• No results found

Het verdwijnen van tijdelijke projecten in New York en Berlijn heeft voor lokale conflicten gezorgd. In New York stonden tuinders en hun sympathisanten tegenover het stadsbestuur in hun strijd voor het bestaansrecht van groene gemeenschappen. In Berlijn protesteerden gevestigde bewoners en culturele organisaties voor het behoud van een vrije vorm van culturele expressie. In dit hoofdstuk zal ik ingaan op hoe participatiemakelaar Ellen, organisatoren Prik, Onno en Tryfosa en mijn medetuinders het tijdelijke aspect van Moes32 ervaren.

Participatiemakelaar

Ellen noemt het verdwijnen van kleinschalige projecten op de lege kavels “de helaasheid der dingen op IJburg”. Het stadsdeel en de tuinders hebben volgens haar namelijk geen keuze in het al dan niet behouden van Moes32:

“Dat is niet een keuze. Dat gaat over geld. Dat gaat over heel veel geld.”

Het grootste gedeelte van de kavels die momenteel braak liggen, laat ze weten, is namelijk al gekocht door een projectontwikkelaar of corporatie. In eerst instantie zou het dan ook niet aan de gemeente zijn geweest om het tijdelijke gebruik toe te staan maar aan deze economisch rechtmatige eigenaren. Ellen geeft aan:

“Die [projectontwikkelaar of corporatie] blijft het recht houden om te gaan ontwikkelen en dat recht gaat hij ook gebruiken want hij heeft een kapitaal betaald voor die grond.”

Het perspectief van Ellen ten aanzien van het opruimen van Moes32 is vergelijkbaar met die van het stadsbestuur van New York en Berlijn. De economische ontwikkeling van het gebied gaat voor de moestuin. Maar, geeft ze daarbij wel aan, hier heeft de gemeente weinig invloed op omdat het recht op bouwen al aan een projectontwikkelaar of corporatie is verleend.

De korte duur van Moes32, geeft Ellen aan, blijkt ook een reden tot overdenking te zijn geweest bij het steunen van het project vanuit het stadsdeel. “Eigenlijk”, zegt Ellen hierover, “willen we niet in de tijdelijkheid faciliteren.” Ellen noemt Moes32 een “gewenst programma”. Het zou aansluiten op de behoeften aan groenvoorziening op IJburg. De druk op de openbare ruimte is volgens Ellen op IJburg groot. Maar vanuit bewoners zou vraag zijn naar meer groen. Het is echter lastig om aan deze vraag te kunnen voldoen omdat IJburg al helemaal gepland is en vrijwel alle kavels al zijn

verkocht aan projectontwikkelaars of corporaties. Daarom, geeft ze aan, zoekt ze wel naar een permanente oplossing voor de vraag naar groenvoorziening. Als voorbeeld hiervan noemt ze dat IJburgers gratis een geveltuin kunnen laten aanleggen. Ook zijn er rondom bomen stukken grond vrijgegeven die buurtbewoners mogen beheren.

In de manier waarop Ellen kijkt naar het verdwijnen van Moes32, en het organiseren van groenvoorziening binnen al bestaande geplande structuur, ligt besloten dat het opzetten van een moestuinproject op IJburg vrijwel alleen mogelijk is in een tijdelijk verband. Vanwege de druk op de openbare ruimte zou er voor een project als Moes32 volgens Ellen geen plek meer zijn op IJburg. Er zouden alleen vergelijkbare projecten als Moes32 georganiseerd kunnen worden op plekken die in ieder geval niet in de nabije toekomst bebouwd zullen worden. Ellen ziet dan ook mogelijkheden om een nieuwe tijdelijke moestuin op te zetten op Centrumeiland. Daar zou pas vanaf 2017 gebouwd worden. Deze opgespoten stukken land bieden volgens haar “ruimte voor tijdelijk programma”. Het tijdelijk gebruik van een plek heeft echter beperkingen ten aanzien van de robuustheid van een moestuin. Vanuit de gemeente zijn er namelijk verschillende restricties geweest voor

Moes32. Een voorbeeld hiervan is dat er geen bomen geplant mogen worden. Bij het opruimen van de kavel zou dan een kapvergunning aangevraagd moeten worden en dat zou tot vertraging voor de projectontwikkelaar kunnen leiden. De restricties hebben in het geval van Moes32 de vrijheid beperkt waarbinnen tuinders in fysieke zin vorm konden geven aan de tuin. Ook de keuze voor moestuinbakken in plaats van tuinieren in de volle aarde en het niet verharden van de ondergrond dragen hier aan bij.

