• No results found

Toetsen hypothesen

In document Gender bias bij auditors (pagina 22-37)

4. Resultaten

4.2 Toetsen hypothesen

In deze paragraaf beschrijf ik de uitkomsten van het toetsen van de hypothesen. Ik toets de hypothesen die in het model zijn beschreven (zie figuur 5). Elke hypothese heb ik getoetst met en zonder controlevariabelen. Ik presenteer in deze paragraaf de resultaten met controlevariabelen. In

23 een enkel geval wijken deze resultaten significant af van de resultaten zonder controlevariabelen.

Dan geef ik dat weer in een voetnoot. Voor alle ANOVA-toetsen (met uitzondering van één toets bij hypothese 3a, zie voetnoot) geldt dat gelijke varianties verondersteld mogen worden (Levene’s statistic met p > 0,05). Voor een kort overzicht staan in bijlage 4 de belangrijkste uitkomsten per hypothese weergegeven in een tabel.

Figuur 5. Onderzoeksmodel met hypothesen

4.2.1 Hypothese 1a: effect gender auditee op oordeel beheersing object

Als eerste heb ik getoetst of het oordeel over de beheersing van het object negatiever is bij een vrouwelijke auditee dan bij een mannelijke auditee. Hiermee toets ik hypothese 1a.

Hypothese 1a. Een auditor zal de beheersing van het object negatiever beoordelen als de auditee een vrouw is, dan als de auditee een man is.

Dit toets ik door middel van een variantieanalyse (ANOVA), met het oordeel over de beheersing van het object als afhankelijke variabele en de casus (mannelijke of vrouwelijke auditee) als

onafhankelijke variabele. Als controlevariabelen neem ik de variabelen leeftijd, beroepsgroep en werkervaring mee. Deze analyse heb ik op drie niveaus uitgevoerd: op totaalniveau, voor mannelijke auditors en voor vrouwelijke auditors.

Totaalniveau: effect gender auditee op oordeel beheersing object

Allereerst heb ik getoetst of auditors (mannen én vrouwen) de beheersing van het object negatiever beoordelen als de auditee een vrouw is, dan als de auditee een man is. In tabel 4 staan de

uitkomsten weergegeven.

Tabel 4. Uitkomsten effect gender auditee op oordeel beheersing (totaalniveau)

Vraag Antwoord Dat blijkt uit

Totaalniveau: Wordt de beheersing van het object negatiever beoordeeld bij een vrouwelijke auditee dan bij een mannelijke auditee? (Bij grenswaarde p = 0,05)

Nee ANOVA: F (1, 190) = 2,619, p = 0,107 Eenzijdige toets: p = 0,054

Mean value mannelijke auditee = 3,28 en vrouwelijke auditee = 3,05

De beheersing van het object wordt niet significant negatiever beoordeeld bij een vrouwelijke auditee, dan bij een mannelijke auditee. De gevonden significantie (0,054) ligt net boven de

24 grenswaarde van 0,05. In onderstaand figuur 6 staat dat het gemiddelde oordeel over de beheersing van het object wel hoger is voor de casus met een mannelijke auditee dan voor de casus met de vrouwelijke auditee. Dit verschil is echter niet significant.3

Figuur 6. Verschil gemiddeld oordeel over beheersing tussen de twee casussen (totaalniveau)

Mannelijke auditors: effect gender auditee op oordeel beheersing object

Ten tweede heb ik getoetst of mannelijke auditors de beheersing van het object negatiever beoordelen als de auditee een vrouw is, dan als de auditee een man is. In tabel 5 staan de uitkomsten weergegeven.

Tabel 5. Uitkomsten effect gender auditee op oordeel beheersing (mannelijke auditors)

Vraag Antwoord Dat blijkt uit

Mannelijke auditors: Wordt de beheersing van het object negatiever beoordeeld bij een vrouwelijke auditee dan bij een mannelijke auditee? (Bij grenswaarde p = 0,05)

Ja ANOVA: F (1, 142) = 3,842, p = 0,052 Eenzijdige toets: p = 0,026

Mean value mannelijke auditee = 3,28 en vrouwelijke auditee = 2,95

De beheersing van het object wordt bij de groep mannelijke auditors inderdaad significant negatiever beoordeeld bij een vrouwelijke auditee, dan bij een mannelijke auditee. In onderstaand figuur 7 is weergegeven dat het oordeel van mannelijke auditors inderdaad lager ligt bij de casus met de vrouwelijke auditee dan bij de mannelijke auditee.

