• No results found

Oost Gelre, Oude IJsselstreek, Winterswijk

3. REGIONAAL BELEID VOOR HERGEBRUIK GROND ALS BODEM 1. Inleiding

3.5. Toets bijzondere situaties

Na het raadplegen van de matrixtabel en de toets of mogelijk sprake is van een afwijkende kwaliteit moet als laatste worden nagegaan of sprake is van een bijzondere situatie. De volgende bijzondere si-tuaties komen aan de orde:

- natuurlijke verhoogde achtergrondniveaus arseen (§3.5.1);

- grondverzet binnen gebieden met een beschermde status (§3.5.2);

- toepassen in waterbodem / gedempte sloten (§ 3.5.3);

- vrijkomende grond dieper dan de gezoneerde lagen (dieper dan 2 m-mv) (§3.5.4);

- grond afkomstig uit een bestaand werk (§3.5.5).

3.5.1. Natuurlijke verhoogde achtergrondniveaus arseen

In de Regio Achterhoek komt plaatselijk arseenrijke grond voor (zie kaart in de bijlagen van onderdeel A). Het vóórkomen van arseen in de Achterhoek heeft te maken met de aanwezigheid van ijzeroer in de bodem. IJzeroer is een accumulatie van ijzer met bijmenging van arseen en soms ook andere sporen-elementen (nikkel), dat ontstaat in bodems waar zuurstofloos ijzerrijk grondwater kwelt. Het ijzeroer manifesteert zich in Salland en de Achterhoek onder meer in de vorm van een steenachtig verkitte plaat net onder het aardoppervlak. Meer informatie over de aanwezigheid en het gebruik van ijzeroer in de regio is te vinden in de afstudeerscriptie van Paul Peter Kuiper [ref. 19]. Hierin is ook een ijzerpoten-tiekaart opgenomen met daarop de gebieden waarin de kans op ijzeroer groter wordt geschat (60 %).

Uit deze potentiekaart en uit de bodemkundige kaarten van Stiboka blijkt dat er geen eenduidige en handhaafbare zone is aan te wijzen in de Regio Achterhoek waarin ijzeroer en daarmee samenhan-gend arseen voorkomt.

Landelijk is de afgelopen jaren veel onderzoek gedaan naar de oorsprong en het voorkomen van ar-seen in de bodem (zie intermezzo).

Natuurlijke voorkomens van arseen

Voor arseen zijn twee natuurlijke voorkomens te kwalificeren, namelijk het ‘pyriet-type’ en het ‘roest-type’ [ref. 16, 17].

Pyriet wordt aangetroffen in veenpakketten waar het arseen is ingebouwd in het mineraal pyriet (FeS2). Roest komt daarentegen voor in gebieden die gekenmerkt worden door zogenaamde ijzeroervoorkomens (roest) als gevolg van ij-zerrijk kwellend grondwater. Elk van deze typen heeft haar karakteristieke eigenschappen, zowel in fysische als in che-mische zin als ook de wijze waarop het (vastgelegde) arseen gemobiliseerd kan worden. In de Regio Achterhoek is ter plaatse van de lager gelegen vaaggronden [ref. 18] sprake van het roesttype.

De handreiking arseen [ref. 17] beschrijft situaties die kenmerkend zijn voor het natuurlijk voorkomen van arseen. Bij het

‘roest-type‘ geven de volgende kenmerken een aanwijzing voor een natuurlijke oorsprong:

- veldwaarnemingen:

roestrode of roestbruine kleur en de aanwezigheid van roest;

geen aanwijzingen voor antropogene invloed;

- chemisch onderzoek:

soms verhoogde concentraties aan barium en zink;

geen verhoogde concentraties aan de overige verontreinigde stoffen;

verhoogde concentraties aan reactief ijzer.

Onder gebruik van alle binnen de Regio Achterhoek beschikbare chemische analyseresultaten is on-derzoek gedaan naar de geografische spreiding van arseen. De resultaten bevestigen de veldwaarne-mingen dat het ijzer/arseen zeer inhomogeen voorkomt en dat er geen duidelijk herkenbare en hand-haafbare zones zijn aan te wijzen. De Incidenteel verhoogde waarden zijn soms gekoppeld aan de ij-zeroerbanken, maar niet altijd.

