• No results found

3. De zeventiende eeuwse schilderkunst als nationaal fenomeen gepresenteerd

3.3. Thoré in het Mauritshuis anno 2015

In hoofdstuk 2 zagen we dat in het Mauritshuis voor de heropening in 2014 haar publieksbegeleiding geheel vernieuwde in de vorm van een museumapp. Ik concludeerde dat deze nieuwe

publieksbegeleiding als een soort losliggende laag op de museale opstelling bedacht is. De huidige zaalthema’s zijn dus een nieuw element in de museale begeleiding op de presentatie van het Mauritshuis en hiermee presenteert het museum inhoudelijk een nieuwe benadering.

Het is precies de nadruk op de Hollandse zeventiende eeuwse kunst met haar realisme als unicum in deze periode in Europa, dat een grote rol speelt in de benadering van de publieksbegeleiding in het Mauritshuis en overeenkomt met de denkbeelden van Thoré. Per zaal wordt er door de zaalthema’s nu een specifiek verhaal verteld. Als we naar de zaaltekst kijken die het museum aanbiedt in zaal 8, waar de zeventiende eeuw wordt geïntroduceerd, zien we het volgende. ‘Aan het begin van de zeventiende

eeuw nam de welvaart in Holland heel snel toe, het land had zich nog maar kort daarvoor losgemaakt van het Spaanse rijk, had het Katholicisme in de ban gedaan en was protestants geworden. Voor schilders betekende dit dat de Katholieke kerk als opdrachtgever weg viel, maar er groeide een nieuwe klanten kring van welvarende burgers. Die vroegen om andere onderwerpen, voorstellingen uit de eigen omgeving zoals stillevens en scènes uit het dagelijks leven.Voor het eerst werd de zichtbare wereld het belangrijkste onderwerp in de schilderkunst, met de toenemende vraag naar schilderijen, nam ook het aantal schilders toe, de onderlinge concurrentie was groot, kunstenaars moesten dus zorgen dat ze opvielen. Daarom specialiseerden ze zich in de onderwerpen waar ze goed in waren. De een schilderde alleen landschappen, de ander alleen stillevens, het gevolg: een grote productie van schilderijen, veel variatie aan onderwerpen en een hoge kwaliteit. Een gouden eeuw dus, ook voor de schilderkunst.’178

Naast de sociaal-economische benadering, waarvan ik de opkomst in de jaren 80 noemde in hoofdstuk 1, springt de zin ‘Voor het eerst werd de zichtbare wereld het belangrijkste onderwerp in

de schilderkunst’ in het oog. Hiermee wordt de uitzonderlijke situatie van de Nederlandse

schilderkunst in de zeventiende eeuw afgezet tegen de algemene westerse kunstgeschiedenis tot dan toe. Met andere woorden, voor het eerst werden taferelen van het dagelijks leven het onderwerp van

72 de schilderkunst, het Hollandse realisme werd geboren. Ook in zaal 16 benadrukt de

publieksbegeleiding van het Mauritshuis wederom de uitzonderlijke situatie in Nederland in de zeventiende eeuw op het gebied van het door Thoré zo geroemde realisme, de eerste alinea van de audio tekst doet sterk denken aan een deel van zijn conclusie in zijn Musees: ‘De Hollandse schilders

van de zeventiende eeuw schilderden onderwerpen uit hun eigen omgeving, landschappen, stillevens, portretten, scene’s uit het dagelijks leven. Van geen ander land ter wereld weten we daardoor zo goed hoe het er in de zeventiende eeuw uitzag. Wie door het Mauritshuis loopt gaat meer dan 300 jaar terug in de tijd, en ziet de rivieren en de weilanden, de pleinen en de straten van de steden, maakt kennis met de inwoners, brengt een bezoek aan een vrolijkhuisgezin en kan zelfs zien wat ze op tafel hebben staan, zo komt het verleden heel dichtbij. Maar vergis u niet, deze schilderijen zijn geen directe weergave van wat de kunstenaar zag, zoals bij een foto. Hij maakte ter plekke studies en schetsen van de afzonderlijke onderdelen, maar de voorstelling als geheel stelde hij later samen. In zijn atelier, bovendien maakte de schilder de voorstelling altijd iets mooier, aantrekkelijker of interessanter dan de werkelijkheid. Zo stijgt het schilderij boven het alledaagse uit.’

