• No results found

TIJDSCHRIFT- EN D AGBLAD ARTIKELEN

In document DE INDISCHE GIDS. (pagina 56-101)

ROTTERDAM, 15 J u n i 1923.

I N H O a D.

Samenstelling van den Volksraad. - Een Middenpartij. - L E V en Middenpartn - D e Middenparty. - De congressen van 8.1. en B. O. - Borneo en Tjokro. - De katholieken en reactionnaire onruststokers. - De inheemsche pe.s. - Het vlootwet-rappor . - Het ylootvraagstuk. - De economische beteekenis der suikerindustrie - B u i t e n l a n d s e belangen b i Indische cultures. - Sprekende c«fers. - De Indrsche steenkolen. - Eocene I L van den Oost-Indischen Archipel. - Leger en politiek: - H et legerbestuur en het vereenigingsleven. - Iets omtrent de Voltaleotunr. - De Locale Baden en de ver-minderde rijksuitkeering. - Tegenstrijdigheden. - Sereh-olie bn pestbestrnding. - De geweigerde Chineesche professor.

Samenstelling van den Volksraad, A a n een overzichtelijke s a m e n v a t t i n g i n de VAi Ct. o n t l e e n e n wij liet v o l g e n d e :

De tegenwoordige Volksraad. t e l t 48 leden, p l u s d e n voorzitter, die door d e k o n i n g i n benoemd w o r d t ; volgens h e t ontwerpHkiesreehtregeling 60 leden, pluis den v o o r z i t t e r , door d e k o n i n g i n t e benoemen. Volgens de H e r z i e n i n g d o r S t a a t s i n r i c h t i n g , door den V o l k s r a a d a a n g e n o m e n , is h e t m i n i m u m 4y en h e t m a x i m u m 76 leden.

E r zijn t h a n s 30 Inlandsohe leden, d a t w o r d t 30, en er zijn 26' E u r o p e a n e n e n vreeimde Oosterlingen, d a t w o r d t ook 30.

Benoemd worden, door den G o u v e r n e u r - G e n e r a a l , respectievelijk t h a n s e n volgens h e t ontwerp :

24 leiden : 22 leden :

8 10 I n l a n d e r s .

IQ 12 E u r o p e a n e n en vreemde Oosterlingen.

Gekozen worden -door de Locale R a d e n , respectievelijk t h a n s en volgens h e t ontwerp :

24 leden : 38 leden :

12 20 I n l a n d e r s .

jj2 18 E u r o p e a n e n en vreeimde Oosterlingen.

D e verdeeling; v a n de E u r o p e a n e n , I n l a n d e r s en Vreeimde Oosterlingen w o r d t l o s g e l a t e n ; d a a r v o o r in d e p l a a t s komen de volgende d r i e g r o e p e n :

Ie. N e d e r l a n d e r s , w a a r t o e ook beWboren de g e n a t u r a h s e e t r d e n ; 2e Inheemisehe N e d e r l a n d s c h e onderdanen, n i e t - N e d e r l a n d e r s ;

3e' Uitheeimsohe N e d e r l a n d s c h e o n d e r d a n e n , niet-JSTederlanders ; w a a r t o e ook behoorem d e zonen v a n g e ï m m i g r e e r d e Europeesche vreemdelingen.

I e d e r e groep kiest slechts h a a r eigen vertegenwoordigers.

D e verkiezing v a n d e 18 leden der groepen 1 en 3 geschiedt voor den a r c h i p e l als e e n geheel. Voor d e verkiezing van de 20 leden van groep 2

6 2 5

wordt Indië verdeeld in vier kieskringen op Java en acht kieskringen op de B'uitenbezittingen.

Voor de drie verschillende groepen worden dus respectievelijk benoemd door den Gouverneur-Generaal en door de Locale Baden :

Groep 1 ben. 10 gek. ,16 totaal 35

„ 2 „ 10 „ ßO „ 30

„ 3 „ 2 „ 3 5

Totaal gen. ben. 22 gek. 38 totaal 60

Bij de nieuwe indeeling in drie groepen is liet rascriterium geëlimineerd en het voorgedragen stelsel is gebaseerd op liet moderne nationaliteits-principe.