In de Doetinchem is wel een aparte arseenzone onderscheiden in de bodemkwaliteitskaart.

Ook is de getalsmatige spreiding in de arseenwaarnemingen nagegaan (zie ook afbeelding 3.2). De af-gelopen jaren is in de Regio een gezamenlijke dataset van ca. 12.500 arseenwaarnemingen opge-bouwd.

Afbeelding 3.2. Waarnemingen arseen Achterhoek categorie aantal

0 - 100 12.499

100 - 200 141

200 - 300 44

300 - 400 21

400 - 500 9

500 - 600 8

600 - 700 4

700 - 800 3

800 - 900 1

900 - 1000 2

1000 - 1100 0

1100 - 1200 0

1200 - 1300 0

1300 - 1400 0

1400 - 1500 0

1500 - 1600 0

1600 - 1700 0

1700 - 1800 0

1800 - 1900 0

1900 - 2000 1

aantal waarnemingen arseen per categorie

1 10 100 1000 10000 100000

0 - 100 100 - 200 200 - 300 300 - 400 400 - 500 500 - 600 600 - 700 700 - 800 800 - 900 900 - 1000 1000 - 1100 1100 - 1200 1200 - 1300 1300 - 1400 1400 - 1500 1500 - 1600 1600 - 1700 1700 - 1800 1800 - 1900 1900 - 2000

Bij de beoordeling is van belang de interventiewaarde arseen (76 mg/kg). Deze wordt in de ordegrootte van ca. 1 % van het totale arseen databestand overschreden en geeft hiermee een maat voor de om-vang van de problematiek van het natuurlijk arseen in de Regio.

De aangetroffen concentraties aan arseen in de Regio zijn vanwege het verhoogd voorkomen van ar-seen door RIVM en Bodem+ doorgerekend met de nieuwe risicotoolbox. Toepassing van het risicomo-del Sanscrit voor arseen levert als grenzen bij de functie wonen met tuin voor humane blootstelling 576 mg/kg en voor ecologie 760 mg/kg. Overschrijding van dit niveau vindt in ordegrootte van 0.1 % plaats. Analyse van de herkomst leert dat deze hoogste waarden uit afbeelding 3.2 afkomstig zijn uit Doetinchem.

De arseendata zijn ter beschikking van het RIVM gesteld en de resultaten van de modelmatige risico-berekeningen zijn aan de projectgroep gepresenteerd. Op basis van deze risicorisico-berekeningen is gecon-cludeerd dat de gemeten arseengehalten in de Regio Achterhoek geen verhoogde humane en ecologi-sche risico’s met zich mee brengen.

Volledigheidshalve wordt benadrukt dat het modelmatige berekeningen zijn en dat geen rekening is ge-houden met bioschikbaarheid. De verwachting is dat de biobeschikbaarheid in geval van verkitting in ij-zeroerbanken beperkt is. Onderzoek hiernaar is gaande bij het RIVM.

In het kader van dit bodembeheerplan is gekeken of er nog bepaalde restricties gesteld moesten wor-den aan hergebruik van grond met hogere arseenconcentraties in de Regio Achterhoek. Aangezien het arseen zeer inhomogeen voorkomt en er geen aantoonbare risico’s zijn, zijn op milieuhygiënische gronden geen aanvullende maatregelen nodig. Grondverzet in gebieden met verwachte verhoogde

arseengehalten kan worden toegestaan. Wel is aandacht nodig voor de cultuurtechnische kwaliteit van grond die ijzeroer bevat. Aanbevolen wordt om grond met roestverkleuring of ijzeroerverkitting niet in de bovengrond (wortelzone) toe te passen. Gebleken is dat gewassen de ijzeroerhoudende grond niet goed kunnen doorwortelen. Hierdoor blijft de groei achter.

3.5.2. Grondverzet binnen gebieden met een beschermde status

In de provinciale milieuverordening Gelderland [ref. 10] zijn grondwaterbeschermingsgebieden aange-wezen als bijzonder beschermingsgebied. In deze gebieden moet bodemverontreiniging worden voor-komen, omdat er water wordt gewonnen voor de productie van drinkwater. In tabel 3.3. is weergegeven welke grondwaterbeschermingsgebieden In het beheersgebied van de bodemkwaliteitskaart aanwezig zijn (zie ook de kaart in bijlage I).