3 Als ik deze analyse uitvoer zonder controlevariabelen, is het verschil wel significant (p = 0,048). Hier wordt dus zichtbaar dat de uitkomsten zich op de grens tussen wel/niet significant bevinden.

25

Figuur 7. Verschil gemiddeld oordeel over beheersing tussen de twee casussen (mannelijke auditors)

Vrouwelijke auditors: effect gender auditee op oordeel beheersing object

Ten derde heb ik getoetst of vrouwelijke auditors de beheersing van het object negatiever beoordelen als de auditee een vrouw is, dan als de auditee een man is. In tabel 6 staan de uitkomsten weergegeven.

Tabel 6. Uitkomsten effect gender auditee op oordeel beheersing (vrouwelijke auditors)

Vraag Antwoord Dat blijkt uit

Vrouwelijke auditors: Wordt de beheersing van het object negatiever beoordeeld bij een vrouwelijke auditee dan bij een mannelijke auditee? (Bij grenswaarde p = 0,05)

Nee ANOVA: F (1, 42) = 0,50, p = 0,506 Eenzijdige toets: p = 0,253

Mean value mannelijke auditee = 3,27 en vrouwelijke auditee = 3,48

De beheersing van het object wordt bij de groep vrouwelijke auditors niet negatiever beoordeeld bij een vrouwelijke auditee, dan bij een mannelijke auditee. Bij vrouwelijke auditors is in figuur 8 juist het omgekeerde zichtbaar: zij scoren vrouwelijke auditees hoger dan mannelijke auditees. Echter, dit is geen significant verschil.

Figuur 8. Verschil gemiddeld oordeel over beheersing tussen de twee casussen (vrouwelijke auditors)

26 Conclusie hypothese 1a

Hypothese 1a luidde: Een auditor zal de beheersing van het object negatiever beoordelen als de auditee een vrouw is, dan als de auditee een man is. Voor mannelijke auditors wordt de hypothese bevestigd. Voor vrouwelijke auditors en op totaalniveau wordt de hypothese verworpen.

4.2.2 Hypothese 1b: effect gelijk/ongelijk gender op oordeel beheersing

Als tweede heb ik getoetst of het oordeel over de beheersing van het object positiever is wanneer de auditor en de auditee hetzelfde gender hebben, dan wanneer zij een verschillend gender hebben.

Hiermee toets ik hypothese 1b.

Hypothese 1b: Als het gender van de auditor en de auditee gelijk zijn, zal de auditor de beheersing van het object positiever beoordelen, dan wanneer het gender van de auditor en de auditee niet gelijk zijn.

Dit toets ik door middel van een variantieanalyse (ANOVA), met het oordeel over de beheersing van het object als afhankelijke variabele en de variabele gelijk/ongelijk gender als onafhankelijke

variabele. Als controlevariabelen neem ik de variabelen leeftijd, beroepsgroep en werkervaring mee.

In tabel 7 staan de uitkomsten weergegeven.

Tabel 7. Uitkomsten effect gelijk/ongelijk gender op oordeel beheersing

Vraag Antwoord Dat blijkt uit

Wordt de beheersing van het object positiever beoordeeld bij gelijk gender dan bij ongelijk gender?

(Bij grenswaarde p = 0,05)

Ja ANOVA: F (1, 189) = 3,502, p = 0,063 Eenzijdige toets: p = 0,032

Mean value gelijk gender = 3,31 en ongelijk gender = 3,04

De beheersing van het object wordt significant positiever beoordeeld wanneer het gender van de auditor en auditee gelijk zijn, dan wanneer zij ongelijk zijn. In onderstaand figuur 9 staat dat het gemiddelde oordeel over de beheersing van het object hoger is bij een gelijk gender dan bij een ongelijk gender. Dit verschil is significant.4

Figuur 9. Verschil gemiddeld oordeel over beheersing bij gelijk/ongelijk gender

4 Wanneer ik deze analyse uitvoer zonder controlevariabelen, is de uitkomst net niet significant (F (1,192) = 2,405, p = 0,062 (eenzijdig)).

Ook hier is sprake van een grensgeval, waarbij de controlevariabelen enigszins ruis weghalen en de resultaten significant zijn.

