongeren om op zinvolle wijze invulling en betekenis te geven aan hun dagelijks leven, waarmee zij ook uiting geven aan hun coping vermogen, hun aanpassingsvermogen en hun veerkracht (Arnett, 2000, p. 469). Volgens antropoloog Bucholtz (2002, p. 520) is agency het gevoel van

verantwoordelijkheid over het leven, het geloof dat de persoon zelf verantwoordelijk is voor de uitkomsten van zijn of haar beslissingen en de overtuiging dat hij of zij hindernissen, die de autonoom gekozen levensloop bemoeilijken, kan overkomen. Jongeren uiten hun agency vaak in reactie op structurele krachten van instituties die hun leven beïnvloeden. Bucholtz (2002, p. 531) stelt verder dat jongeren spanning kunnen ervaren tussen de verleidelijke beloftes van de

maatschappij en de verwachtingen van traditiegetrouwe volwassenen, waarbinnen zij zich gevangen voelen.

Wyness, Harrison en Buchanan (2004, pp. 81-99) stellen dat traditionele westerse concepten van ‘childhood’ van kinderen en jongeren in westerse samenlevingen er over het algemeen van uit gaan dat kinderen en jongeren verstoken zijn van agency, doordat zij worden geïndoctrineerd en

gemanipuleerd door volwassenen. Echter stelt de psycholoog Arnett (2000, p. 472) dat agency vooral van belang is tijdens de opkomende volwassenheid, een levensfase tussen de 18 en 25 jaar die hij beschrijft aan de hand van het concept ‘emerging adulthood’. Arnett (2000, p. 472) stelt dat de periode van ‘emerging adulthood’, niet vergeleken kan worden met adolescentie. Hierbij is het van belang te begrijpen dat jongvolwassenheid alleen bestaat in culturen waarin jongeren onafhankelijk zijn tijdens hun late tienerjaren tot midden twintiger jaren. Culturele invloeden kunnen de mate waarin opkomende volwassenen gebruik maken van het exploreren van hun onafhankelijkheid beperken. In de westerse samenlevingen wordt de onafhankelijkheid van het individu bevorderd en gestimuleerd. Autonomie, individuele uniekheid en zelfexpressie worden binnen deze culturen over het algemeen sterk gewaardeerd. Tegenover deze samenlevingen staan de collectivistische

samenlevingen, waaronder de Eritrese samenleving. Binnen deze samenlevingsvormen wordt de interdependentie tussen de verschillende individuen bevorderd. Gehoorzaamheid en conformiteit

(20)

worden gewaardeerd en het afwijken van culturele verwachtingen wordt ontmoedigd (Arnett, 2000, p. 473). Vanuit dit culturele perspectief gezien speelt de cultuur waarin iemand geboren is een grote rol in het al dan niet ervaren van agency. Net als adolescentie is jongvolwassenheid een periode die cultureel is geconstrueerd en niet universeel of onveranderlijk is.

Opkomende volwassenheid is een periode in een individu’s leven waarin veel opties nog mogelijk zijn en waarin nog weinig over de toekomst is besloten. Jongvolwassenheid wordt gekenmerkt door relatieve onafhankelijkheid van sociale rollen en normatieve verwachtingen. Een individu verlaat hierbij zijn kindertijd en adolescentie. De jaren van jongvolwassenheid zijn dan ook de meest bepalende jaren voor het ontdekken en uitoefen van agency. Dit geldt echter niet voor alle jongvolwassenen. Verder is uit het Arnett’s (2000, p. 475) onderzoek gebleken dat jongvolwassenen zichzelf niet ervaren als adolescenten en tegelijk zichzelf ook niet zien als volwassenen Dit

weerspiegelt een subjectief gevoel dat de jongvolwassenen de adolescentie hebben verlaten, maar nog niet volledig zijn ingevoerd als volwassene (Arnett, 2000, p. 475).

