• No results found

Toename van de uitstroom

In document Volume 2: (pagina 131-136)

Grafiek 57

Evolutie van de ratio van de uitstromers t.o.v. de totale populatie UVW-WZ toegelaten op basis van studies

Definitie uitstroom: cf. grafiek 55

De verhouding van de uitstromers t.o.v. het totaal van de UVW-WZ na studies neemt voorzichtig toe vanaf het 2e trimester van 2014.

Die toename wordt waarschijnlijk beïnvloed door de verbeterende economische omstandigheden, waardoor werklozen jongeren meer uitstroomkansen krijgen. Dat effect wordt bovendien versterkt door de striktere opvolging van het zoekgedrag naar werk van gerechtigden op inschakelingsuitkeringen (Dispo W). Die houdt in dat het zoekgedrag van gerechtigden op inschakelingsuitkeringen vanaf juli 2013 om de zes maanden wordt geëvalueerd door een facilitator.

De relatieve uitstroom wordt meer dan verdubbeld in het 1e trimester van 2015. Dat is uiteraard het gevolg van de effecten van het beperken in de tijd van het recht op inschakelingsuitkeringen.

0,0%

10,0%

20,0%

30,0%

40,0%

50,0%

60,0%

T1 T2 T3 T4 T1 T2 T3 T4 T1 T2 T3 T4 T1 T2 T3 T4 T1 T2 T3 T4 T1 T2 T3 T4 T1 T2 T3 T4 T1 T2 T3 T4 T1 T2 T3 T4 T1 T2 T3 T4 T1 T2 T3 T4 T1 T2

2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017

132

Tabel 63

Aantal gerechtigden op inschakelingsuitkeringen bij wie het recht is vervallen als gevolg van de beperking in de tijd

NB: Voor de laatste maand van de beschouwde periode (december 2017) gaat het om voorlopige cijfers, die dus nog kunnen evolueren in functie van achterstallige betalingen en van de reglementaire termijnen inzake mededelingen van bepaalde gebeurtenissen die een invloed hebben op het recht. In december 2017 worden zo 510 personen geteld voor wie het recht op inschakelingsuitkeringen is vervallen. Het aantal vergoede dagen wordt geteld vanaf 01.01.2000. 312 vergoede dagen is gelijk aan een volledig vergoed jaar.

