• No results found

Theorie van het rechtsmisbruik

47. Zoals later in deze masterproef wordt besproken kan artikel 815 BW geen toepassing vinden

op vrijwillige onverdeeldheden.126127 Toch kan men mogelijks op een andere grond de vereffening-

verdeling vorderen en zo een einde maken aan de vrijwillige mede-eigendom. In bepaalde omstandigheden kan de weigering van een partij om uit onverdeeldheid te treden namelijk

rechtsmisbruik uitmaken.128 Artikel 1134, derde lid BW stelt immers dat overeenkomsten te goeder

trouw moeten worden uitgevoerd. De algemeen aanvaarde definitie van rechtsmisbruik luidt als volgt: “rechtsmisbruik is de uitoefening van een recht op een wijze die kennelijk de grenzen te buiten

gaat van een normale uitoefening van dat recht door een voorzichtig en bezorgd persoon in dezelfde omstandigheden”.129

Het woord kennelijk duidt erop dat de rechter slechts over een marginale beoordelingsbevoegdheid

beschikt.130 Het zal dus afhangen van de concrete omstandigheden van de zaak of de rechter het

aanvaardt.131

126 Zie Cass. 20 september 2013, Not.Fisc.M. 2015, 151, noot J. VANANROYE en RW 2014-2015, 618, noot L. DE

KEYSER.

127 Soms spreekt men ook van conventionele onverdeeldheden.

128 Zie bijvoorbeeld Antwerpen 23 maart 2016, T.Not. 2017, 538, noot G. DEGEEST.

129 Zie onder andere Cass. 10 september 1971, https://bib.kuleuven.be/rbib/collectie/online-

tijdschriften/cassatie/1971/9.pdf; E. ADRIAENS, “Deelgenoot tontineovereenkomst kan eenzijdig de verdeling vorderen na einde onderliggende relatie” (noot onder Cass. 6 maart 2014), Not.Fisc.M. 2014, 110; N. BURETTE, “Voorwerp van de overeenkomst. Verval wegens wegvallen van een essentiële bestaansvoorwaarde in een wederkerige overeenkomst”, NJW 2016, 9; D. MICHIELS, “Relatiebreuk beëindigt tontine” (noot onder Cass. 6 maart 2014), RW 2013-2014, 1628; S. STIJNS, en A. MARISSENS, “Over verdwijnende beslissende beweegredenen in een voortbouwende overeenkomst. Een lezing van het ‘tontine-arrest’ vanuit het verbintenissenrecht” in BOONE, I., PUT, J., SWENNEN, F. en VERSCHELDEN, G. (eds.), Liber amicorum Patrick Senaeve, Mechelen, Wolters Kluwer, 2017, 452.

130 G. DEGEEST, “Naar een algemene toepassing van de leer van rechtsmisbruik als autonome rechtsgrond tot

beëindiging van conventionele onverdeeldheden?” (noot onder Antwerpen 23 maart 2016), T.Not. 2017, 558 en 561; L. SAUVEUR, “L’abus de droit: une solution judiciaire pour les partenaires liés par une clause de tontine ou d’accroissement après rupture de leur relation” (noot onder Luik 21 juni 2011), RNB 2013, 722; S. STIJNS, en A. MARISSENS, “Over verdwijnende beslissende beweegredenen in een voortbouwende overeenkomst. Een lezing van het ‘tontine-arrest’ vanuit het verbintenissenrecht” in BOONE, I., PUT, J., SWENNEN, F. en VERSCHELDEN, G. (eds.), Liber amicorum Patrick Senaeve, Mechelen, Wolters Kluwer, 2017, 462.

131 G. DEGEEST, “Naar een algemene toepassing van de leer van rechtsmisbruik als autonome rechtsgrond tot

48. Verschillende situaties kunnen aanleiding geven tot rechtsmisbruik. Te weten: degene die zijn recht uitsluitend uitoefent met oogmerk om te schaden; degene die zijn recht uitoefent zonder legitiem belang; degene die, hoewel er verschillende wijzen voor handen zijn om zijn recht uit te oefenen, de meest schadelijke kiest; en tot slot degene die zijn recht uitoefent op een wijze waardoor er schade of nadeel wordt toegebracht aan een andere persoon en dit nadeel niet in verhouding staat

tot het voordeel van de titularis.132 Deze laatste situatie is een toepassing van het

proportionaliteitscriterium. Het is dit criterium dat men in de praktijk het vaakst inroept.

49. De sanctie bij rechtsmisbruik is in principe de herleiding van het recht tot zijn normale

uitoefening of het herstel van de veroorzaakte schade. Wanneer een partij misbruik maakt van een clausule in een overeenkomst, wat het geval zou zijn bij tontine- en aanwasbedingen, kan de sanctie

er evenwel in bestaan dat die partij het recht verliest om zich nog op die clausule te beroepen.133 Op

deze manier kan rechtsmisbruik de bindende werking van overeenkomsten temperen en een partij een uitweg bieden wanneer zij eenzijdig een einde wil maken aan de overeenkomst.