27 Om de resultaten meer te kunnen duiden, heb ik dezelfde analyse nogmaals uitgevoerd, maar nu met als onafhankelijke variabele de vier verschillende combinaties van man/vrouw auditor en man/vrouw auditee. De uitkomsten hiervan staan weergegeven in tabel 8.

Tabel 8. Uitkomsten vier combinaties van gender op oordeel beheersing

Vraag Antwoord Dat blijkt uit

Wordt de beheersing van het object verschillend beoordeeld bij de verschillende gender combinaties?

(Bij grenswaarde p = 0,05)

Nee ANOVA: F (3,187) = 1,637, p = 0,182 Eenzijdige toets: p = 0,091

Mean value mannelijke auditor en auditee = 3,30, mannelijke auditor en vrouwelijke auditee = 2,97, vrouwelijke auditor en mannelijke auditee = 3,24 en vrouwelijke auditor en auditee = 3,37

Op dit niveau zijn er geen significante verschillen tussen de vier groepen. Wanneer de vier groepen met elkaar worden vergeleken (via een post hoc Tukey test) wijkt geen van de vier groepen

significant af van een andere groep. In onderstaand figuur 10 zijn de vier groepen uitgesplitst.

Hoewel de verschillende groepen geen significant resultaat opleveren, is zichtbaar dat de grootste afwijkende score zich bevindt bij de combinatie mannelijke auditor en vrouwelijke auditee.

Figuur 10. Verschil gemiddeld oordeel over beheersing bij vier combinaties van gender

Conclusie hypothese 1b

Hypothese 1b luidde: Als het gender van de auditor en de auditee gelijk zijn, zal de auditor de beheersing van het object positiever beoordelen, dan wanneer het gender van de auditor en de auditee niet gelijk zijn. Op basis van deze uitkomsten wordt de hypothese bevestigd. Daarbij valt op te merken dat een gelijk gender bij mannelijke auditors meer effect lijkt te hebben dan bij

vrouwelijke auditors.

4.2.3 Hypothese 2a: effect gender auditee op oordeel kennis

Als derde heb ik getoetst of het oordeel over de kennis van de auditee negatiever is bij een vrouwelijke auditee dan bij een mannelijke auditee. Hiermee toets ik hypothese 2a.

Hypothese 2a: Een auditor zal de kennis van een auditee negatiever beoordelen als de auditee een vrouw is, dan als de auditee een man is.

Dit toets ik door middel van een variantieanalyse (ANOVA), met het oordeel over kennis als

afhankelijke variabele en de casus (mannelijke of vrouwelijke auditee) als onafhankelijke variabele.

28 Als controlevariabelen neem ik de variabelen leeftijd, beroepsgroep en werkervaring mee. Deze analyse heb ik op drie niveaus uitgevoerd: op totaalniveau, voor mannelijke auditors en voor vrouwelijke auditors.

Totaalniveau: effect gender auditee op oordeel kennis

Allereerst heb ik getoetst of auditors (mannen én vrouwen) de kennis negatiever beoordelen als de auditee een vrouw is, dan als de auditee een man is. In tabel 9 staan de uitkomsten weergegeven.

Tabel 9. Uitkomsten effect gender auditee op oordeel kennis (totaalniveau)

Vraag Antwoord Dat blijkt uit

Totaalniveau: Wordt de kennis van de auditee

negatiever beoordeeld bij een vrouwelijke auditee dan bij een mannelijke auditee? (Bij grenswaarde p = 0,05)

Nee ANOVA: F (1, 190) = 0,229, p = 0,633 Eenzijdige toets: p = 0,317

Mean value mannelijke auditee = 3,53 en vrouwelijke auditee = 3,46

De kennis van de auditee wordt niet negatiever beoordeeld bij een vrouwelijke auditee dan bij een mannelijke auditee. In onderstaand figuur 11 is zichtbaar dat het oordeel over kennis bij de

vrouwelijke auditee iets lager is dan bij de mannelijke auditee. Echter, dit verschil is niet significant.

Figuur 11. Verschil gemiddeld oordeel over kennis tussen de twee casussen (totaalniveau)

Mannelijke en vrouwelijke auditors: effect gender auditee op oordeel kennis

Ten tweede heb ik getoetst of mannelijke auditors en of vrouwelijke auditors de kennis negatiever beoordelen als de auditee een vrouw is, dan als de auditee een man is. In tabel 10 staan de uitkomsten weergegeven.