Volgens Arnett (2000, p. 476) zijn er demografische verschillen bij de opkomende volwassenheid. Hierbij kan er gekeken worden of de jongvolwassene nog bij zijn ouders of op zichzelf woont. Doordat merendeel van de jongvolwassene in zijn late tienerjaren en begin twintiger jaren vaak geen of weinig verplichtingen heeft zoals een gezin of vaste baan, is het vaak

makkelijker voor een jongvolwassene om naar een andere stad, land of werelddeel te migreren en daar opnieuw te beginnen. In het bijzonder is vanaf 18 tot 25 jaar de demografische status van iemand zeer moeilijk te voorspellen. De demografische diversiteit en de onvoorspelbaarheid van jongvolwassenen is een weerspiegeling van de experimentele en oriënterende eigenschappen van deze levensfase. Parsons (1942, p. 10) noemde de adolescentie de ‘roleless role’, maar volgens Arnett (2000, p. 467) is deze term van toepassing op jongvolwassenheid. Opkomende volwassenen hebben vaak een bredere reikwijdte aan mogelijkheden dan personen in andere levensfasen. Dit maakt de demografische toestand van jongvolwassenen vaak onvoorspelbaar. Hoewel vaak wordt gesteld dat de transitie van jongvolwassenheid naar volwassenheid pas kan plaatsvinden zodra er demografische stabiliteit is, is dit volgens Arnett (2000, p. 475) niet correct. Volgens Arnett (2000, p. 475) vinden jonge mensen vaak dat zij volwassenheid hebben bereikt zodra ze een stabiele

woonplaats hebben, klaar zijn met school, een carrière hebben en getrouwd zijn. De kenmerken in het subjectieve gevoel van jongvolwassen van het bereiken van

volwassenheid zijn vaak niet alleen demografisch maar voornamelijk individualistische karakter eigenschappen (Arnett, 2000, p, 475). In de overgang naar volwassenheid is het van essentieel belang dat de jongvolwassene een zelfvoorzienend persoon wordt. Door eigen verantwoordelijkheid te accepteren en onafhankelijke beslissingen te kunnen maken (Arnett, 2000, p. 475). Daarnaast is financiële onafhankelijkheid cruciaal voor de zelfvoorziening. Zodra is voldaan aan deze

voorwaarden kan de transitie van jongvolwassene naar volwassene plaatsvinden. Dit gebeurt voor de meeste jongvolwassenen in hun jaren twintiger tot eind twintiger jaren (Arnett, 2000, p. 477). Tot slot onderscheidt opkomende volwassenheid zich ook in identiteitsverkenning. Een belangrijk kenmerk van de opkomende volwassenheid zijn de kansen om de identiteit te verkennen op het gebied van

(21)

liefde, werk en wereldbeelden. Hoewel adolescentie vaker wordt geassocieerd met identiteitsvorming spelen volgens Arnett (2000, p. 472) bepaalden elementen in de opkomende volwassenheid ook een rol in de identiteitsvorming.

Doordat de geïndustrialiseerde samenleving een langdurige adolescentie creëert voor langere identiteitsverkenningen kan er worden gesteld dat in plaats van tijdens de adolescentie, van 10 tot 18 jaar, de meeste identiteitsverkenning plaats vindt in de jongvolwassenheid, van 18 tot 25

(Erikson,1968, p. 25). Hoewel de identiteitsverkenningen van opkomende volwassenheid een

bijzondere en intense tijd is, worden deze verkenningen niet altijd ervaren als plezierig. Verkenningen in de liefde leiden soms tot teleurstelling, ontgoocheling, of afwijzing. Verkenningen op het werk kunnen soms resulteren in werk dat niet bevredigend en vervullend is. Exploreren in wereldbeelden kan soms leiden tot afwijzingen van bepaalde overtuigingen (Arnett, 2000, p. 469). Ook onderzoekt en vormt het merendeel van de jongvolwassenen hun identiteit op zichzelf, zonder de ondersteuning van familieleden(Arnett, 2000, p. 469). Niettemin, zijn opkomende volwassenen zeer optimistisch over uiteindelijk het bereiken van hun doelen (Arnett, 2000, p. 476).

Kortom, de jaren van jongvolwassenheid worden gekenmerkt door een hoge mate van demografische diversiteit en instabiliteit als gevolg van de nadruk op veranderingen en exploratie. Daarnaast vinden er tijdens jongvolwassenheid cruciale veranderingen plaats in de eigenschappen. Veel jongvolwassene neigen zowel in het karakter als financieel zelfvoorzienende te worden, door verantwoordelijkheid te nemen en onafhankelijke beslissingen te maken. De overgang van

opkomende volwassenheid naar volwassenheid vindt vaak in de late jaren twintig plaats, zodra de diversiteit versmalt en de instabiliteit vergemakkelijkt en meer duurzame keuzes in de liefde en werk worden gemaakt.