Ik zou mij kunnen voorstellen dat de beperking van de vrijheid om Moes32 in fysieke zin vorm te geven er voor gezorgd heeft dat mensen zich minder aan de plek hebben kunnen hechten. De tuinders zullen, met de tijdelijkheid in hun achterhoofd, wellicht geen levenswerk maken van hun tuintjes. Misschien, en daar lijkt het gezien mijn bevindingen wel op, dat ze in het laatste jaar zelfs minder animo zullen hebben om naar de tuin te komen. Het mislukken van een oogst biedt bijvoorbeeld weinig ruimte om het in een volgend jaar opnieuw te proberen. Al deze consequenties hebben wellicht tevens invloed op de binding tussen tuinders onderling. Tuinders zullen hierdoor wellicht minder investeren in contact met andere tuinders. Hierdoor zou een mindere mate van gemeenschapsvorming kunnen ontstaan. Mijn verwachting is dan ook niet dat de tuinders, zoals in New York en Berlijn in protest zullen gaan tegen het verdwijnen van Moes32. Hier zal ik later op terugkomen bij het bespreken van de visie van de organisatoren en de tuinders van Moes32.

De organisatie

Participatiemakelaar Ellen laat weten dat het stadsdeel mogelijk weer een faciliterende rol zal aannemen bij het organiseren van een moestuinproject op Centrumeiland. Het stadsdeel heeft zelfs een nieuw moestuinproject geïnitieerd bij de organisatoren van Moes32. Tryfosa laat namelijk weten dat het stadsdeel een aanbod zou hebben gedaan om te helpen bij het opzetten van een nieuwe, nog grotere, tijdelijke moestuin. Prik, Tryfosa en Onno hebben echter laten weten aan het stadsdeel dat ze hier niet meer bij betrokken willen zijn.

Prik geeft aan dat ze het te veel werk zou vinden om nog een nieuw project op te zetten. Het is haar tegengevallen hoeveel werk Moes32 heeft gekost in vergelijking met “wat ze daar voor terug krijgt”. Als het een permanent project zou zijn dan zou ze er wel meer tijd aan besteden en daar ook betaald voor willen krijgen. Prik heeft al eerder laten weten niet méér tijd te willen besteden aan Moes32 dan nodig is. Deze opmerking had betrekking op het organiseren en beheren van gemeenschappelijke delen van de tuin. Ze noemde daarbij niet expliciet een verband met

tijdelijkheid maar dat zou ik mij wel kunnen voorstellen omdat ze dit in het geval van het opzetten van een nieuwe tijdelijke moestuin wel noemt. Tijdelijkheid lijkt in het licht van deze uitspraken een grens te hebben gemarkeerd voor Prik met betrekking tot de mate waarin ze zich in zou willen zetten voor een buurtmoestuin. De tijdelijkheid van Moes32 heeft haar er waarschijnlijk van weerhouden om zich meer voor het project in te zetten omdat ze laat weten dat het haar meer kost dan oplevert.

Een reden die Tryfosa aandraagt om niet deel te nemen aan een nieuwe tijdelijke tuin is dat het voor haar te ver zou zijn. Ook verwacht ze dat moestuinders minder snel naar de tuin zouden komen omdat het verder weg is. “De charme van dit is echt dat het het verlengde van je achtertuin is”, zegt ze hierover. Als er een permanente volkstuin aangelegd zou worden zou de afstand naar haar idee minder uitmaken. Organisatorisch gezien geeft ze, net als Prik, aan dat een tijdelijke tuin niet de moeite van organisatie waard zou zijn maar een permanente tuin wel:

“Ja als ze [de gemeente] dat zouden doen op Centrumeiland, hier, dus echt zeggen van nou iedereen krijgt zoveel vierkante meter en daar mag dan een huisje op of zoiets dan wordt het een heel ander verhaal.”