januari 2015

februari-decem ber 2015 2015 2016 2017

Geslacht

Eerste vergoeding vòòr 1/2012 16 760 9 996 26 756 4 241 2 791

Eerste vergoeding in of na 1/2012 94 2 171 2 265 3 616 3 713

februari-decem ber 2015 2015 2016 2017

Geslacht

Man 35,8% 44,8% 39,5% 44,4% 45,1%

Vrouw 64,2% 55,2% 60,5% 55,6% 54,9%

Gew est

Vlaams Gew est 15,1% 20,5% 17,4% 21,2% 21,4%

Waals Gew est 66,8% 65,3% 66,1% 67,3% 67,0%

Brussels H. Gew est 18,1% 14,2% 16,5% 11,5% 11,6%

Leeftijdsklasse

< 25 jaar 8,6% 21,7% 14,1% 28,5% 28,4%

25-29 jaar 18,8% 30,8% 23,9% 31,9% 34,0%

30-39 jaar 41,6% 35,7% 39,1% 30,5% 30,1%

40-49 jaar 25,5% 10,4% 19,1% 7,9% 6,2%

50 jaar of ouder 5,5% 1,4% 3,8% 1,2% 1,4%

Gezinscategorie

Gezinshoofd 29,7% 18,9% 25,2% 16,7% 16,1%

Samenw onend 55,4% 71,4% 62,1% 75,7% 76,0%

Alleenw onend 14,9% 9,6% 12,7% 7,7% 7,9%

Eerste vergoeding

Eerste vergoeding vòòr 1/2012 99,4% 82,2% 92,2% 54,0% 42,9%

Eerste vergoeding in of na 1/2012 0,6% 17,8% 7,8% 46,0% 57,1%

Vergoede dagen

< 1 560 vergoede dagen 26,2% 53,5% 37,6% 65,7% 69,2%

1 560 - 3 119 vergoede dagen 29,7% 26,5% 28,4% 20,4% 18,7%

3 120 vergoede dagen of meer 44,1% 20,0% 34,0% 13,9% 12,1%

Totaal 100% 100% 100% 100% 100%

Impact van de reglementaire wijzigingen sinds 2012

133

8

In totaal verloren in 2017 6 504 personen het recht op inschakelingsuitkeringen als gevolg van die maatregel. Dit zijn 1 353 gevallen minder dan in 2016. Het grootste aantal einde rechten werd genoteerd in januari 2015 (16 854 gevallen). Het gaat daarbij vooral om personen die al vóór 1 januari 2012 gerechtigde waren en bij wie de basisperiode van drie jaar niet of slechts in geringe mate is verlengd door bijvoorbeeld een periode van tewerkstelling of opleiding in 2012, 2013 of 2014 of door een wijziging van hun gezinscategorie. De groep bestaat bijgevolg vooral uit personen die al zeer lang werkloos zijn en ook geen recent arbeids- of opleidingsverleden hebben. Dat betekent dat ze, zeker op korte termijn, zeer moeilijk in te schakelen zijn op de arbeidsmarkt.

In de periode februari-december 2015 kwamen in totaal nog 12 167 gevallen van einde recht voor.

Die groep bestaat vooral (82,2%) uit personen die al vóór 1 januari 2012 gerechtigde waren, maar bij wie het recht is verlengd door bijvoorbeeld een periode van tewerkstelling of opleiding in 2012, 2013 of 2014 of die gezinshoofd of alleenwonende waren, maar ook uit personen die in de loop van 2012 voor het eerst werden toegelaten tot het recht op inschakelingsuitkeringen (17,8%).

Door die verschillende achtergrond wijkt het profiel van de eerste groep uit 2015 enigszins af van dat van de tweede. De groep bij wie het alleenwonenden (44,6% tegenover 28,4%). De profielen van de groepen uit 2016 en 2017 sluiten logischerwijs beter aan bij dat van de groep uit februari-december 2015 dan bij dat van die van januari 2015. Het aandeel personen dat voor het eerst vergoed werd vóór 2012,

Aantal verlengingen van het basisrecht bij gerechtigden op inschakelingsuitkeringen bij wie het recht is vervallen als gevolg van de beperking in de tijd

T.o.v. de groep uit februari-december 2015 waren er in 2016 en in 2017 wel relatief gezien minder uitstromers wegens het einde van het recht die hun basisperiode konden verlengen door periodes van tewerkstelling of opleiding (respectievelijk 54,4%

en 54,9% t.o.v. 84,2%), al ligt hun aandeel nog steeds veel hoger dan dat van de uitstromers in januari 2015 (7,3%).

Zonder verlenging Met verlenging Totaal Zonder verlenging Met verlenging Totaal

januari 2015 15 620 1 234 16 854 92,7% 7,3% 100%

februari-december 2015 1 920 10 247 12 167 15,8% 84,2% 100%

2016 3 580 4 277 7 857 45,6% 54,4% 100%

2017 2 933 3 571 6 504 45,1% 54,9% 100%

134

Tabel 65

Socio-economische positie in de zes maanden na het bereiken van het einde van het recht op

inschakelingsuitkeringen als gevolg van de beperking in de tijd

NB: Het bepalen van de socio-economische positie gebeurt aan de hand van de Dopfluxter-procedure. Hiermee worden dezelfde socio-economische posities opgevraagd als in de Dopfluxbis-procedure (cf. deel 3.4.4), maar met een opvolging van meerdere opeenvolgende maanden.

januari 2015

februari-decem ber 2015 2015 2016 2017

(1e sem ester)