§2. Toepassing in de rechtspraak

50. De rechtspraak heeft al verschillende keren van de theorie van het rechtsmisbruik gebruik

gemaakt om aan tontinebedingen en bedingen van aanwas een einde te stellen.134 In deze zaken ging

het telkens om bedingen die voor onbepaalde duur waren gevestigd.135

Zo oordeelde het Hof van Beroep van Gent op 24 maart 2005 dat: “het nastreven van de uitvoering

door de medecontractant van een wederkerige overeenkomst (hier een tontinebeding) die wegens

132 E. ADRIAENS, “Deelgenoot tontineovereenkomst kan eenzijdig de verdeling vorderen na einde onderliggende

relatie” (noot onder Cass. 6 maart 2014), Not.Fisc.M. 2014, 110; L. SAUVEUR, “L’abus de droit: une solution judiciaire pour les partenaires liés par une clause de tontine ou d’accroissement après rupture de leur relation” (noot onder Luik 21 juni 2011), RNB 2013, 723.

133 Cass. 8 februari 2001, https://bib.kuleuven.be/rbib/collectie/online-tijdschriften/cassatie/2001/2.pdf; N. BURETTE,

“Voorwerp van de overeenkomst. Verval wegens wegvallen van een essentiële bestaansvoorwaarde in een wederkerige overeenkomst”, NJW 2016, 10-11; L. SAUVEUR, “L’abus de droit: une solution judiciaire pour les partenaires liés par une clause de tontine ou d’accroissement après rupture de leur relation” (noot onder Luik 21 juni 2011), RNB 2013, 723.

134 Zie bijvoorbeeld Gent 24 maart 2005, T.Not. 2005, 403, noot F. BOUCKAERT; Rb. Gent 2 september 2003, T.Not.

2005, 409, noot F. BOUCKAERT.

135 L. JANSSENS, “Het einde van een beding van aanwas: omnia vertuntur, certe vertuntur amores” (noot onder Brussel

gewijzigde omstandigheden zijn bestaansreden en derhalve zijn oorzaak heeft verloren, moet worden beschouwd als rechtsmisbruik in de zin van artikel 1134, laatste lid BW.”136

Ook het Hof van Beroep van Luik paste de theorie van het rechtsmisbruik toe in haar arrest van 21

juni 2011.137 De feiten in deze zaak waren als volgt; twee feitelijk samenwonenden hadden een

appartement in onverdeeldheid aangekocht en daaraan een aanwasbeding gekoppeld. Na de relatiebreuk bleef een van de ex-partners in het appartement wonen. Enkele jaren later wenst de andere de uitonverdeeldheidtreding. Het Hof besliste daarop dat de ex-partner die het goed, na de relatiebreuk, alleen bleef bewonen, zich niet te goeder trouw opstelt en rechtsmisbruik pleegt wanneer hij koste wat het kost het appartement wil blijven bewonen en de onverdeeldheid wil behouden. Het beding van aanwas had immers reeds haar bestaansreden verloren door de beëindiging van de relatie en de andere partner had niet de mogelijkheid om van het goed te

genieten.138 Volgens WELING-LILIEN beroept het Hof zich in casu niet op de traditionele criteria

van rechtsmisbruik, maar op het autonoom criterium van het verval van de bestaansreden.139

Zowel het Hof van Beroep van Gent als het Hof van Beroep van Luik, lijken de nadruk te leggen op het verdwijnen van de bestaansreden om tot hun beslissing te komen.

51. Een vordering op grond van rechtsmisbruik wordt evenwel niet altijd aanvaard. In haar arrest

van 19 maart 2008 oordeelde het Hof van Beroep van Antwerpen immers dat een partij, ondanks een relatiebreuk, de uitvoering van een beding van aanwas door de andere partij mag nastreven indien er geen beëindigingsmogelijkheid in de overeenkomst werd voorzien. Bovendien handelt die

partij, volgens het Hof, daarbij niet in strijd met de goede trouw.140 Het is wel belangrijk aan te

stippen dat uit de bewoordingen van het beding bleek dat de partijen de uitvoering van het beding

van aanwas wilden verzekeren en bijgevolg woonzekerheid nastreefden.141 Bepaalde rechtsleer uitte

kritiek op deze uitspraak. Het Hof stelde namelijk dat er geen bewijs was dat de comparanten waren overeengekomen dat in bepaalde omstandigheden afstand kon worden gedaan van de verdere

136 Gent 24 maart 2005, T.Not. 2005, 403 en 407-408, noot F. BOUCKAERT.

137 Luik 21 juni 2011, RTDF 2012, 1053, noot E. WELING-LILIEN en RNB 2013, 717, noot L. SAUVEUR. 138 Luik 21 juni 2011, RTDF 2012, (1053) 1054, noot E. WELING-LILIEN.