Tabel 10. Uitkomsten effect gender auditee op oordeel kennis (mannelijke en vrouwelijke auditors)

Vraag Antwoord Dat blijkt uit

Mannelijke auditors: Wordt de kennis van de auditee negatiever beoordeeld bij een vrouwelijke auditee dan bij een mannelijke auditee? (Bij grenswaarde p = 0,05)

Nee ANOVA: F (1, 142) = 1,008, p = 0,317 Eenzijdige toets: p = 0,159

Mean value mannelijke auditee = 3,60 en vrouwelijke auditee = 3,45

Vrouwelijke auditors: Wordt de kennis van de auditee negatiever beoordeeld bij een vrouwelijke auditee dan bij een mannelijke auditee? (Bij grenswaarde p = 0,05)

Nee ANOVA: F (1,42) = 1,022, p = 0,318 Eenzijdige toets: p = 0,159

Mean value mannelijke auditee = 3,35 en vrouwelijke auditee = 3,55

De kennis van de auditee wordt – zowel door mannelijke als door vrouwelijke auditors – niet negatiever beoordeeld bij een vrouwelijke auditee dan bij een mannelijke auditee.

29 Conclusie hypothese 2a

Hypothese 2a luidde: Een auditor zal de kennis van een auditee negatiever beoordelen als de auditee een vrouw is, dan als de auditee een man is. Op basis van deze uitkomsten wordt de hypothese verworpen.

4.2.4 Hypothese 2b: effect gelijk/ongelijk gender op oordeel kennis

Als vierde heb ik getoetst of het oordeel over de kennis positiever is wanneer de auditor en de auditee hetzelfde gender hebben, dan wanneer zij een verschillend gender hebben. Hiermee toets ik hypothese 2b.

Hypothese 2b: Als het gender van de auditor en de auditee gelijk zijn, zal de auditor de kennis van de auditee positiever beoordelen, dan wanneer het gender van de auditor en auditee niet gelijk zijn.

Dit toets ik door middel van een variantieanalyse (ANOVA), met het oordeel over de kennis als afhankelijke variabele en de variabele gelijk/ongelijk gender als onafhankelijke variabele. Als controlevariabelen neem ik de variabelen leeftijd, beroepsgroep en werkervaring mee. In tabel 11 staan de uitkomsten weergegeven.

Tabel 11. Uitkomsten effect gelijk/ongelijk gender op oordeel kennis

Vraag Antwoord Dat blijkt uit

Wordt de kennis van de auditee positiever beoordeeld bij gelijk gender dan bij ongelijk gender? (Bij

grenswaarde p = 0,05)

Nee ANOVA: F (1, 189) = 1,517, p = 0,220 Eenzijdige toets: p = 0,110

Mean value gelijk gender = 3,60 en ongelijk gender = 3,41

De kennis van de auditee wordt niet negatiever wordt beoordeeld bij een ongelijk gender dan bij gelijk gender. In onderstaand figuur 12 is te zien dat het oordeel over kennis bij een gelijk gender iets hoger ligt dan bij een ongelijk gender. Echter, dit verschil is niet significant.

Figuur 12. Verschil gemiddeld oordeel over kennis bij gelijk/ongelijk gender

Conclusie hypothese 2b

Hypothese 2b luidde: Als het gender van de auditor en de auditee gelijk zijn, zal de auditor de kennis van de auditee positiever beoordelen, dan wanneer het gender van de auditor en auditee niet gelijk zijn. Op basis van deze uitkomsten wordt deze hypothese verworpen.

30

4.2.5 Hypothese 3a: effect gender auditee op oordeel vaardigheden

Als vijfde heb ik getoetst of het oordeel over de vaardigheden van de auditee negatiever is bij een vrouwelijke auditee dan bij een mannelijke auditee. Hiermee toets ik hypothese 3a.

Hypothese 3a: Een auditor zal de vaardigheden van een auditee negatiever beoordelen als de auditee een vrouw is, dan als de auditee een man is.

Dit toets ik door middel van een variantieanalyse (ANOVA), met het oordeel over vaardigheden als afhankelijke variabele en de casus (mannelijke of vrouwelijke auditee) als onafhankelijke variabele.

Als controlevariabelen neem ik de variabelen leeftijd, beroepsgroep en werkervaring mee. Deze analyse heb ik op drie niveaus uitgevoerd: op totaalniveau, voor mannelijke auditors en voor vrouwelijke auditors.