In dit onderzoek zal worden bestudeerd in hoeverre de kenmerken van ‘emerging adulthood’ ofwel opkomende volwassenheid en agency van toepassing zijn op de jongvolwassene Eritrese vluchtelingen. Dit is van belang om de gedragingen en gevoelens van vluchtelingen te verklaren. Daarnaast is jongvolwassenheid ook een verklarende factor in de identiteitsformatie van de

jongvolwassene vluchtelingen. In de bovenstaande paragraaf is verklaard wat kenmerkend is aan de ‘emerging adulthood’. De jongvolwassen Eritrese vluchtelingen kunnen daarom op verschillende manier hun trauma’s verwerken en ook in verschillende manieren een gevoel van belonging hebben in Nederland. Hoewel de ervaringen per individu verschillen zullen de kenmerkende factoren en

eigenschappen van jongvolwassenheid echter hetzelfde zijn. Al met al helpt de theorie van

jongvolwassenheid een ander licht te werpen op identiteitsvorming, coping en sense of belonging van de jongvolwassene Eritrese vluchtelingen in Nederland.

(22)

3. Interdisciplinariteit

Dit onderzoek kenmerkt en onderscheidt zich door de interdisciplinaire opzet. Een interdisciplinaire aanpak van een onderzoek kan van grote waarde zijn omdat het verschillende inzichten integreert en daardoor het denken vanuit een enkele discipline kan doorbreken (Repko, 2008). Uit het theoretisch kader is gebleken dat ‘sense of belonging’ van jongvolwassen vluchtelingen een erg complex thema is dat vanuit verschillende perspectieven verklaard kan worden. Om het gevoel van ‘belonging’ bij de jongvolwassene Eritrese vluchtelingen in Nederland te verklaren is in deze scriptie gebruik gemaakt van een antropologisch, een sociologisch, een psychologisch en politiek perspectief.

‘Emerging adulthood’ ofwel jongvolwassenheid is in het theoretisch kader geconceptualiseerd als een psychologische ontwikkelingsfase. Hoewel er binnen de theorie weinig aandacht wordt besteed aan de culturen waarin deze ontwikkelingsfase voorkomen, is deze psychologische dimensie van groot belang bij het verklaren van de vorming van een sense of belonging. Deze psychologische ontwikkelingsfase hangt in belangrijke mate samen met identiteit en is een belangrijk aspect van de psychosociale ‘embeddedness’; het in staat zijn om een identiteit te vormen en deze te uiten zodat een verbinding tussen de persoon- en een gevoel van belonging met de samenleving ontstaat. De

psychosociale ‘embeddeness’ beïnvloedt de beschikbaarheid en kwaliteit van het sociale netwerk van het individu. Sociale netwerken zoals familie en vrienden zijn essentieel in dit onderzoek omdat deze het psychologische vermogen tot coping van traumatische gebeurtenissen bij gedwongen vluchteling kan beïnvloeden.

De psychologische en sociologische discipline lijken elkaar dus te beïnvloeden bij het verklaren van de sense of belonging. Naast deze twee dimensies zal de ervaring van sense of belonging ook worden verklaard vanuit een antropologische discipline. De culturele kloof tussen de Eritrese en Nederlandse cultuur kunnen het gevoel van belonging beïnvloeden. Daarnaast speelt het wel of niet hebben van een stabiele Eritrese gemeenschap als vangnet in Nederland ook een grote rol. Deze twee culturen spelen een cruciale rol bij de psychosociale identiteitsvorming van de vluchtelingen. Er is dus ook sprake van een psychosociale dimensie waarin het begrip identiteit centraal staat. Daarnaast is er ook sprake van een politieke dimensie aangezien de vluchtmotieven van Eritrese vluchtelingen van politieke aard is. Er is gebleken hoe de verschillende factoren in diverse disciplines worden behandeld. Doordat er een duidelijke wisselwerking bestaat tussen deze disciplines is het van essentieel belang om rekening te houden met deze interactie bij het verklaren van de vorming en ervaring van sense of belonging bij jongvolwassen Eritrese vluchtelingen in Nederland.