Tabel 3.3 Grondwaterbeschermingsgebieden in de Regio Achterhoek

naam gebied gemeente

t Loohuis Aalten

Dinxperlo Aalten

Noordijkerveld Berkelland

Haarlo Berkelland

Olden Eibergen Berkelland

Dennewater Bronckhorst

t Klooster Bronckhorst

Olde Kaste Bronckhorst

Stille Wald Doetinchem

De Pol Doetinchem

Hettenheuvel Montferland

Dr.v.Heeck Montferland

Varsseveld Oude Ijsselstreek

Corle Winterswijk / Aalten / Oost-Gelre

Om de bodem en het grondwater binnen deze gebieden te beschermen gelden op grond van de PmG de volgende regels:

- in waterwingebieden (het puttenveld) is het niet toegestaan om verontreinigde grond te gebruiken.

Van dit verbod kan geen ontheffing worden verleend. In deze gebieden wordt een ‘stepforward’ na-gestreefd. Wanneer lichtverontreinigde grond bij werkzaamheden vrijkomt zal dit naar buiten het gebied moeten worden afgevoerd;

- in het grondwaterbeschermingsgebied is het eveneens niet toegestaan om lichtverontreinigde grond te gebruiken. Van dit verbod kan wel ontheffing worden verleend wanneer het herplaatsen van verontreinigde grond binnen hetzelfde gebied betreft en de aan te brengen grond niet leidt tot een daadwerkelijk of potentieel risico voor de bijzondere gebruiksfunctie binnen dit gebied. Aanvoer van lichtverontreinigde grond van buiten het beschermingsgebied is niet toegestaan omdat dit leidt tot een netto-toename van de vracht aan verontreiniging in het gebied. In deze situaties wordt dus geen ontheffing verleend.

Tot slot geldt dat bij de beoordeling van de chemische kwaliteit van de toe te passen grond, defysische kwaliteit een grote rol speelt. Bij hergebruik in grondwaterbeschermingsgebieden dient voorkomen te worden dat de samenstelling van de toe te passen grond afwijkt van de ontvangende bodem.

3.5.3. Toepassen in waterbodem / gedempte sloten

Het komt met enige regelmaat voor dat grond wordt toegepast in oppervlaktewater of in de waterbo-dem. Twee punten die daarbij aan de orde komen zijn de begrenzing tussen land- en waterbodem en hoe om te gaan met demping van watergangen (tijdelijk of definitief karakter). Het beleid van het water-schap Rijn en IJssel op deze twee punten is uitgewerkt in twee notities. De notities zijn in bijlage II van deze rapportage opgenomen. De belangrijkste punten uit de notities zijn navolgend kort samengevat.

begrenzing land- en waterbodem

De waterkwaliteitsbeheerder (in dit geval waterschap Rijn en IJssel) is bevoegd gezag voor het toepas-sen van grond in het oppervlaktewater of op de waterbodem. De afspraak is dat bij lijnvormige water-gangen de grens tussen land- en waterbodem gevormd wordt door:

- algemeen: het snijpunt van het hellende vlak van het talud en het horizontale vlak van de omlig-gende landbodem;

- bij waterkeringen: het snijpunt van het buitentalud van de waterkering met de kruin van de waterke-ring;

- bij watergangen met kade of keermuur: de bovenkant van de kademuur of keermuur van de water-gang.

Voor situaties dat de overgang minder duidelijk is, zal overleg moeten plaatsvinden tussen de ge-meente en het waterschap.

Bij niet-lijnvormige waterpartijen geldt dat de begrenzing moet worden afgeleid van de inschatting of een toepassing van bouwstoffen of grond in meerdere mate het oppervlaktewater of de landbodem beïnvloedt (maatwerk). Veel van deze situaties zijn gebaat met maatwerk. Waar duidelijke terreinknik-ken te herterreinknik-kennen zijn bij de overgang oppervlaktewater - landbodem kan die terreinknik als bevoegd-heidsgrens gelden.

