• No results found

Theoretische reflectie

In document Opschalen van sociale ondernemingen (pagina 44-47)

6. Discussie

6.1 Theoretische reflectie

De contingentie benadering heeft geholpen om de factoren die invloed kunnen hebben op groei inzichtelijk te maken. In de literatuur is de contingentie benadering gebruikt voor traditionele ondernemingen en in dit onderzoek is de contingentie benadering toegepast op sociale ondernemingen. Tevens geeft dit onderzoek een nieuw inzicht dat de externe omgeving aan de hand van het multistakeholder model verklaard kan worden en dat het bruikbaar is voor sociale ondernemingen (Van der Steen et al., 2016). Het inspelen op de factoren die een sociale onderneming beïnvloeden maakt het voor sociale ondernemingen mogelijk om groei te realiseren.

6.1.1 Sociale ondernemingen

Er is veel literatuur over sociale ondernemingen. Echter, er is geen eenduidige definitie van een sociale onderneming (Hogenstijn, 2018). Er worden verschillende definities gebruikt in verschillende onderzoeken. In de literatuur is het niet duidelijk wat een sociale onderneming inhoudt en hoe dit wordt afgebakend. De meeste definities in Europa zijn gebaseerd op de definitie van de Europese Commissie (Europese Commissie, 2009), waardoor de definities niet uiteenlopen in de Europese context. De vele definities zijn interessant omdat ze relatief simpel toe te passen zijn. Doordat de meeste onderzoeken op deze definitie zijn gebaseerd is in dit onderzoek verder gebouwd op de definitie van de Europese Commissie.

6.1.2 Groei van sociale ondernemingen

Er is veel literatuur over ondernemingen die groeien, maar weinig literatuur over sociale ondernemingen die groeien. Daarom is er gebruikt gemaakt van de literatuur van traditionele ondernemingen, omdat Austin et al. (2006) stellen dat deze ondernemingen in dezelfde context opereren, waardoor ze te vergelijken zijn. Echter, of dit de juiste keuze is valt over te discussiëren, aangezien het primaire doel van een sociale onderneming maatschappelijke impact maken is en niet winst genereren. De literatuur beschrijft dat maatschappelijke impact bij groei niet wordt meegenomen, maar dit is wel relevant voor een sociale onderneming. Daarnaast beschrijft de literatuur dat sommige sociale ondernemingen niet hoeven te groeien, maar dat het ecosysteem moet veranderen (Ashoka, 2012; Bloom & Dees, 2008). Door tijdslimitatie en de beperkte ontwikkelingen van methodes die maatschappelijke impact meten, is in dit onderzoek gekozen voor omzet als indicator van groei (Arogyaswamy, 2017). Er zijn verschillende methoden om de kwalitatieve doelstelling kwantitatief meetbaar te maken. Deze impact methode staat in het beginstadium van zijn ontwikkeling, waardoor de kwaliteit van zulke metingen nog onvoldoende zijn. Om de kwaliteit van dit onderzoek te waarborgen is groei gedefinieerd aan de hand van de omzet van meerdere opeenvolgende jaren.

Literatuur over groei toont aan dat een sociale onderneming langzamer groeit dan een traditionele onderneming, waardoor dit effect kan hebben op de output van een onderneming (Mueller, 1972). In de literatuur over groeimodellen wordt daarentegen aangegeven dat het tempo van groei verschilt per onderneming en geen invloed heeft op de prestaties van een onderneming. Churchill en Lewis (1983) beweren dat elke onderneming dezelfde cycli doorgaat, maar dat elke onderneming zijn eigen tijdspad heeft per cyclus. Daarnaast is het tempo waarin een sociale onderneming kan groeien ook minder relevant binnen het veranderende ecosysteem. Binnen het ecosysteem wordt groei gedefinieerd als de gevolgen van de maatschappelijke impact die een sociale onderneming met zich meebrengt. De tijd waarin dit gebeurt is per onderneming verschillend en duurt lang, waardoor dit niet relevant is. Aan de hand van de resultaten in dit onderzoek kan geconcludeerd worden dat de snelheid waarmee een sociale onderneming groeit geen invloed heeft op de prestaties van een onderneming.