Maar Prik laat ook weten dat ze tijdelijkheid heeft ervaren als “een zegen”. Haar persoonlijke ervaring geldt volgens haar in algemene zin ook voor ander vrijwillige organisatoren van projecten in de buurt en voor de deelnemers daar aan. Dit verwoordt ze als volgt:

“De mogelijkheid [van een tijdelijk project] is dat mensen het doen. Als mensen weten dat het tijdelijk is dan willen ze die relatie ook wel aangaan want dan denken ze: ‘ooh maar het is maar voor een jaartje’. Mensen houden niet van vast zitten aan bepaalde dingen. En eeh dat geldt ook voor de vrijwilligers, voor mensen die wat doen. Die willen ook maar korte dingen doen. Ze willen zich best inzetten voor één ding. Maar niet de hele tijd.”

Ten aanzien van het opzetten van burgerinitiatieven ziet Prik tijdelijkheid juist ook als een

mogelijkheid. Prik heeft zichzelf bij de opzet van Moes32 minder begrensd gevoeld en heeft het idee dat andere initiatiefnemers dat ook zo zouden ervaren. Hoewel Prik niet expliciet laat weten hoe dit het geval is geweest bij het opzetten van Moes32 heeft ze eerder wel laten weten dat ze Moes32 heeft kunnen opzetten in een tijd dat ze minder werk had. Waarschijnlijk heeft ze vanuit de gedachte dat ze in de toekomst weer werk zou hebben het opzetten van een moestuin als een tijdelijke bezigheid gezien. De tijdelijke werkeloosheid in combinatie met de tijdelijkheid van het gebruik van de kavel hebben in dit geval een beperking weggenomen om haar initiatief door te zetten.

Ten aanzien van de invloed die tijdelijkheid heeft op het opzetten van burgerinitiatieven benadrukt Tryfosa echter wel “dat de gemeente heel zuinig moet zijn op de mensen die dat wel doen”. Tryfosa laat weten dat ze zich ongemakkelijk heeft gevoeld bij het aanbod van de gemeente om nog een moestuin op te zetten. Ze verteld dat ze als organisatie samen met Prik meerdere malen bij de gemeente heeft gesproken over hun project. De gemeente zou Moes32 als voorbeeld hebben gepresenteerd “van wat je allemaal kunt doen door bewoners actief in te zetten”. Tryfosa vervolgt deze uitspraak met:

“[...] terwijl er zijn natuurlijk heel veel initiatieven vanuit bewoners zelf en het werkt natuurlijk veel beter als ze die ondersteunen in plaats van dat ze mensen proberen voor hun karretje te

spannen.”

Tryfosa lijkt moeite te hebben met het aanbod van de gemeente. Ze lijkt het niet eens te zijn met de door haar bespeurde selectiviteit van de gemeente bij het steunen van projecten. Ze geeft aan dat ze niet nog eens betrokken wil zijn bij een project juist omdat het tijdelijk is. Wat Tryfosa betreft zou de gemeente er voor moeten kiezen om op IJburg ruimte geven aan bewoners om zelf permanent een gebied in te richten binnen geplande structuren. Dit verwoord ze als volgt:

“[...] dat je vanuit de gemeente, dat als je een nieuw gebied inricht, of van elk gebied de stedelijke planmatigheid of zo, dat je ook zorgt voor dit soort vrijruimtes. En dus niet eehh... [korte stilte] Ja dus ik vind het zoveel waard, dat eigenlijk de gemeente misschien heeft moeten zeggen van: ‘nou misschien moeten we die kavel daar volkstuinen van maken’. En dan echt goed indelen hè en eeuh maar ik weet zeker dat dat succesvol zal zijn, hè.