Retentievoorzieningen maken in zijn geheel functioneel deel uit van het watersysteem. Grens is de overgang naar de landbodem volgens dezelfde criteria als bij lijnvormige watergangen. Noodoverloop-en inundatiegebiedNoodoverloop-en makNoodoverloop-en geNoodoverloop-en deel uit van het reguliere watersysteem Noodoverloop-en zijn altijd gericht op landbodemgebruik.

demping van oppervlaktewater

Wanneer de demping een tijdelijk en functioneel karakter heeft, dan is sprake van een werk in de zin van het Bouwstoffenbesluit en kan óf schone grond óf categorie 1 grond worden toegepast. Het toe-passen van categorie 2 grond is alleen mogelijk wanneer een Wvo-vergunning wordt aangevraagd en verleend.

Bij demping met een meer definitief karakter (herstel bodem) is de vrijstellingsregeling Grondverzet van toepassing en geldt het stand-still beginsel. De toe te passen grond moet van vergelijkbare of betere kwaliteit zijn dan de ontvangende bodem. Aangezien de grond in het buitengebied 'schoon' is, zal het er in de praktijk op neer komen dat de demping in dit geval alleen met schone grond kan plaatsvinden.

De Regio Achterhoek houdt de volgende lijn aan voor wie bevoegd gezag is voor het Bouwstoffenbe-sluit bij dempingen (dus acceptatie melding, handhaving):

- bij volledige demping geïsoleerde wateren: gemeente (na overleg met waterschap);

- alle overige situaties: waterschap (na overleg met gemeente).

Na de demping is nieuwe bodem ontstaan (al dan niet als een werk); de nieuwe bodem komt volledig te vallen onder het gezag van de gemeente binnen de bestaande afspraken over de grens landbodem-waterbodem (Wvo-beheersgebied).

3.5.4. Vrijkomende grond dieper dan de gezoneerde lagen

De bodemkwaliteitskaart heeft de achtergrondgehalten vastgesteld voor het bodemtraject van 0 tot 2 m-mv. Bij grondverzet kan het voorkomen dat de herkomst- of toepassingslocatie dieper is dan de ge-zoneerde 2 meter. Hier wordt als volgt mee omgegaan:

- wanneer de herkomstlocatie dieper is dan 2 m-mv, gelden dezelfde regels als voor het pakket van 0 tot 2 m-mv. Aangenomen mag worden dat de (diepere) ondergrond schoner is dan het bovenste deel van het bodempakket, dus toepassing hiervan zal alleen maar tot een verbetering van de grondkwaliteit leiden;

- wanneer de toepassingslocatie dieper is dan 2 m-mv, moet altijd een partijkeuring op de toe te passen grond worden uitgevoerd. Er is namelijk een toepassing voorzien in een gebied (grondlaag) waarvoor geen bodemkwaliteitskaart beschikbaar is. Dit betekent dat het beoogde grondverzet al-leen dan kan plaatsvinden wanneer de keuring uitwijst dat de partij grond 'schoon' is (incl. MVR-grond), tenzij het een categorie 1 of 2 werk betreft dat conform de eisen van het Bouwstoffenbesluit wordt ingericht.

3.5.5. Grond afkomstig uit een bestaand werk

In theorie is het mogelijk dat er grond vrijkomt uit een eerder in het kader van het Bouwstoffenbesluit -ingericht werk6. Het toepassen van grond afkomstig uit een bestaand werk onder de vrijstellingsregeling

6Een werk in de zin van het Bouwstoffenbesluit is een grondwerk, wegenbouwkundig werk, waterbouwkundig werk of bouwwerk.

Grondverzet is niet toegestaan, tenzij voldoende informatie is over de (oorspronkelijke) herkomstlocatie (-zone) van de toegepaste grond in het werk en in de tussentijd redelijkerwijs geen kwaliteitsverslechte-ring van de aanwezige grond is opgetreden (bijv. door bewerking of bedrijfsactiviteiten). Bij de toetsing aan de matrixtabel dient in dat geval de oorspronkelijke herkomstzone te worden aangehouden (en dus niet de zone waarin het werk momenteel ligt).

3.6. Herkomst- of toepassingslocatie buiten de Regio Achterhoek