6.1.3 Factoren die de groei van sociale ondernemingen beïnvloeden

Om de factoren die van invloed zijn op sociale ondernemingen in kaart te brengen is er gebruik gemaakt van de contingentie benadering van Lawrence en Lorsch (1967). Deze benadering is gebaseerd op een organisatie die zich flexibel en wendbaar opstelt om op de onverwachtste omgevingsfactoren te kunnen anticiperen. Een organisatie is echter niet altijd zo flexibel als de theorie beweert, want organisaties kunnen namelijk door haar vaste structuren inflexibel zijn. Dit is een zwak element in de theorie. Daarnaast beschrijft de literatuur dat sociale ondernemingen veel invloeden van buitenaf hebben en de contingentie benadering tracht alle factoren die invloed hebben in deze contingentie benadering weer te geven. Uit dit onderzoek komt naar voren dat de resultaten in dit onderzoek een hoge betrouwbaarheid hebben, waardoor dit onderzoek de contingentie benadering op sociale ondernemingen bevestigd. Er wordt niet verwacht dat er nog meer factoren zijn die ook invloed hebben op de groei van sociale ondernemingen, desalniettemin valt dit niet uit te sluiten. 6.1.4 Suggesties voor vervolgonderzoek

De eerste aanbeveling voor een vervolgonderzoek richt zich op de industrie. Er wordt aanbevolen om bij een vervolgonderzoek naar de invloed van factoren te kijken in de verschillende industrieën waar sociale ondernemingen zich in bevinden. Er wordt verwacht dat de factoren verschillen bij andere industrieën. Dit onderzoek kan als basis dienen voor het vervolgonderzoek om per sector inzichtelijk te krijgen welke factoren invloed hebben. Door middel van zo’n onderzoek kan een theoretisch raamwerk inzichtelijk maken welke factoren sociale ondernemingen beïnvloeden per industrie. Daarnaast is het relevant om een kwalitatief onderzoek te doen en te toetsen in hoeverre de literatuur die gericht is op de traditionele ondernemingen toereikend is voor sociale ondernemingen en welke factoren daarin meespelen. Dit is ook relevant voor het beleid van de overheid, zodat de juiste randvoorwaarden voor sociale ondernemingen en hun groei kunnen worden geschept.

De tweede aanbeveling voor vervolgonderzoek richt zich op de rol van de overheid om sociale ondernemingen te stimuleren. In dit onderzoek is geen empirisch bewijs gevonden dat de subsidie van de overheid invloed heeft op de groei van sociale ondernemingen. Er ontstaat een tegenstrijdigheid doordat respondenten wel denken dat de subsidie helpt, maar dit kan niet empirisch onderbouwd worden. Uit dit onderzoek komt naar voren dat de subsidie geen langetermijneffect heeft op de groei van een sociale onderneming. Een subsidie kan het financieel makkelijker maken voor een sociale ondernemingen om te groeien. Dit sluit aan bij de gevonden literatuur, waarbij er wordt beweerd dat subsidie alleen bij het opstarten van invloed is op de groei van een sociale onderneming (Baker, 2007; Mulgan, 2010). Het is voor de overheid interessant om de subsidie op een andere manier te besteden om sociale ondernemingen te stimuleren, vooral bij sociale ondernemingen die niet in de opstartfase zitten. In een vervolgonderzoek kan onderzocht worden welke specifieke behoeftes niet startende sociale ondernemingen hebben om hun maatschappelijke impact te vergroten. Dit zou bijvoorbeeld kunnen door middel van kwalitatieve interviews. Op deze wijze kan de overheid op een kwalitatieve manier hun aanpak wat betreft subsidies voor sociale ondernemingen verbeteren.

