• No results found

3 | Methodologischkader

5.2  Theorie vs Realiteit

Het rapport van de Algemene Rekenkamer (2019) laat een deel van de realiteit zien: de taak van de NPO was moeilijk uitvoerbaar en kwam in de knel met de inhoudelijke onafhankelijkheid van de omroepen.

Concurrentie is er ook voor de NPO. Zij bevindt zich in een mediaveld met Talpa, Videoland en Netflix. Haar beleid is gebaseerd op die context. Zo’n grote sturende rol, stelt Weeber, gaat al vrij snel raken aan de inhoud, terwijl de omroepen daar eindredactionele verantwoordelijkheid voor dragen op grond van de Mediawet (Ibid.). Maar juist door de Mediawet 2016 is de NPO een strakkere invulling aan haar sturende rol gaan geven. “De NPO zit achter het stuur,” vertelt Van der Zee (interview 17 december 2019). “De NPO schuift veel meer op naar de inhoud. De genrecoördinator functioneert meer als hoofdredacteur, terwijl de omroep redactioneel eindverantwoordelijk blijft” (Ibid.). Gevolg van de wetswijzigingen van 2016: uiteindelijk is het de NPO die bepaalt. En dat zit de omroepen hoog. Hoewel de interviews voor dit onderzoek zijn ingestoken op meerdere thema’s, hebben Van der Zee en Weeber het vooral over de veranderde rol van de NPO. In het vorige hoofdstuk werd het al benoemd: het beleid van de overheid wordt op den duur dode letters en controle op de NPO op naleving van de Mediawet wordt verwaarloosd. Bovendien houdt de NPO toezicht op haar eigen rol en geeft zichzelf het laatste woord. Weeber formuleert het als volgt: “Wij zijn de deur en de sleutel van de deur is in handen van de NPO” (Weeber, interview 19 december 2019).

Door de sturende rol van de NPO was er een onevenwichtigheid ontstaan. Aan de ene kant de eindredactionele onafhankelijkheid van de omroepen en hun wettelijke plicht om vanuit hun missie en identiteit media-aanbod te maken. Aan de andere kant de NPO als overkoepelend orgaan dat zich ook inhoudelijk ging positioneren. Volgens de Mediawet was de NPO verantwoordelijk voor en sturend in een aantal zaken: de invulling van de netten, het geld verdelen, de indeling van het programmamaken en programmeren van ingetekende programma’s. Tot op zekere hoogte linkte dat ook aan de inhoud, zegt Vecht (interview 9 maart 2020): “Je moet kunnen beoordelen of iets wat een omroep maakt past bij het profiel. Dat kan je niet helemaal doen als je ook niet iets vindt van de inhoud. Dat is iets anders dan de inhoud maken. Wij maken geen programma’s” (Ibid.). van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap werd

toegestaan, wilde de NPO lang niet altijd. Het beleid van de NPO had direct invloed op de omroepen. Neem bijvoorbeeld het gebruik van YouTube. De wet staat het toe. Door de sturende rol van de NPO veranderde dat naar: de wet staat het toe, mits de NPO het toestaat. Toestemming op grond van de wet was niet meer genoeg, het kan door de NPO geblokkeerd worden (Ibid.). De NPO bleek heel restrictief in het gebruik van de platformen van derden voor het verspreiden van content. Daarmee leek de NPO niet veel onder te doen voor de “conservatieve krachten die verandering tegenhouden” (Hendrickx, 2015).

Van oudsher streeft de publieke omroep naar externe pluriformiteit. Dat houdt in dat de verschillende omroepen verschillende geluiden in de maatschappij representeren. Alle omroepen staan daarachter. Volgens KRO-NCRV lijkt de visie van de NPO sinds 2016 meer richting een interne pluriformiteit te gaan (Weeber, interview 19 december 2019). Interne pluriformiteit houdt in dat van bovenaf bepaald wordt welke geluiden de omroepen moeten laten horen. Zoals beschreven in het vorige hoofdstuk, kan de NPO beslissen om minder ruimte of budget vrij te maken voor levensbeschouwelijke programmering. Waar dat budget dan wel naartoe gaat? “Een grote dramaserie,” aldus Weeber, “dat heeft niks meer te maken met de externe organisaties. Die hebben een erkenning van de minister gekregen die ze in staat zou moeten stellen hun missie en hun identiteit ook te laten weerklinken in hun media-aanbod” (Ibid.)