Ook hier wordt de nadruk gelegd op het realisme van de Nederlandse schilderkunst in de zeventiende eeuw door een vergelijking met de rest van de wereld: ‘Van geen ander land ter wereld weten we

daardoor zo goed hoe het er in de zeventiende eeuw uitzag.’.

Deze audiotekst komen we inhoudelijk vrijwel identiek tegen in de conclusie van Thore’s (Burger’s) eerste deel van zijn Musees. ‘Tel est la caractère de l’école hollandaise dans son

ensemble. La vie, la vie vivante, l’homme, ses mœurs, ses occupations, ses joies, ses caprices. Les uns ont pris le citoyen en action pour la chose publique, qu’il se livre de armes ou à la délibération des affaires; les autres ont pris les familles chez elles, ou dans leurs distractions extérieures; ceux-ci les classes distinguées, ceux-là les classes laborieuses, ou les classes excentriques. D’autres ont

représenté le milieu ou s’agite la vie commune, les mers et les plages, avec les épisodes de l’existence maritime, si chère au pays; les campagnes et les forêts, avec les dompteurs de la terre et les

dompteurs animaux; scènes agrestes et scènes de chasse; les canaux et les ruisseaux, avec des moulins, des barques, des pêcheurs; les villes, places et rues, ou la population circule avec toute sa variété. Partout l’animation, la vie présente, qui est aussi la vie éternelle, - l’histoire du peuple et du pays.’179

Het Mauritshuis wijst de bezoeker echter vervolgens, conform de modernere visies van de kunstgeschiedenis erop dat de bezoeker de zeventiende eeuwse taferelen weliswaar als afspiegeling van de samenleving kan beschouwen, maar het niet als fotografisch moet interpreteren, alles is mooier gemaakt dan dit in werkelijkheid was. Thoré noemt daarentegen de zeventiende eeuwse

voorstellingen, een soort fotografie. ‘Véritable histoire, en effet, que la peinture hollandaise, et dans

laquelle les artistes indigènes ont fixe, en images lumineuses et justes, une sorte de photographie de

179

73

leur grand XVIIe siècle, hommes et choses, sentiments et habitudes, - les faits et gestes de toute nation.180

In essentie is er een grote overeenkomst tussen de publicatie van Thoré en de nieuwe

publieksbegeleiding in het Mauritshuis. Beiden wijzen op de aspecten waarmee de schilderkunst van Nederland zich onderscheidde ten opzichte van de ontwikkeling van de schilderkunst in de rest van Europa of zelfs de wereld. Dat dit narratief nieuw is ten opzichte van de oudere presentaties in het Mauritshuis bevestigde Epco Runia, hoofdpublieksbegeleiding, in mijn interview met hem. ‘Alle

verhalen die we vertellen in het Mauritshuis, hebben drie belangrijke hoofdonderwerpen. –Het belang van de Hollandse zeventiende eeuwse schilderkunst is daar een van; we leggen denk ik veel

duidelijker uit wat Hollandse schilderkunst anders maakt, dan alle andere schilderkunsten. En wat er veranderde in het begin van de zeventiende eeuw hier. Dat vertelden we vroeger niet zo heel expliciet. We brengen het nu veel meer als een soort van revolutie in de schilderkunst, die heel bepalend is geweest voor de schilderkunst, dat is iets wat mensen in Nederland vaak helemaal niet beseffen. En wat het Rijksmuseum volgens mij ook laat liggen, dat is gewoon echt een belangrijk aspect. Daarom hebben we al die musea hier, daarom komen al die toeristen hier naar toe. Dat is gewoon een grote omslag geweest, dat je opeens die zichtbare wereld krijgt, die specialisatie, kleinere onderwerpjes. Kleine schilderijen. En dat gaat dan gewoon vanaf 1600 lekker door, ook in andere landen, maar dat begint hier.181De zeventiende eeuwse schilderkunst, met haar nieuw ontwikkelde realistische stijl als unicum in Europa, precies de zwaartepunten die Theophile Thoré in zijn Musees aanvoerde. Het Mauritshuis presenteert deze specifieke schilderkunst echter niet als product van de nationale volksaard, zoals Hegel en Thoré dat zien, dat is een groot verschil.