Werk 2 902 6 071 8 973 4 122 1 545

Pensioen/Overlijden 23 7 30 5 5

Werk 2 158 4 485 6 643 3 121 1 162

Ziekte 1 042 476 1 518 235 82

Onbekend 13 631 7 199 20 830 4 496 1 654

waarvan IWZ 6 687 3 749 10 436 2 268 856

waarvan niet-teruggevonden 6 944 3 450 10 394 2 228 798

Totaal 16 854 12 167 29 021 7 857 2 903

januari 2015

februari-decem ber 2015 2015 2016 2017

(1e sem ester)

Werk 17,2% 49,9% 30,9% 52,5% 53,2%

Pensioen/Overlijden 0,1% 0,1% 0,1% 0,1% 0,2%

Werk 12,8% 36,9% 22,9% 39,7% 40,0%

Ziekte 6,2% 3,9% 5,2% 3,0% 2,8%

Onbekend 80,9% 59,2% 71,8% 57,2% 57,0%

waarvan IWZ 39,7% 30,8% 36,0% 28,9% 29,5%

waarvan niet-teruggevonden 41,2% 28,4% 35,8% 28,4% 27,5%

Totaal 100% 100% 100% 100% 100%

In de loop van de 6 maanden na uitstroom In de 6e maand na uitstroom

In de loop van de 6 maanden na uitstroom In de 6e maand na uitstroom

Impact van de reglementaire wijzigingen sinds 2012

135

8

De groep bij wie het recht in januari 2015 verviel, vertoont ook aanzienlijke verschillen wat de uitstroomrichting betreft. De relatieve uitstroom naar werk (in de zesde maand na het einde van het recht) was reeds aanzienlijk groter bij de personen bij wie het recht verviel in februari-maart 2015 (36,9%) dan bij de personen bij wie dat in januari 2015 gebeurde (12,8%). In 2016 en volgens de voorlopige resultaten (gebaseerd op de uitstromers van het eerste semester) voor het jaar 2017 wordt dit aandeel nog groter (respectievelijk 39,7% en 40,0%).

Het aandeel personen dat na uitstroom niet meer werd teruggevonden in de beschikbare gegevensbestanden lijkt daarentegen steeds kleiner te worden (van 80,9% in januari 2015 tot 57,0% in het eerste semester van 2017). Een grote groep (29,5% van de uitstromers in het eerste semester van 2017) met een onbekende uitstroomrichting blijft echter geregistreerd als werkzoekende en behoort zodoende nog tot de actieve bevolking. Een deel van hen doet normaal gezien beroep op een leefloon. Uit een eerder verschenen RVA-analyse18 blijkt dat van de specifieke populatie uitstromers van januari 2015 een aandeel van 27,0% na het einde van het recht is uitgestroomd naar een leefloon.

Voor de populatie die uitstroomde in de periode februari-december 2015 bedraagt dat percentage 14,9%. Op basis hiervan werd het aandeel voor de uitstromers van 2016 in januari 201819 op 14,1% geraamd. Over de andere personen, die niet werden teruggevonden, kunnen we vermoeden dat ze de arbeidsmarkt hebben verlaten. Ze zijn niet langer ingeschreven als werkzoekende bij de gewestelijke instellingen voor arbeidsbemiddeling en hebben ook geen recht of doen geen beroep op andere sociale zekerheidsuitkeringen, zoals een ziekte-uitkering.

18 Rekening houdend met het feit dat de voorziene publicatie gebruik maakt van een tellingswijze van het aantal gevallen van einde van het recht en van een andere methodologie om de uitstroomrichtingen te bepalen. Zie de publicatie “Impact van de beperking van het recht op inschakelingsuitkeringen” - juni 2017.

19 Zie de publicatie “De beperking van het recht op inschakelingsuitkeringen: aard van de uitstroom in 2016” – maart 2018.

136

8.2.3

In document Volume 2: (pagina 131-136)