139 E. WELING-LILIEN, “(Union libre) Clauses d’accroissement. La théorie de l’abus de droit, une solution pour y

mettre fin?” (noot onder Luik 21 juni 2011), RTDF 2012, 1067; B. MEESTERS, “Samenwoningsvermogensrecht” in PINTENS, W. en DECLERCK, C. (eds.), Patrimonium 2013, Antwerpen, Intersentia, 2013, 46-47.

140 Antwerpen 19 maart 2008, RW 2008-2009, 1436, noot D. MICHIELS. 141 Antwerpen 19 maart 2008, RW 2008-2009, (1436) 1437, noot D. MICHIELS.

uitvoering van het beding van aanwas, zelfs niet ingeval de feitelijk samenwoners uit elkaar zouden gaan. Dit oordeel was mogelijks niet helemaal in overeenstemming met de bewoordingen van het beding, vermits daarin werd geëxpliciteerd dat de partijen het onroerend goed bewoonden ter voortzetting van hun feitelijk samenwonen. Alhoewel de partijen geen uitdrukkelijke uitstapmogelijkheid hadden bepaald, bleek duidelijk dat het beding verband hield met de

samenwoning.142 Om een soortgelijke uitspraak te vermijden, is het aan te raden dat de partijen

uitdrukkelijk en duidelijk het doel van de overeenkomst omschrijven en het wegvallen van dat doel

koppelen aan een ontbindend beding.143

52. Wat betreft het cassatiearrest van 6 maart 2014, denken verschillende auteurs dat het arrest

een toepassing uitmaakt van de theorie van het rechtsmisbruik. Onder andere MICHIELS is deze mening toegedaan. Hij meent dat het Hof toepassing maakte van artikel 1134, derde BW dat het beginsel van de goede trouw inhoudt. Uit dit beginsel vloeit voort dat het onverantwoord is dat een partij de verdere uitvoering van een overeenkomst zou eisen wanneer deze doelloos is geworden en iedere zin heeft verloren. Zijns inziens is er sprake van doelafwending. Partijen komen immers een tontine overeen met het oog op een bepaald doel, een bepaalde finaliteit. Met name; het goed samen beheren en elkaar rechten garanderen op het ogenblik dat een van hen komt te overlijden. Komt de relatie ten einde dan houdt dit doel op te bestaan en derhalve kan een partij de verdere uitvoering

niet eisen.144 Zowel MICHIELS als DECLERCK zeggen dat: “Met dit arrest het hof voor de eerste

maal concreet toepassing maakt van de leer van de goede trouw en het verbod op rechtsmisbruik als autonome grond voor een rechterlijke aanpassingsbevoegdheid van de tontine.”145

Desgelijks is BURETTE van mening dat het verdwijnen van de subjectieve oorzaak niet leidt tot het verval, maar dat het beroep doen op een beding dat doelloos, zinloos en zonder oorzaak is

geworden, kan worden gesanctioneerd op grond van de figuur van het rechtsmisbruik.146

142 D. MICHIELS, “De beëindiging van aanwasbedingen” (noot onder Antwerpen 19 maart 2008), RW 2008-2009,

1440.

143 C. ENGELS, “Vrijwillig aangegane onverdeeldheid: pacta sunt servanda?”, T.Not. 2014, 204-205. 144 D. MICHIELS, “Relatiebreuk beëindigt tontine” (noot onder Cass. 6 maart 2014), RW 2013-2014, 1628.

145 C. DECLERCK, “Personen-en samenlevingsrecht”, NJW 2015, 8; D. MICHIELS, “Relatiebreuk beëindigt tontine”

(noot onder Cass. 6 maart 2014), RW 2013-2014, 1628.

146 N. BURETTE, “Voorwerp van de overeenkomst. Verval wegens wegvallen van een essentiële bestaansvoorwaarde

Ook volgens STIJNS en MARISSENS is het arrest een toepassing van het verbod op rechtsmisbruik. Zij vinden immers dat: “Het verbod op rechtsmisbruik en de matigende werking van de goede trouw

samen de belangrijkste tempering vormen van en zelfs afwijking op het beginsel van de bindende kracht van overeenkomsten.”147 Zij wijzen daarnaast ook op de gelijkenissen met het cassatiearrest van 21 september 1989 waarin het Hof had beslist dat: “Het beginsel van de uitvoering te goeder

trouw van de overeenkomsten zich ertegen verzet dat een partij van een andere de uitvoering eist van een contractuele bepaling die doelloos is geworden en niet langer verantwoord is”.148