Maar dat het óók echt iets toevoegt aan de gemeenschap en het woonplezier, woongenot.” Voor Tryfosa is de vrije kavel waarop Moes32 is gerealiseerd van “onschatbare waarde”. De nadruk die ze hierop legt is vergelijkbaar met de manier waarop in Berlijn door initiatiefnemers van

tijdelijke plekken werd gesproken. Tryfosa stelt daarbij zelfs, door haar zo benoemde, ‘vrijruimtes’ iets zouden toevoegen aan de gemeenschap en het woonplezier van mensen.

De tuinders

Bij de meeste tuinders is geen sentiment terug te vinden van strijd voor groen tegenover bebouwing. Van de tuinders vinden slechts twee het verdwijnen van Moes32 uitgesproken zonde. Maartje laat weten:

“Ik vind het nu heel leuk op IJburg. Dat komt ook omdat je lekker buiten bent maar ook door deze [Moes32] dingen. Als hier [op de lege kavels] allemaal huizen staan... dan hoef ik er niet meer te wonen. [...] Door dit soort projectjes vind ik dat je extra waarde geeft aan... eigenlijk aan IJburg. Ik denk dat als je al die dingen weghaalt, en er huizen bouwt, dat dan niemand er meer wil wonen.

Deze opvatting is vergelijkbaar met de manier waarop er in New York en Berlijn over het verdwijnen van tijdelijke plekken werd gesproken en sluit ook aan bij de visie van Tryfosa. De idealistische Mirjam sluit zich hier ook bij aan. “Voor mij mag het eeuwig doorgaan”, laat ze weten. De moestuin noemt ze haar eigen achtertuin. De mogelijkheid die ze heeft om naar de tuin te gaan en aan haar eigen stuk grond te werken ziet ze als een vorm van onmisbare vrijheid. Naar haar idee is dit zelfs een basisbehoefte voor alle mensen

“Nou, volgens mij hebben alle mensen wel zo'n soort basisbehoefte aan hun eigen ding doen, of een stukje vrijheid en een stukje eigen land. Als ze [andere mensen] dit dan zien zeggen heel veel mensen... vinden ze het gewoon heel heel erg leuk. Want het ziet er toch uit als een soort eigen stukje vrijheid.”

Veel meer protest zal er echter naar mijn idee niet klinken bij het verdwijnen van Moes32. De andere vijf tuinders die ik heb gesproken laten weten het wel jammer te vinden dat het project verdwijnt maar vinden het tegelijkertijd wel begrijpelijk. De manier waarop Margriet spreekt over het verdwijnen van Moes32 is exemplarisch voor deze vijf tuinders:

“Nou ik kan me wel voorstellen dat mensen het graag zouden willen maar ik zie niet zo eeh... Er wordt nu gewoon overal gebouwd op de braakliggende stukken. Dit lag natuurlijk

stil met de crisis en nu begint het allemaal weer een beetje aan te trekken dus ja.”

Deze tuinders kunnen het zich voorstellen dat anderen graag hadden gezien dat het project zou blijven bestaan. Sommigen voelen dat tot op zekere hoogte zelf ook wel. De nadruk wordt echter vooral gelegd op de ontwikkeling van IJburg en kavel32 speciefiek. Zelfs fanatieke tuinder Anita laat weten:

“Natuurlijk zou ik het leuk vinden als er wat permanents eeeh... Je kan vanalles daar neerzetten. Maar ik weet ook niet wat de bestemmingsplannen daarover zijn.”

Met het gegeven dat IJburg al gepland is en dat er in de nabije toekomst gebouwd zal worden op kavel32 ervaren de meeste tuinders Moes32 vooral als een ‘leuke tussenoplossing’. Deze gedachte lijkt er bij alle tuinders te leven en wordt het meest expliciet beschreven door Roel:

“En dan [wanneer er weer gebouwd gaat worden] is het niet gek als dit nu verdwijnt. Zo hebben we er altijd tegenaan gekeken. Het is een tijdelijk iets. We kunnen het gebruiken maar ik vind niet dat we hier een verworven recht hebben om... Weetje dat we hier in protest gaan en zeggen: ‘nee dit mag niet gebeuren’. Echt niet.”