Naast de financiële middelen beschrijft de literatuur ook de beleidsmatige middelen die de overheid kan gebruiken om sociale ondernemingen te stimuleren te groeien. De overheid moet verder kijken dan korte termijn invloed. Beleidsmatige middelen kunnen zich uiten in een nieuwe rechtsvorm, om zo financiële voordelen te geven aan sociale ondernemingen. Tevens kan het stimuleren van samenwerking tussen sociale ondernemingen en gemeenten leiden tot financiële voordelen bij de ondernemingen. Bijvoorbeeld door contractueel vast te leggen dat gemeenten verplicht inkopen doen bij sociale ondernemingen. Op deze wijze kan beleidsmatige invloed de gedragsverandering bij de burger en de overheid stimuleren (Ashoka, 2012; Bloom, 2012), waardoor sociale ondernemingen meer zekerheid hebben van hun bestaan. Op deze wijze stimuleert de overheid de maatschappelijke impact op de lange termijn. Een vervolgonderzoek kan de beleidsmatige rol van de overheid onderzoeken en de impact hiervan op sociale ondernemingen.

De derde aanbeveling voor vervolgonderzoek is om kwalitatief onderzoek te doen naar de strategie en cultuur van een sociale onderneming. In dit onderzoek is getracht naar een compleet model van invloeden op de groei van sociale ondernemingen. Wegens tijdslimitatie is ervoor gekozen deze begrippen kwantitatief te meten. In een vervolgonderzoek zou er diepgaande informatie vergaard

kunnen worden over de familiecultuur in een sociale onderneming en informatie vergeleken kunnen worden met andere mogelijke culturen in sociale ondernemingen. Hierdoor kan bewezen worden welke aspecten van een familiecultuur invloed hebben op de groei van sociale ondernemingen.

De vierde aanbeveling voor vervolgonderzoek richt zich op de doorontwikkeling van literatuur over groei bij sociale ondernemingen. Groei wordt bij sociale ondernemingen op verschillende manieren beschreven, maar het meten beperkt zich tot de output van een onderneming. Er zal meer ontwikkeling in de literatuur moeten komen over hoe groei gemeten kan worden bij sociale ondernemingen. Door het meten van de maatschappelijke impact inzichtelijk te maken kan dit worden meegenomen in de groei van sociale ondernemingen. Er zal een kwantitatief onderzoek moeten plaatsvinden hoe maatschappelijke impact precies gemeten kan worden, zodat een helder instrument wordt ontwikkeld die maatschappelijke impact in kaart brengt voor sociale ondernemingen. Dit kan worden meegenomen om groei bij sociale ondernemingen inzichtelijk te maken.

6.1.5 Vergelijking resultaten met ander onderzoek

Dit onderzoek geeft empirisch bewijs dat drie factoren invloed uitoefenen op de groei van sociale ondernemingen. Sommige factoren sluiten aan bij het onderzoek van Ge et al. (2019), waarin ook empirisch bewijs is gevonden voor factoren die invloed hebben op de groei van een sociale onderneming. In het onderzoek van Ge et al. (2019) was een negatieve invloed van de omgeving op de groei van sociale ondernemingen gemeten, maar in dit onderzoek was er geen invloed van de externe omgeving op de groei van sociale ondernemingen gemeten. Daarnaast wijst het onderzoek van Ge et al. (2019) uit dat de organisatie-grootte van invloed is op de groei van sociale ondernemingen, maar zij vinden hier geen empirisch bewijs voor. In dit onderzoek is de organisatie-grootte wel van invloed op de groei van sociale ondernemingen. Ge et al. (2019) beschrijft daarnaast dat de dynamische omgeving bestaat uit verschillende factoren, waaronder ook de arbeidsverhoudingen en macro-economische situatie en leveranciers vallen. Deze factoren zijn niet meegenomen in dit onderzoek, omdat de focus is gelegd op de factoren uit de contingentie benadering.