(23)

4. Probleemstelling 4.1 Inleiding

De enorme toestroom van jongvolwassen Eritrese vluchtelingen heeft voor enig tumult gezorgd binnen de samenleving. Een aantal maatschappelijke botsingen heeft geleid tot vragen over hoe deze vluchtelingen binnen de samenleving passen en of ze überhaupt binnen de Nederlandse samenleving kunnen passen. Zoals is gebleken uit het theoretische kader zijn de hoofdconcepten ‘sense of

belonging’, ‘identiteit’ en ‘agency’ met elkaar verbonden. Daarnaast zijn factoren zoals de culturele kloof tussen de Nederlandse en Eritrese cultuur, trauma’s en sociale netwerken belangrijke concepten voor een beter begrip van de ‘sense of belonging’ van jongvolwassen Eritrese vluchtelingen. Ook de verschillen tussen de oudere generatie en nieuwe generatie Eritrese vluchtelingen spelen een grote rol bij de mate van gevoel van belonging in Nederland. Bij jongvolwassen Eritrese vluchtelingen in

Nederland bestaan de sociale contacten voornamelijk uit landgenoten, andere Eritreeërs. Dit kunnen Eritreeërs zijn die een jaar eerder zijn aangekomen in Nederland maar wel dezelfde situatie hebben meegemaakt of het kunnen Eritreeërs zijn die al decennia in Nederland wonen, de Eritrese diaspora. De Eritrese diaspora ontstond in het kader van de dertigjarige onafhankelijkheidsoorlog met Ethiopië die in 1961 begon. De oorlog werd vooral uitgevoerd op Eritrees grondgebied waardoor een groot deel van de Eritrese bevolking een doelwit van repressie, terreur en geweld werd. Honderden

Eritreeërs werden gedwongen hun huizen te ontvluchten en de meerderheid ging naar naburige landen zoals Soedan en Somalië, maar velen verspreidden zich naar Noord- Amerika en Europa, waaronder Nederland.

Volgens antropoloog Indra (1999, p. 80) werden deze diasporagemeenschappen sterk

beïnvloed door de aanhoudende nationalistische strijd in Eritrea. Velen in de diaspora hebben nauwe banden met de Eritrese People’s Liberation Front (EPLF) onderhouden. De EPLF is sinds 1991 tot op heden de enige regerende partij van de onafhankelijke staat Eritrea. De Eritrese diaspora voelt zich in grote lijnen verbonden met de doelstellingen van de EPLF, en heeft financieel bijgedragen. Voor de meeste Eritreeërs in het buitenland heeft de nationalistische strijd een overheersende invloed

gevormd; het vormt een referentiekader voor gewenst gedrag, en wordt vaak gebruikt om de grenzen van belangrijke sociale relaties te bepalen (Indra, 1999, p. 92).

De Eritrese diaspora is dus sinds 1961 voor de onafhankelijkheidsoorlog met Ethiopië gevlucht. De jongvolwassene Eritrese vluchtelingen die na 1993, na de Eritrese onafhankelijkheid, zijn gevlucht zijn grotendeels wegens politieke motieven gevlucht. Volgens UNHCR (2014) vluchten de afgelopen jaren Eritreeërs voornamelijk voor de militaire dienstplicht in Eritrea die officieel anderhalf jaar duurt, maar in de praktijk eindeloos blijkt te worden verlengd. Er zijn dus duidelijke verschillen in de vluchtmotieven van de oudere en jongeren generatie van Eritreeërs in de diaspora. Om deze reden is het belangrijk te onderzoeken in hoeverre de jongvolwassene Eritrese vluchtelingen de oudere generatie Eritreeërs in Nederland ervaren als nuttige sociale contacten en of zij in positieve zin gebruik maken van dit sociaal netwerk. Deze inzichten zullen gebruikt worden om een

(24)