Het ontwerp steunt natuurlijk op de reeds genoemde Herziening der Staatsinrichting.

Het verschil met de bestaande indeeling: is voornamelijk hierin gelegen, dat de Nederlanders een afzonderlijke groep vormen, met de genaturali-seeirden daadbij gevoegd. Maar de Europeanen, anderen dan Nederlanders, die thans nog met ben bijeeln zijn, worden overgebracht naar groep 3, die uitheemsche Nederlandscbe onderdanen, ïiiet-Nederlanders omvat. Tot deze derde groep behooren ook de zonen van geïmimigreeirde Buropeesche vreem-delingen. Begrijpen wij; de nieuwe onderscheiding goed, dan omvalt de derde groep dus 'zoowel Vreemde Oosterlingen als Europeanen, niet-Nederlanders.

De Inlanders blijven een. afzonderlijke groep vormen.

De nieuwe indeeling: lijkt ons, zegt de Beli Ct., beter, logischer dan de bestaande, waar zij inderdaad meer in overeenstemming is met een onder-scheiding naar bet nationaliteitsprincipe, waarbij nu gescheiden worden Inlanders, Nederlanders en alle andere.

Deze laatste, de derde groep, omvat zoowel de uitheeimsche Nederlandscbe onderdanen, niet-Nederlanders, afkomstig .uit Europa, en die afkomstig u i t eenig ander werelddeel, m. n'. de Vreemde Oosterlingen. Opgemerkt zij, dat lid van den Volksraad alleen kunnen zijn ingezetenen van Nederlandsoh-Indië, die (o.m.) den staat van Nederlandsen onderdaan bezitten. Bij' de Staatsherziening komt het woord „mannelijk" voor ingezetenen te vervallen.

Iedere groep kiest slechts eigen vertegenwoordigers.

Omtrent de kiesrechtregeling voor de Nederlanders meldt de Toelichting bet volgende : Ten aanzien van de Nederlandscbe bevolkingsgroep zijn de

omstandigheden geheel anders dan ten opzichte van de inheeimsche Neder-landsche onderdanen-niet-Nederlanders. Bij deze laatste groote verschillen, in taal, recht, zeden en cultuur, bij de Nederlanders over den geheelen archi-pel, ondanks verschillen toch een zoodanige homogeniteit en samenhang, dat zij bij de verkiezingen voor den Volksraad als een groep (moeten worden be-schouwd, die over geheel Nederlandsch-Indië verspreid, zonder territoriale of andere verdeeling aan de verkiezing van 15 Nederlanders voor den Volks-raad deelneemt. Kiezers zijn de Nederlandsohe leden van de Locale Raden, in totaal 594.

Na invoering van de bestuurshervoiriming nemen op Java en Madoera en in Zuid-Sumatra aan de verkiezing alleen deel de betrokken leden van regentschaps-, afdeelings- en gemeenteraden.

Voor de kiesreohtregeling voor de uitheemsche Nederlandscbe onder-danen-niet-Nederlanders geldt een soortgelijke beschouwing.

40

Eem, middenpartij. Het Bat. Nbl. schrijft:

De promotor der nieuwe partij heeft blijkbaar zijn kracht gezocht m het onder één vaan vareemigeai van vogels van diverse pluimage. Zoo be-hoorde tot de ter vergadering aanwezigen nar. dr. Westra, een der kop-stukken van den P . E. B., welke echter niet tot overleg genoodigd was.

De bedoeling is duidelijk; dj kan geen andere zijn dan den heer Westra ten koste van den P. E. B. voor de nieuwe partij t e winnen. Een toeleg welke mislukt is; reeds verscheen een verklaring van mr. Westra, dat hij bij den P. E. B. blijft.

Waarom, zouden wij willen 'vragen, komt men er niet rond voor uit, d a t de bedoeling der partij is een afscheiding van den ,N. I. V. B., een reor-ganisatie dier partij welke, naar veler meening, t e ver gaat in vrijzinnig-heid? Er wordt nu gesproken van eem middengroep op evolutionairen grondslag, samenwerking zoekend met andere loyale vooruitstrevende par-tijen. Maar waarom zegt men niet, dat men der N. I. V. B., sedert hij

samenwerking zocht met de radicale elementen, niet langer loyaal acht?