Totaalniveau: effect gender auditee op oordeel vaardigheden

Allereerst heb ik getoetst of auditors (mannen én vrouwen) de vaardigheden negatiever beoordelen als de auditee een vrouw is, dan als de auditee een man is. In tabel 12 staan de uitkomsten

weergegeven.

Tabel 12. Uitkomsten effect gender auditee op oordeel vaardigheden (totaalniveau)

Vraag Antwoord Dat blijkt uit

Totaalniveau: Worden de vaardigheden van de auditee negatiever beoordeeld bij een vrouwelijke auditee dan bij een mannelijke auditee? (Bij grenswaarde p = 0,05)

Ja ANOVA: F (1, 190) = 3,214, p = 0,075 Eenzijdige test: p = 0,038

Mean value mannelijke auditee = 3,25 en vrouwelijke auditee = 3,01

De vaardigheden van de auditee worden significant negatiever beoordeeld bij een vrouwelijke auditee dan bij een mannelijke auditee. In onderstaand figuur 13 is zichtbaar dat het oordeel over vaardigheden bij de vrouwelijke auditee lager is dan bij de mannelijke auditee.

Figuur 13. Verschil gemiddeld oordeel over vaardigheden tussen de twee casussen (totaalniveau)

Mannelijke en vrouwelijke auditors: effect gender auditee op oordeel vaardigheden

Ten tweede heb ik getoetst of mannelijke auditors en of vrouwelijke auditors de vaardigheden negatiever beoordelen als de auditee een vrouw is, dan als de auditee een man is. In tabel 13 staan de uitkomsten weergegeven.

31

Tabel 13. Uitkomsten effect gender auditee op oordeel vaardigheden (mannelijke en vrouwelijke auditors)

Vraag Antwoord Dat blijkt uit

Mannelijke auditors: Worden de vaardigheden van de auditee negatiever beoordeeld bij een vrouwelijke auditee dan bij een mannelijke auditee? (Bij grenswaarde p = 0,05)

Ja ANOVA: F (1, 142) = 3,995, p = 0,048 Eenzijdige toets: p = 0,024

Mean value mannelijke auditee = 3,27 en vrouwelijke auditee = 2,96

Vrouwelijke auditors5: Worden de vaardigheden van de auditee negatiever beoordeeld bij een vrouwelijke auditee dan bij een mannelijke auditee? (Bij

grenswaarde p = 0,05)

Nee ANOVA: F (1,42) = 0,049, p = 0,827 Eenzijdige toets: p = 0,414

Mean value mannelijke auditee = 3,19 en vrouwelijke auditee = 3,20

De vaardigheden van de auditee worden door mannelijke auditors significant negatiever beoordeeld bij een vrouwelijke auditee dan bij een mannelijke auditee. Bij vrouwen is dit niet het geval.

Conclusie hypothese 3a

Hypothese 3a luidde: Een auditor zal de vaardigheden van een auditee negatiever beoordelen als de auditee een vrouw is, dan als de auditee een man is. Op totaalniveau en voor mannelijke auditors wordt deze hypothese bevestigd. Voor vrouwelijke auditors wordt de hypothese verworpen.

4.2.6 Hypothese 3b: effect gelijk/ongelijk gender op oordeel vaardigheden

Als zesde heb ik getoetst of het oordeel over de vaardigheden positiever is wanneer de auditor en de auditee hetzelfde gender hebben, dan wanneer zij een verschillend gender hebben. Hiermee toets ik hypothese 3b.

Hypothese 3b: Als het gender van de auditor en de auditee gelijk zijn, zal de auditor de vaardigheden van de auditee positiever beoordelen, dan wanneer het gender van de auditor en auditee niet gelijk zijn.

Dit toets ik door middel van een variantieanalyse (ANOVA), met het oordeel over de vaardigheden als afhankelijke variabele en de variabele gelijk/ongelijk gender als onafhankelijke variabele. Als

controlevariabelen neem ik de variabelen leeftijd, beroepsgroep en werkervaring mee. In tabel 14 staan de uitkomsten weergegeven.

Tabel 14. Uitkomsten effect gelijk/ongelijk gender op oordeel vaardigheden

Vraag Antwoord Dat blijkt uit

Worden de vaardigheden van de auditee positiever beoordeeld bij gelijk gender dan bij ongelijk gender?