4.2 Doelstelling

In dit onderzoek worden de ervaringen van jongvolwassene Eritrese vluchtelingen in Nederland inzichtelijk gemaakt. Het doel van dit onderzoek is door middel van life-historie interviews meer inzicht te krijgen in de verschillende invloeden die meespelen bij de vorming van een sense of

belonging en hoe deze invloeden zich tot elkaar verhouden en elkaar mogelijk versterken. Hierbij zijn de verschillende ervaringen, meningen, gevoelens en attitudes van de jongvolwassene vluchtelingen van belang. Er is specifiek voor de doelgroep jongvolwassen Eritrese vluchtelingen gekozen omdat uit het theoretisch kader is gebleken dat opkomende volwassenheid een periode is waarin nog veel opties mogelijk zijn in het leven en waarin nog weinig over de toekomst is besloten. De late tienerjaren tot aan het 25ste levensjaar zijn voor de meeste mensen de meeste bepalende jaren (Arnett, 2000, p. 472).

Binnen het theoretisch kader zijn verschillende inzichten naar voren gekomen die licht werpen op het hoofdconcept ‘sense of belonging’. Allereerst dient er rekening te worden gehouden met trauma’s die zowel pre-migratie als post-migratie kunnen voorkomen. Deze trauma’s zijn mogelijk van invloed op het gevoel van ‘belonging’ in het gastland. Daarnaast kan volgens Davids en Van Houte (2008, p. 1421) een vluchteling zich pas volledig thuis voelen in het gastland als hij of zij voldoet aan de verschillende dimensies van ‘mixed embeddedness’. Deze mix van ‘embeddedness’ bestaat uit psychosociale, economische, en sociale ‘embeddedness’. Verder kunnen culturele verschillen tussen de Eritrese en Nederlandse cultuur ook het gevoel van ‘belonging’ in Nederland vergroten of

verkleinen. Tot slot kan ook de achtergrond van de vluchteling of de persoonlijke invloeden, zoals attitudes, een rol spelen bij het gevoel van belonging. Een hoog sociaal-economische achtergrond of opleidingsniveau in Eritrea kan leiden tot een groter gevoel van belonging in de Nederlandse

samenleving; andersom kan een laag opleidingsniveau en lagere sociale economische achtergrond ook leiden tot een groter kloof met de Nederlandse samenleving.

Om deze verschillende invloeden en hun wisselwerking in kaart te brengen is het noodzakelijk om de vluchtelingenstatus als proces te beschouwen. Eerst zal het leven in het land van herkomst, Eritrea, worden bestudeerd en zal er gekeken worden naar de vluchtmotieven. Vervolgens zal de reis naar Nederland worden bestudeerd. Daarna zal worden gekeken naar het leven in Nederland en de daarbij horende ervaringen. Daaropvolgend zal met behulp van concepten uit het theoretisch kader het gevoel van ‘belonging’ in Nederland worden bestudeerd. Hierbij staat het perspectief van de vluchtelingen centraal, omdat er tot op heden nog onvoldoende literatuur is die vanuit het perspectief van de vluchteling is geschreven.

4.3 Vraagstelling

Om de ervaringen van jongvolwassen Eritrese vluchtelingen in Nederland beter te begrijpen, met betrekking tot hun ‘sense of belonging’, zal in dit onderzoek worden getracht de volgende

vraagstelling te beantwoorden: In hoeverre ervaren de jongvolwassene Eritrese vluchtelingen een gevoel van sense of belonging in Nederland? Om deze vraag te beantwoorden zal worden gekeken

(25)

naar verschillende factoren die de ‘sense of belonging’ van jongvolwassen Eritrese vluchtelingen kunnen beïnvloeden; namelijk de opgelopen trauma’s, de culturele kloof met de Nederlandse samenleving, het eigen sociaal netwerk, en agency. Deze mogelijke invloeden op de ‘sense of belonging’ zullen op deze manier met elkaar in verband worden gebracht. Dit leidt tot de volgende vier deelvragen.

1. In hoeverre ervaren de jongvolwassen Eritrese vluchtelingen trauma’s die pre- of post-migratie zijn opgelopen? Deze deelvraag behandelt de fase van vertrek uit het land van herkomst en de reis naar en aankomst in Nederland. Hoewel de situatie van elke vluchteling anders is, is uit het theoretisch kader gebleken dat de meeste vluchtelingen verschillende vormen van geweld hebben meegemaakt, zoals dood van familieleden, fysiek geweld, seksueel geweld, beschietingen, en andere vormen van marteling (Gladden, 2012). Er bestaat dus een grote kans dat vluchtelingen permanente psychische probleem ervaren, waaronder PTSS. Uit het theoretisch kader is verder gebleken dat culturele aanpassingen, of de invloeden na de migratie ook kunnen leiden tot trauma’s, dit zijn post-migratie trauma’s. De focus in deze vraag zal daarom liggen op eventuele pre- of post-post-migratie trauma’s bij jongvolwassene vluchtelingen en hoe zij daarmee omgaan.