5.2.2 Sturend op inhoud

Volgens KRO-NCRV zouden de omroepen zich in een ideaal omroepmodel in een concurrerende propositie tot elkaar verhouden (Weeber, interview 19 december 2019). In dat model faciliteert en verzorgt de NPO de best mogelijke invulling van het programma-aanbod, rekening houdend met de pluriforme geluiden uit de maatschappij. In werkelijkheid faciliteert, verzorgt en stúúrt de NPO de best mogelijke invulling. De omroepen concurreren met elkaar, maar hebben sinds 2016 ook de samenwerking opgezocht op het gebied van beleid en uitvoering daarvan.

In hun jaarverslagen in de periode 2015-2018 spraken de omroepen zich uit over de waarden van de publieke omroep en uitten ze kritiek op de NPO. KRO-NCRV omschreef de waarde van de publieke omroep als volgt: “In een verbrokkelde samenleving een krachtige bindende factor zijn die verschillende, vaak sluimerende maatschappijvisies in de publieke ruimte op onafhankelijke en betrouwbare wijze een eigen stem geeft” (zie bijlage 10.6.2 voor de volledige omschrijvingen). Zij achtte daarbij brede maatschappelijke betrokkenheid, samenwerking en volwaardigheid en gelijkwaardigheid van groot belang. BNNVARA presenteerde zich tegendraads in haar visie op de publieke omroep. De kritiek richtte zich vooral op de manier waarop de publieke omroep als geheel werd beoordeeld. “Wat ons betreft wordt het hoog tijd dat die maatschappelijke en economische waarde van de publieke omroep het leidend motief wordt. Dat politiek en beleidsmakers nadenken over de functie die de publieke omroep voor een land heeft. We moeten de publieke omroep niet alleen beschouwen op haar netten, zenders en programma’s, maar op de functie die deze voor ons land hebben. De publieke omroep als middel, niet als doel” (zie bijlage 10.6.1 voor de volledige omschrijvingen). Volgens BNNVARA was het van belang verder te kijken dan de omschreven taak van de publieke omroep. Ook had de omroepvereniging het over maatschappelijke betrokkenheid en verbinding. “Op radio, op tv, maar bovenal, en meer en meer, online,” verwijzend naar het restrictieve onlinebeleid van de NPO.

KRO-NCRV schreef in haar jaarverslag over een onzekere toekomst en budgetten. In 2017 uitte de omroepvereniging kritiek in haar jaarverslag. Ondanks bezuinigingen was KRO-NCRV ervan overtuigd dat omroepen in staat gesteld moesten worden hun bijdrage te leveren aan het omroepbestel en daarbuiten. BNNVARA durfde explicieter in te gaan tegen de NPO. De omroepvereniging wilde meer dan de NPO toeliet rondom onlinebeleid. Om de missie en doelstelling waar te maken wilde BNNVARA “maximaal gebruik maken van derdenplatforms zonder de positie van de publieke omroep in het digitale domein te schaden.” Ze stipte het belang van de externe pluriformiteit aan na de invoering van de wetswijzigingen van 2016. Daarmee gaf ze kritiek op de sturende rol van de NPO die steeds meer richting “Dat brengt wel eens spanningen met zich mee,” erkent

Vecht (Ibid.). Die zijn volgens hem te verklaren vanuit de verschillen in belang: de NPO vanuit het totale belang en de omroepen vanuit een specifiek belang. Bovendien is er volgens Vecht een soort ingebakken spanning in het Nederlandse omroepbestel. Die spanningen hangen samen met het gevoel van macht en autonomie, of het gebrek hieraan. Waar de wetswijzigingen de NPO vooral houvast gaven, zorgde het bij de omroepen vooral voor nervositeit. Die nervositeit heeft volgens de NPO vooral te maken met het gevoel de autonomie voor een deel kwijt te raken. En dat gevoel valt terug te leiden naar drie punten in de wet en is een opeenstapeling van historische ontwikkelingen: 1) de sturingstaak die de NPO kreeg; 2) het bevorderen van de doelmatigheid veranderde in het toezien hierop. Dat hield in dat de NPO de omroepen hier nu op mocht afrekenen; 3) het bestel werd opengesteld voor externe producenten zonder dat daar heldere richtlijnen voor waren opgesteld.