Politieke zuiverheid is toch bij de vorming van politieke partijen wel het eerst noodige.

* *

*

I. E. V. en. Middenpartij. De heeir D. F . van Wijk, hoofdredacteur van het Soer. Nbl. schrijft:

In den loop der tijden sloten zich zoowel bij: de linksehe groepen, als bij de rechtsche partijen menschen aan, die feitelijk in die partijen niet thuis hoorden.

Inzonderheid hebben wij hier het oog op het Indo-Europeesch Verbond..

Hoewel oorspronkelijk de politiek uit het programma van het Verbond was geweerd, eeln zeer juist inzicht van het toenmalig© hoofdbestuur, hebben de omstandigheden, inzonderheid de politieke ontwikkelings-geschiedenis van Indië het I. E. V. gedwongen aansluiting te zoeken bij1 een der bestaande politieke partijen. Het is duidelijk en logisch, d a t het I. E. V. daarom aan-leunde tegen den Politiek Economisch en Bond, in wiens streven het I. E. V..

de beste behartiging van zijn belangen kon zien.

Toch is het onze meening, dat het I. E. V. feitelijk niet thuis hoort in den P. E. B. Hoeveel van het programma van deze partij ook kan worden onderschreven, hoezeer bij zijn verschillende woordvoerders ook slechts de wensch mag voorzitten om alleen het waarachtig belang van deze landen te dienen, wij bunnen ons voorstellen, dat veel leiden van het I. E. V. gaarne een 'vrijzinniger politiek zouden zien toegepast, hoewel daartegenover zeer velen er ernstig bezwaar tegen zouden, hebben omi zich aan t e sluiten biji de uiterst linksche partijen, belichaamd in de radicale concentratie.

Het is waarschijnlijk deze moeilijkheid geweest, die het toenmalige hoofd-bestuur heeft voorzien, toen hot adviseerde oui zich van den partijstrijd te onthouden. Voor een belangengroep als het I. E. V. is, kan in de be-staande partijgroepeeiring geen plaats zijn, om de eenvoudige reden, dat de politieke denkbeelden der leden te zeer uitsenloopen om samenwerking te zoeken met rechts of links.

Bovendien schuilt er naar onze meening in de tegenwoordige politieke constellatie een zeer groot gevaar voor de toekomst van Indië.

De scherpe tegenstelling van rechts tegen links, zonder dat er een tus-schengroep bestaat die correctief optreedt, zal ten slotte tot een geweld-dadige botsing tussohen beide groepen .moeten leiden.

Het belang van Indië zou hiermede al zeer slecht zijn gediend.

6-27

In de op te richten middenpartij zien wij het middel om die botsing te vermijden. De partij, die de scherpe kanten zal wegnemen, en die naar een bevredigende oplossing zal streven. De politieke partij tevens, waarbij het I. E. V. aansluiting zal kunnen zoeken.

» •

De Midden-Partij. Aan twee artikelen over Do miiïde-n^partij van den heer W. A. Pénard in De Loc. van 9 en 10 April ontieemen wij :

Die aanstaande invoering van het herziene Regeeiringsreglement zal een tijdperk van zeer groote politieke beteekenis voor Indië inluiden, waardoor weder bizondere aandacht gewekt word voor de huidige partijverhoudingen.

Een eerlijke en praktische politiek kan nimimer gegrondvest zijn op overwegingen, welke getuigen van een drang tot 'bevordering; van eenzijdig groepsbelang of van kortzichtig en haatzaaiend r assensentiment. Vooral in een maatschappij als de Indische, waar de twee hoofdgroepen nog greater verschillen vertoonen in opvatting, wetenschappelijke ontwikkeling en economische kracht, kan een dergelijke belangen-politiek een ernstig ge-vaar vormen voor de regelmatige ontwikkeling van het land en de maat-schappelijke orde. Het zijn echter juist dergelijke overwegingen, welke nu nog vaak een beslissenden invloed uitoefenen op de politieke gedragslijn.