2. In hoeverre hebben de jongvolwassene Eritrese vluchtelingen zich cultureel moeten aanpassen in Nederland? De focus ligt hierbij op de gedachten, motieven en verhalen die respondenten hebben in en van de Nederlandse cultuur. Van de respondenten wordt verwacht dat zij terugkijken naar de periode voorafgaand aan hun vertrek uit Eritrea in vergelijking met de ervaring in Nederland. Bij deze deelvraag zal de nadruk liggen op de gevoelens en ervaringen van jongvolwassene Eritrese vluchtelingen met betrekking tot de Nederlandse samenleving.

3. In hoeverre ervaren de jongvolwassene Eritrese vluchtelingen een gevoel van belonging bij de oudere Eritrese gemeenschap in Nederland? Het merendeel van de Eritrese diaspora is vanaf 1961 tot 1991 voor de onafhankelijkheidsoorlog met Ethiopië gevlucht. De Eritrese vluchtelingen die sinds 1993 tot op heden vluchten zijn voornamelijk wegens politieke motieven gevlucht. Terwijl in de afgelopen jaren Eritreeërs voornamelijk vluchten voor de militaire dienstplicht in Eritrea. Er zijn dus duidelijke verschillen in de vluchtmotieven van de oudere en jongeren generatie van Eritreeërs in de diaspora. Tegen die achtergrond wordt met deze deelvraag onderzocht in hoeverre de jongvolwassene Eritrese vluchtelingen de oudere generatie Eritreeërs in Nederland ervaren als nuttige sociale

contacten

4. Op welke manier ervaren de jongvolwassene Eritrese vluchtelingen agency in het opbouwen van een nieuw leven in Nederland? Met behulp van de antwoorden op de vorige deelvragen wordt

gekeken tot op welke hoogte de jongvolwassene Eritrese vluchtelingen op zinvolle wijze invulling en betekenis geven aan hun dagelijks leven in Nederland, waarmee zij ook uiting geven aan hun coping vermogen, hun aanpassingsvermogen en hun veerkracht. Tot slot zal er ook worden gekeken wat het toekomstperspectief van de jongvolwassene Eritrese is.

(26)

4.4 Relevantie

Dit onderzoek is wetenschappelijk relevant omdat het een lacune opvult in de bestaande theorie. Het biedt nieuwe inzichten in het migratie- en integratieproces van vluchtelingen in Nederland door te kijken naar het hele levensverhaal vanuit het perspectief van de vluchteling. In dit onderzoek worden niet alleen de nationale problemen in Nederland met betrekking tot vluchtelingen behandeld, maar wordt ook een transnationaal perspectief belicht. Daarnaast belicht dit onderzoek het concept ‘sense of belonging’ vanuit de integratie van verschillende factoren. Bestaand onderzoek vanuit de overheid is vaak kwantitatief van aard, waarbij politieke en culturele aspecten van het vluchtelingenbestaan niet aan de orde komen, waardoor er geen volledig beeld gevormd kan worden over de identiteit van de vluchtelingen. Er wordt met dit onderzoek getracht een nieuw licht te werpen op de

vluchtelingenproblematiek, waarmee een kritische bijdrage kan worden geleverd aan de actuele maatschappelijke discussies rondom ’bootvluchtelingen’ en integratieproblemen in Nederland. Door te kijken naar de perspectieven en ervaringen van de vluchtelingen kan een betere evaluatie plaatsvinden over eventuele ondersteuning in het integratieproces. Het is daarom zeer relevant om dit onderzoek uit te voeren en kritisch te zijn om een groot maatschappelijk probleem te kunnen verhelderen en

eventueel advies te geven aan zowel de Nederlandse samenleving als de jongvolwassene Eritrese vluchtelingen.