Naast het onderzoek van Ge et al. (2019) hebben ook Wadongo en Abdel-Kader (2014) onderzoek gedaan naar de groei van ondernemingen. In het onderzoek van Wadongo en Abdel-Kader (2014) is de contingentie benadering ook leidend voor de factoren die invloed uitoefenen op de onderneming. Echter, in dit onderzoek ligt de focus op sociale ondernemingen, waardoor deze niet geheel te vergelijken zijn. Wel zijn dezelfde factoren gebruikt als in het onderzoek van Wadongo en Abdel-Kader (2014), maar voor dit onderzoek is de technologie onder industrie geschaald. In het onderzoek van Wadongo en Abdel-Kader (2014) is alleen theoretisch bewijs gevonden en is dit niet empirisch getoetst, waardoor dit huidige onderzoek een extra dimensie toevoegt aan het theoretische bewijs, want uit de resultaten blijkt dat de contingentie benadering ook van toepassing is op sociale ondernemingen.

Op basis van de contingentie benadering zijn acht factoren van invloed geacht op de groei van sociale ondernemingen (Wadongo en Abdel-Kader, 2014). Uit de resultaten komen vier empirische bewijzen naar voren. De eerste is de invloed van organisatie-grootte op een sociale onderneming. Hoe meer medewerkers een sociale onderneming in dienst heeft hoe hoger de prestatie van een onderneming. Dat de omzet stijgt is deels te verklaren door de toename van het aantal medewerkers die in dienst zijn. De extra medewerkers tonen aan dat er meer werkzaamheden zijn. Daarnaast zullen de productiekosten stijgen en zullen er meer verkopen zijn (Chenhall, 2007; Poole et al., 2001). Er kan geconcludeerd worden dat de hoeveelheid medewerkers invloed heeft op de groei van sociale ondernemingen.

De leeftijd van een organisatie is niet van invloed op de groei van sociale ondernemingen, ondanks dat debat in de literatuur conflicterende verwachtingen gaf. Dit onderzoek geeft inzicht in het feit dat de leeftijd van een organisatie geen invloed heeft op de groei van een onderneming. Dit kan verklaard worden doordat er in de beginfase meer kosten zijn, door investeringen en opstartkosten, waardoor de literatuur beweert dat de leeftijd van een organisatie negatieve invloed heeft (Bowell, 1972; Simyar et al., 1998). Desondanks kan dit op de lange termijn niet worden uitgewezen. Dit sluit aan bij de bevinding dat de snelheid van groeien van een sociale onderneming ook geen invloed heeft op de prestatie van een onderneming.

De derde factor is de industrie Technologie, die van invloed is op de groei van sociale ondernemingen. De verklaring hiervoor uit zich in dat de technologische industrie een hogere omzet

heeft dan andere industrieën en dit komt door de duurdere technologieën. Daarnaast zijn er ook hogere kosten gemoeid bij het productieproces en investeringen en dat uit zich in een effectievere organisatie (Chenhall, 2007; Poole et al., 2001). Dit verklaart waarom de industrie Technologie een hogere omzet heeft dan de andere industrieën en waarom het dus van invloed is op de groei van sociale ondernemingen. De industrie Zorg is eveneens van invloed op de groei van sociale ondernemingen. In de industrie Zorg zijn veel sociale ondernemingen actief. Dit impliceert dat er in deze industrie veel ruimte is voor dit type onderneming. Deze verhoogde vraag, resulteert in een groei van de ondernemingen (Hogenstijn, 2018).

De laatste factor is de familiecultuur, deze cultuur is van invloed op de groei van sociale ondernemingen. Dit kan verklaard worden doordat de familiecultuur focust op samenwerken en daarom een persoonlijk karakter heeft. In deze cultuur werken medewerkers gezamenlijk aan taken en aan het primaire doel van de sociale onderneming, namelijk maatschappelijke impact maken. Door in een familiecultuur te werken heerst er vertrouwen en betrokkenheid en dit heeft invloed op de prestaties van de medewerker, met als gevolg dat de prestaties van de onderneming hoger worden (Quinn en Cameron, 2011).

In document Opschalen van sociale ondernemingen (pagina 44-47)