Tot slot meent ook CARETTE dat het Hof de figuur van het rechtsmisbruik heeft aangewend om te komen tot haar oordeel. Onder meer omdat het Hof stelt dat ‘iedere zin’ aan de overeenkomst moet zijn ontnomen. Zij wijst er ook op dat bij rechtsmisbruik de rechter slechts een marginale toetsingsbevoegdheid heeft. Bijgevolg zal het loutere feit dat de relatie is beëindigd niet voldoende

zijn. Het is vereist dat aan het beding ieder nut werd ontnomen.149

Bovendien was de cassatievoorziening gericht tegen een arrest van het Hof van Beroep van Antwerpen van 11 maart 2013 dat volgde op het vonnis van de Rechtbank van Tongeren. De rechtbank van eerste aanleg zei expliciet dat er sprake was van rechtsmisbruik. Tevens haalden zowel de rechtbank in eerste aanleg, als het hof van beroep in hun uitspraak artikel 1134, derde lid BW aan dat het principe van uitvoering te goeder trouw bevat. Het Hof van Cassatie casseerde de

uitspraak van het Hof van Beroep niet.150 Het feit dat het Hof van Cassatie zelf niet expliciet spreekt

over rechtsmisbruik is dan voor anderen weer een argument om het tegendeel te veronderstellen.

53. Ook het Hof van Beroep van Antwerpen baseerde haar uitspraak van 23 maart 2016 op de

theorie van het rechtsmisbruik. In casu betrof het een onverdeeldheid inzake een opstalrecht.151

147 S. STIJNS, en A. MARISSENS, “Over verdwijnende beslissende beweegredenen in een voortbouwende

overeenkomst. Een lezing van het ‘tontine-arrest’ vanuit het verbintenissenrecht” in BOONE, I., PUT, J., SWENNEN, F. en VERSCHELDEN, G. (eds.), Liber amicorum Patrick Senaeve, Mechelen, Wolters Kluwer, 2017, 458-459.

148 Cass. 21 september 1989, https://bib.kuleuven.be/rbib/collectie/online-tijdschriften/cassatie/1989/9.pdf.

149 N. CARETTE, “Actuele ontwikkelingen zakenrecht 2014” in BARBAIX, R. en CARETTE, N. (eds.), Tendensen

Vermogensrecht 2015, Antwerpen, Intersentia, 2015, 60; N. CARETTE, “Hoofdstuk II. Actuele ontwikkelingen zakenrecht 2016” in CARETTE, N. en BARBAIX, R. (eds.), Tendensen vermogensrecht 2017, Antwerpen, Intersentia, 2017, 55-56.

150 G. DEGEEST, “Naar een algemene toepassing van de leer van rechtsmisbruik als autonome rechtsgrond tot

beëindiging van conventionele onverdeeldheden?” (noot onder Antwerpen 23 maart 2016), T.Not. 2017, 551-556; S. STIJNS, en A. MARISSENS, “Over verdwijnende beslissende beweegredenen in een voortbouwende overeenkomst. Een lezing van het ‘tontine-arrest’ vanuit het verbintenissenrecht” in BOONE, I., PUT, J., SWENNEN, F. en VERSCHELDEN, G. (eds.), Liber amicorum Patrick Senaeve, Mechelen, Wolters Kluwer, 2017, 452.

Volgens het Hof kan een partij inroepen dat: “De oorzaak van de overeenkomst die gelegen is in de

affectieve relatie van de deelgenoten en als doel heeft het goed samen te kunnen beheren, door de beëindiging van de relatie geen bestaansreden meer heeft. Een overeenkomst die voortbouwt op een bestaande rechtsverhouding tussen de partijen houdt op te bestaan indien de onderliggende rechtsverhouding een einde neemt waardoor iedere zin wordt ontnomen aan de verdere instandhouding van de overeenkomst. Door de beëindiging van de affectieve relatie heeft de intandhouding van het opstalrecht geen bestaansreden meer.”152 Dit heeft tot gevolg dat een partij de vereffening-verdeling kan vorderen. Het ziet er naar uit dat het Hof zich steunt op de uitspraak van het Hof van Cassatie van 6 maart 2014, want haar formulering is nagenoeg identiek. Hiermee laat het Hof van Beroep uitschijnen van mening te zijn dat Cassatie de theorie van het rechtsmisbruik toepaste. Bovendien ging de zaak bij het Hof van Cassatie over een tontinebeding en zoals hiervoor reeds aangegeven bestaat er onduidelijkheid omtrent het toepassingsgebied van het arrest. Het Hof van Beroep moest daarentegen oordelen over een recht van opstal. Het Hof lijkt dus aan te nemen dat de draagwijdte van het cassatiearrest zich uitstrekt tot alle vrijwillige onverdeeldheden en niet louter tot tontinebedingen.

Afdeling V. Theorie van het verval van de rechtshandeling wegens het verdwijnen van