De komst van het Westersche element in Indië, eeuwen terug, is ge-schied onder den drang naar nieuwe exploitatie-gebieden. Wij vonden hier een economisch weinig ontwikkeld land met rijke natuurlijke hulpbronnen, welke door de Inheeimsche bevolking zoo goed als onbenut werden gelaten, behalve ter voorziening in do eigen geringe behoeften. Het nieuwe bevol-kings-element, meer op de hoogte van de wereldbehoeften en van de wijze, waarop daarin voorzien kon worden, vatte de exploitatie dier natuurlijke rijkdommen krachtig aan. Dit geschiedde overeenkomstig de toen. alge-meene begrippen, dus vrijwel uitsluitend ten voordeel« van den exploi-tant, die zich daartoe in de eerste plaats van de oppermacht meester maakte en het Inheeimsche volk hoogstens bruikbaar achtte als een willig productie-werktuig bij de intensiever exploitatie van het land. De moderne beginselen, welke zich sedert dien tijd allerwege haan hebben gebroken, hebben deze maatschappelijke verhouding van veroveraar en onderworpene wel ernstig aangetast, doch de oude opvattingen hebben nog niet geheel afgedaan. Nog altijd leeft onder een deel van het Westersche bevolkings-element dezer landen de meening, dat het oude recht van verovering aan de afstammelingen van den veroveraar blijvende aanspraken heeft gegeven op een bevoorrechting hunner bizondere belangen. In dien zin, dat de voor-deden der economische ontwikkeling welke zij gelbracht en geleid hebben, uitsluitend of voornamelijk aan hen ten goede dienen te komen, waartoe, dus de oude verhouding van oppermachtig heer over do onderhoorigen zoo-veel mogelijk gehandhaafd dient te worden.

Deze 'drang om de oude verhoudingen intact t e laten, vindt versterking m het groote verschil, dat nog steeds tusschen de beide groepen bestaat op het gebied der 'Wetenschappelijke ontwikkeling. Het onmisbare moderne cultuurbezit stelt den vroegeren overscheeirsciher nog steeds in staat om, tegen den drang der zich ook in Indië meer en meer openbarende democra-tische beginselen in, zijn oude economische machtspositie te handhaven en de groote voordeelen van het Indische productie-proces aan zich te trekken.

En daar men —; opzettelijk of onbewust — blind blijft voor het feit, dat dit groote verschil in economische geschiktheid vooral is blijven bestaan door onze tekortkomingen op sociaal gebied van vroeger jaren, wekt het tevens

een gevoel van ras^superioriteit op, dat ook de geschiktheid tot het ver-werven dier noodzakelijke bekwaamheid bij' uitsluiting wil toekennen aan de tegenwoordige dragers van liet moderne cultuurbezit, terwijl liet ras.

dat nhnmer in ide gelegenheid werd gesteld zich dit te verwerven, niet meer in staat wordt verklaard dit ooit te doen .of ten minste de verworven ken-nis »co goed mogelijk toe te passen. Het is dit op groepsbelang en rassen-waan -gebaseerde streven, dat kenmerkend geacht moet worden voor de partij van reactie en behoud.

Het is begrijpelijk, dat in de vroeger onderhoorige groep, vooral door den invloed van de moderne ethische en democratische wereldbeginselen, een drang werd geboren om aan die oude, knellende verhouding een einde te maken. Men kwam tot het inzicht, dat dit alleen kon geschieden door zich óók de eigenschappen te verwerven, welke: aan de maatschappelijk hooger

„taande groep baar bizondere geschiktheid voor het exploiteeiren en ontwik-kelen van het land gaf. Zoodoende openbaarde zich in Indië steeds meer-een streven naar ontwikkeling van de vrije volkskracht; meer-een drang, welke eerst van de andere zijde algemeen« bestrijding vond, doch ten slotte ook oprechte erkenning en steun kreeg van de niet door eigenbaat of rassen-waan behoudzieke leden dier groep. Toch bleef het verzet tegen dit gerecht-vaardigde streven naar zelfstandigheid en ontwikkeling nog zeer krachtig, wat ^ g e p a a r d met de natuurlijke, slechts geleidelijk te overwinnen moei-lijkheden, welke de volksontwakiiig op haar paid ontmoette — .een algemeen gevoel van ontevredenheid verwekte over den te langzaam geaehten gang van zaken.