(Bij grenswaarde p = 0,05)

Ja ANOVA: F (1, 189) = 3,470, p = 0,064 Eenzijdige toets: p = 0,032

Mean value gelijk gender = 3,27 en ongelijk gender = 3,01

De vaardigheden van de auditee worden significant positiever beoordeeld wanneer het gender van de auditor en auditee gelijk zijn, dan wanneer zij ongelijk zijn. In onderstaand figuur 14 staat dat het gemiddelde oordeel over de vaardigheden hoger is bij een gelijk gender dan bij een ongelijk gender.

Dit verschil is significant.6

5 Bij deze analyse geldt dat Levene’s test significant is (p = 0,023). Dat betekent dat gelijke varianties niet verondersteld mogen worden en dat de resultaten van de ANOVA daardoor minder betrouwbaar zijn.

6 Wanneer ik deze analyse uitvoer zonder controlevariabelen, is de uitkomst net niet significant (F (1,192) = 2,405, p = 0,062 (eenzijdig)).

Ook hier is sprake van een grensgeval, waarbij de controlevariabelen enigszins ruis weghalen en de resultaten significant zijn.

32

Figuur 14. Verschil gemiddeld oordeel over kennis bij gelijk/ongelijk gender

Conclusie hypothese 3b

Hypothese 3b luidde: Als het gender van de auditor en de auditee gelijk zijn, zal de auditor de vaardigheden van de auditee positiever beoordelen, dan wanneer het gender van de auditor en auditee niet gelijk zijn. Op basis van deze uitkomsten wordt deze hypothese bevestigd.

4.2.7 Hypothese 4a: effect gender auditee op oordeel attitude

Als zevende heb ik getoetst of het oordeel over de attitude van de auditee negatiever is bij een vrouwelijke auditee dan bij een mannelijke auditee. Hiermee toets ik hypothese 4a.

Hypothese 4a: Een auditor zal de attitude van een auditee negatiever beoordelen als de auditee een vrouw is, dan als de auditee een man is.

Dit toets ik door middel van een variantieanalyse (ANOVA), met het oordeel over attitude als afhankelijke variabele en de casus (mannelijke of vrouwelijke auditee) als onafhankelijke variabele.

Als controlevariabelen neem ik de variabelen leeftijd, beroepsgroep en werkervaring mee. Deze analyse heb ik op drie niveaus uitgevoerd: op totaalniveau, voor mannelijke auditors en voor vrouwelijke auditors.

Totaalniveau: effect gender auditee op oordeel attitude

Allereerst heb ik getoetst of auditors (mannen én vrouwen) de attitude negatiever beoordelen als de auditee een vrouw is, dan als de auditee een man is. In tabel 15 staan de uitkomsten weergegeven.

Tabel 15. Uitkomsten effect gender auditee op oordeel attitude (totaalniveau)

Vraag Antwoord Dat blijkt uit

Totaalniveau: Wordt de attitude van de auditee negatiever beoordeeld bij een vrouwelijke auditee dan bij een mannelijke auditee? (Bij grenswaarde p = 0,05)

Nee ANOVA: F (1, 190) = 0,136, p = 0,713 Eenzijdige toets: p = 0,357

Mean value mannelijke auditee = 2,83 en vrouwelijke auditee = 2,89

De attitude van de auditee wordt niet negatiever beoordeeld bij een vrouwelijke auditee dan bij een mannelijke auditee. In onderstaand figuur 15 is zichtbaar dat het oordeel over attitude bij de

vrouwelijke auditee zelfs iets hoger is dan bij de mannelijke auditee. Echter, dit verschil is niet significant.

33

Figuur 15. Verschil gemiddeld oordeel over attitude tussen de twee casussen (totaalniveau)

Mannelijke en vrouwelijke auditors: effect gender auditee op oordeel attitude

Ten tweede heb ik getoetst of mannelijke auditors en of vrouwelijke auditors de attitude negatiever beoordelen als de auditee een vrouw is, dan als de auditee een man is. In tabel 16 staan de

uitkomsten weergegeven.

Tabel 16. Uitkomsten effect gender auditee op oordeel attitude (mannelijke en vrouwelijke auditors)

Vraag Antwoord Dat blijkt uit

Mannelijke auditors: Wordt de attitude van de auditee negatiever beoordeeld bij een vrouwelijke auditee dan bij een mannelijke auditee? (Bij

Mannelijke auditors: Wordt de attitude van de auditee negatiever beoordeeld bij een vrouwelijke auditee dan bij een mannelijke auditee? (Bij

In document Gender bias bij auditors (pagina 22-37)