(27)

5. Methodologie

5.1 Onderzoeksstrategie

Dit onderzoek zal een breed en veelomvattend beeld geven van de gevoelens en ervaringen van jongvolwassene Eritrese vluchtelingen in Nederland. De focus in dit onderzoek ligt op het begrijpen van deze gevoelens en ervaringen en de betekenisgeving daarachter, wat moeilijk kwantitatief, of in cijfers, uitgedrukt kan worden. Om die reden is een kwalitatieve strategie het meest bruikbaar. Een kritiekpunt van kwalitatief onderzoek is vaak dat deze vorm van onderzoek erg beperkt is en resultaten niet kunnen worden gegeneraliseerd (Bryman, 2008). Dit onderzoek zal inderdaad beperkt blijven tot een aantal interviews met jongvolwassene Eritrese vluchtelingen in Nederland. Het doel van het onderzoek is dan ook niet om uitspraken te doen over de gehele populatie van Eritrese vluchtelingen, maar juist om de aandacht te vestigen op individuele verhalen. Toch zal getracht worden om bepaalde overeenkomsten en verschillen te ontdekken, zodat men na het lezen van deze scriptie een redelijk beeld kan krijgen van de situatie waarin jongvolwassene Eritrese vluchtelingen zich bevinden.

Er wordt uitgegaan van een interpretatieve epistemologie. Deze geeft aan dat een onderscheid bestaat tussen objecten binnen natuurwetenschappen en objecten binnen sociale wetenschappen. Sociale wetenschappers moeten het menselijk gedrag begrijpen in plaats van uitleggen (Bryman, 2008). Door naar achterliggende invloeden te vragen, kan de manier waarop jongvolwassene Eritrese vluchtelingen het gevoel van belonging ervaren beter worden begrepen. Tot slot wordt er vanuit een constructivistische ontologie onderzocht. Sociale fenomenen en hun betekenissen worden constant geconstrueerd door sociale actoren door middel van sociale interactie (Bryman, 2008). Zij zijn daarom constant in verandering. De concepten die worden behandeld in dit onderzoek, kunnen zich telkens ontwikkelen doordat mensen een andere betekenis aan ze geven.

Het onderzoek zal een inductief karakter hebben. De hoofdvraag is relatief open gesteld. Door middel van beantwoording van de onderzoeksvragen kunnen dus nieuwe inzichten worden bereikt. Zo kunnen andere, nieuwe aspecten naar voren komen die nog niet in het theoretisch kader genoemd zijn. Deze nieuwe concepten kunnen worden verbonden aan de eerder gevonden

theorieën en deze uitbreiden.

5.2 Onderzoeksmethode

Er zullen life history interviews en focus groepen gehouden worden Er is gekozen voor life history interviews omdat op deze manier informatie kan worden verzameld over de biografie van de respondent. In een interview kan men namelijk makkelijker doorvragen, wanneer iets niet duidelijk is of wanneer gedacht wordt dat er meer achter het eerst antwoord schuilt. In dit

onderzoek is een focus op bepaalde aspecten en wordt een verdeling gemaakt tussen verschillende invloeden. Daarbij zijn een aantal specifieke zaken die aangekaart zullen worden in de interviews, zoals culturele aanpassingen en trauma’s. Daarnaast is het van belang om gedeeltelijk eigen

(28)

inbreng van de respondent te verzekeren. Daarom moet het interview een zekere mate van

flexibiliteit bevatten. Op deze manier kunnen andere aspecten geïdentificeerd worden die mogelijk invloed hebben gehad op de ‘sense of belonging’.

Daarnaast zal er gebruik worden gemaakt van een focus groep. Deze focus groep zal bestaan uit tien personen. Tien respondenten in een focus groep kan er wellicht voor zorgen dat de groep te groot is waardoor bepaalden respondenten zich misschien niet comfortabel voelen om eigen meningen te uiten. Om dit te voorkomen is er een pilot focus groep gehouden. Er is voor een focus groep gekozen omdat het interessant is om bepaalde onderwerpen met de respondenten in groepsverband te bespreken. Op deze manier kan de onderzoeker inzicht krijgen in de interactie die plaatsvindt binnen de groep en kan worden geanalyseerd hoe respondenten op elkaars standpunten reageren. Om een compleet beeld te krijgen van de situatie van jongvolwassene Eritrese vluchtelingen in Nederland is het nodig om zowel meerderjarige als minderjarige vluchtelingen te interviewen. Op deze manier komen de overeenkomsten en verschillen van beide situaties aan het licht.