Handig geprikkeld door onverantwoordelijke volksleiders en door enkele

"VYestersche politici, die den wereldstrijd tegen de bestaande maatschappe-lijke verhoudingen, met volkomen verkeerd inzicht omtrent de gevolgen, ineens willen overplanten naar dit pas ontwaakte land, verwerden deze ge-voelens en strevingen ten slotte bij een deel van het volk tot een diepgaande verbittering, welke een vruchtbaren bodem vormt voor blinde vreemdelin-genhaat. Onder den ban van dergelijke gevoelens aanvaarden deze misleiden ten slotte het ultranationalistisoïie beginsel, dat het recht op de exploi-tatie der natuurlijke bodemschatten van het land bij uitsluiting wil toe-kennen aan de oorspronkelijke bewoners en daarbij de medewerking van, méér nog de leiding dóór de oorspronkelijk-vreeimde elementen star afwijst.

Evenals vroeger de Garribaldianen van het onderworpen Italië, huldigt deze uiterste groep thans voor haar land het beginsel: Hindia f ara da sé..., zich blind houdende voor het onloochenbare feit, dat het, voor de inten-sieve ontwikkeling van het lartd onmisbaar t e achten moderne cultuurbezit nog niet voldoende algemeen eigendom, van de massa der bevolking is ge-worden, om deze voorgangers t e -kunnen ontberen.

Zoo ziet men dus thans de (maatschappelijke ontwikkeling van Indië sterk beïnvloed, door twee groepen, .die fel tegenover elkaar staan, het eigen groepsbelang als uitsluitend doorslag gevend beschouwen, en door hunne onbezonnen rassenwaan en rassenhaat de scheiding tussehen beide bevol-kingsgroepen steeds grooter maken.

Daartegen te strijden, teneinde de regelmatige en rustige ontwikkeling van Indië in het belang van allen gewaarborgd te zien, is het doel van de middengroep.

Vervolgens vat schrijver de leidende gedachten voor de practische asso-ciatie politiek eener middengroep in negen stellingen samen en toetst hij de handelingen der bestaande politieke partijen aan het algemeen belang,

6 2 9

opdat zoodoende het antwoord gegeven kan worden op de vraag : of de aldus afgeiteekemde middengroep recht van afzonderlijk bestaan beeft?

Binnenkort zullen de promotors der middengroep een scherp-omlijnde ver-klaring omtrent haar doel en leidende principes puhliceeiren.

» *

*

Be congressen van S. I. en B. O. In een artikel over dit onderwerp komt de N. B. Ct. tot deze conclusie :

Het geheel der congressen van S. I. en B. O., waarvan wij de voornaamste punten aanstipten, overziende, krijgt men den indruk van twee, uit den aard der zaak in toon en stemming verschillende, doch heide, volkomen binnen de perken van het staatkundig geoorloofde blijvende, levenskrach-tige, vereenigingen, die onder'de bevolking levende denkbeelden en wen-schen tot uiting brengen. Ooik wanneer die wenwen-schen het voor het oogen-blik vervulbare te buiten gaan, kan er voor de overheid slechts aanleiding zijn, de uiting ervan in volle vrijheid te doen geschieden en aan ingebrachte klachten — zooaJfi cp het S. I.-congres omtrent het gevangeniswezen — volle aandacht te schenken. De berichten omtrent deze congressen zijn het, die ons deden besluiten, dat een gemeenschappelijk optreden met de comimiu-nistische partij op bepaalde punten — waarbij trouwens, naar op het B. O.-congres uitdrukkelijk werd vastgesteld, de samenwerkende vereeni-gingen haar volledige zelfstandigheid behouden — het karakter der niet-communistisolie vereenigingen niet aantast, doch die ons tevens versterken in onzen twijfel aan de duurzaamheid dier samenwerking.

* *

Borneo en Tjokro. Den volksleider Tjokroaminoto is de toegang tot Borneo's Z. en Oosteraf deeling geweigerd. Joh. Windius schrijft nu in het Bat. NM.:

Van zelf leidt de beslissing van den Tesident van Borneo tot de vraag, of er ook biJBondere redenen bestaan om iederen agitator, wien ook, te weren. Indertijd heeft Aibdoel Moeïs (die indertijd op Celebes agitatie ver-wekte, Red.) in den Volksraad verklaard, dat zijn woord slechts de vonk is geweest, die de reeds opgehoopte brandstof kon doen ontvlammen, doch hij vergat er bij te zeggen, dat het de actie der S. I. was geweest, welke de meest gewone dingen tot eein graad van brandbaarheid had opgevoerd, welke ze anders nimmer verkregen Bomden hebben.

Is iets dergelijks op Borneo te vreezen?

Dat het wel degelijk de 'S. I.-actie was, die op Celebes de gemoederen had opgewonden, werd wel het beste bewegen door het feit, dat militaire tusscheiikoimst noodig bleek.

De rapporten omtrent de Buitenbezittingen zijn den laatsten tijd steeds schaarscher geworden ; omtrent den politieken toestand in het gewest is zoo goed als niets vernomen, wat de veronderstelling wettigt, dat die weinig te wenschen overlaat.

De beslissing van den resident kan dus bijna geen anderen grond hebben dan dat de S. I. in dat gewest een kraohtigelr actie voert, dan in het belang der bevolking wenschelijk wordt geacht; dat dus voorkomen diende te wor-den, dat het vuurtje nog wat wordt opgestookt. Maar dan dringt zich tevens de vraag op of volstaan kan worden, met het weigeren van den toe-gang aan één agitator en of het niet noodig is ook op te treden tegen plaat-selijke leiders.

Er is één aanwijzing hiervoor en wel, dat besloten werd een „nationale

Borneo-politiek" te voeren, een besluit, dat wellicht reden tot verwonde-ring zal gegeven hebben. Van de onbekende Buitengewesten, behoort Z. en O. Borneo wel tot de onbekendste; dat Martapoera een diamantstad is en Balikpapan een oliestad, zoover gaat de algemieene kennis wel, maar verder ?

,,Nationale Borneo-politiek?"

Het gebruik van den term mag bijna voldoende motief geacht worden voor de houding van den resident.

Wat ook het gepubliceerde deel van S. I. of P . K. I. moge zijn, waar zij op de Buitenbezittingen optrad, vormde zij het middelpunt van révolu-tionnaire bewegingen. Waar zij hare intrede deed, werd zij door degenen, die om eigen doel ons gezag vijandig gezind waren, gebruikt om de bevol-king te bewerken. Zij mocht zich dan noemen Sarik at Abang als in het D jambische, of P . I. K. als in het Temataansche, doel was steeds het wekken vaii verzet. Ook werd zij telkens weer door de oude overheerschers dienstbaar gemaakt aan hun bedoelingen in de hoop verloren glans t e her-winnen. Mentaliteit van leiders en oude geslachten kwam' te »eer overeen om elkander niet bij te staan. Tjokro leefde van de gelden der S.-I.'ers, maar Dengah en Gondhojoewono, de communisten evenzoo ; van de door hen ingezamelde contributies bleef óók geen duit over; alles verdween in hun nimmer te verzadigen zakken.

Zoo bekend als de geschiedenis van Atjeh is, zoo onbekend is die van de residentie Z. en Oosterafdeeling van Borneo en toch is daar een strijd gevoerd, die in heftigheid niet veel onderdeed voor de eerste; alleen hij duurde ' korter en ligt verder in het verleden. De Borneo-oorlogen van 1869 '63 hebben niet minder inspanning gekost en eerst in 1905 is het gewest tot volkomen onderwerping gebracht.

De bijzonderheden van die oorlogen is geweest, dat zij zich ontwikkeld hebben uit een burgeroorlog, den strijd tussohen twee; halfbroers om den troon, waarbij het land gedeeltelijk voor den sultan en gedeeltelijk voor den pretendent-sultan was, doch die zich gaandeweg wijzigde in een strijd tegen het Nederlandsen gezag. Aanvankelijk ging het tegen den eigen vorst, ge-haat wegens zijn wreedheid en tyrannie, doch onder den invloed 'der daar zeer machtige Islamitische geestelijkheid, richtte die zich tevens tegen den kafir.

Een tweede bijzonderheid, die tevens tôt les moge dienen, was, dat een

Een tweede bijzonderheid, die tevens tôt les moge dienen, was, dat een

In document DE INDISCHE GIDS. (pagina 56-101)