5.3 Operationalisering

Een belangrijk concept in dit onderzoek is de ‘sense of belonging’ van jongvolwassene Eritrese vluchtelingen in Nederland. Ook zijn de concepten ‘agency’ en ‘identiteit’ belangrijk bij het

beantwoorden van de hoofdvraag. ‘ Sense of belonging’ is het thuis voelen en een positie vinden in de maatschappij (Davis & Van Houte, 2008). Dit hoofdconcept is uitgewerkt middels het concept ‘mixed embeddedness’ en wordt zodoende opgedeeld in de volgende dimensies: economisch, sociaal en psychosociaal ‘embedded’ zijn. Daarnaast kunnen eventuele trauma’s een rol spelen bij het gevoel van ‘belonging’ in Nederland. Deze dimensies zijn gekoppeld aan de kernconcepten in de deelvragen. De eerste deelvraag over traumatische gebeurtenissen is gekoppeld aan de

psychosociale dimensie. De tweede deelvraag die vanuit een antropologische discipline is geformuleerd over de culturele aanpassing kan binnen deze dimensies aan sociale

‘embeddedness’ worden gekoppeld. Tot slot zijn de kernconcepten van derde en vierde deelvraag aan de psychosociale dimensie gekoppeld. Aangezien de concepten dicht bij elkaar liggen, zullen bepaalde indicatoren overlappen. In de bijlage is een overzichtelijk schema van de dimensies en bijbehorende indicatoren toegevoegd.

Een indicator voor economische ‘embeddedness’ is in een duurzaam levensonderhoud kunnen voorzien. De indicatoren voor deze dimensie zijn toegang tot bronnen zoals onderwijs en gezondheidszorg. Ook zijn persoonlijke bezittingen zoals een eigen inkomen en woning

belangrijke indicatoren. Een indicator voor sociale ‘embeddedness’ is het verkrijgen van

informatie of materiële steun door sociale netwerken voor bijvoorbeeld huisvesting of geld. Ook zijn sociale netwerken belangrijk voor emotionele steun bij sociale acceptatie en intimiteit. Tot slot is de indicator voor psychosociale ‘embeddedness’ identiteitsvorming en acceptatie van deze identiteit. Een verandering van een geografische en culturele omgeving leidt vaak tot de creatie van een identiteit die ontstaat uit verschillende culturen, ofwel een transnationale identiteit. Door middel van deze concepten en indicatoren zullen de resultaten worden gepresenteerd.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

praktijkonderzoeken zijn slechts de uitkomsten op de HRO principes getoond omdat de andere audits wel interessante achtergrondinformatie gaven voor de begeleiders (hoe kijken de

Maatregel Om de aanvoercapaciteit van zoetwater voor West-Nederland te vergroten wordt gefaseerd de capaciteit van de KWA via zowel Gouda als Bodegraven uitgebreid.. Dit

DEFINITIEF | Budget impact analyse eltrombopag (Revolade®) bij de behandeling van chronische idiopathische trombocytopenische purpura | 14 oktober 2016. 2016107501 Pagina 12

Netwerkleden kunnen ook andere praktische hulp geven: zij kunnen ouders of kinderen bijvoorbeeld vergezellen naar afspraken met hulpverleners, hen vervoeren naar afspraken of

(2015) Everyday drug diversions: A qualitative study of the illicit exchange and non-medical use of prescription stimulants on a university campus, in Social Science & Medicine

In de nieuwe constellatie was kortom de persoonlijke normatieve motivatie dominant en werd deze ondersteund door de economische motivatie (de angst voor meer boetes).. Ook wat

Darselect en Elsanta werden het meest aangetast door meeldauw, en ook Sonata bleef niet helemaal vrij.. Figaro werd niet geïnfecteerd door meeldauw

Aan de hand van nutriëntenonderzoe- ken die door PPO onder uiteenlopende omstandigheden zijn uitgevoerd zijn opnamecurves gemaakt voor de belang- rijkste bloembolgewassen.. Daardoor