• No results found

4. Imagoschade risico

5.1 Theoretische onderbouwing invloed geslacht bestuursleden

In deze scriptie wordt onderzocht of de invloed van geslacht van de bestuursleden effect heeft op de kwaliteit van de risicoverantwoording bij Nederlandse ziekenhuizen. Deze relatie wordt onderzocht omdat steeds meer vrouwen toegelaten worden tot het Raad van Bestuur van organisaties wat zorgt voor diversiteit in het bestuur (Adams en Ferreira, 2009). Het doel van deze diversiteit is het verzekeren van een brede basis van kennis in het bestuur (Carver, 2002) en heeft uitgewezen dat het een positieve invloed heeft op de kwaliteit van de beslissingen en verantwoording van het bestuur (Gul e.a 2011). Deze brede kennis is belangrijk doordat mannen en vrouwen verschillende invloeden hebben op het analyseren van risico’s en mogelijk ook de risicoverantwoording van het bestuur. Door middel van een literatuurstudie naar geslachtdiversiteit (Burke, 2000; Mckinsey, 2008; Andreoni en Vesterlund, 2001; Ray, 2005; Fischer e.a., 2005) is gekozen om vier eigenschappen uit te lichten en uit te leggen welke invloeden de vier eigenschappen hebben op het analyseren van risico’s en daardoor de risicoverantwoording. Deze vier eigenschappen zijn vanzelfsprekend niet de enige verschillen tussen mannen en vrouwen, het betreft daarom geen limitatieve opsomming. Door deze vier eigenschappen toe te lichten zal de relatie van de eigenschappen van mannen en vrouwen met risicoverantwoording inzichtelijk worden gemaakt. De vier eigenschappen die beschreven worden zijn:

 samenwerking;  machogedrag;  risicomijding;

 lange termijn denken. Samenwerking.

De eerste eigenschap die wordt toegelicht is samenwerking. In het onderzoek van Burke (2000) is onderzocht of geslachtsdiversiteit binnen de Raad van Bestuur effect heeft op de kwaliteit van de gemaakte beslissingen van de Raad van Bestuur. Uit dit onderzoek is gebleken dat vrouwen in de Raad van Bestuur een verrijking betekenen ten aanzien van de samenwerking van het bestuur en de gemaakte beslissingen van het bestuur. Dit wordt bevestigd in het onderzoek van Mckinsey (2008). Mckinsey (2008) heeft onderzocht dat vrouwen meer samenwerken dan mannen en dat mannen en vrouwen risico’s analyseren vanuit verschillende invalshoeken (Mckinsey, 2008). Burke (2000) en Mckinsey (2008) zijn het met elkaar eens dat vrouwen beter kunnen discussiëren dan mannen en dat vrouwen in de Raad van Bestuur een positieve invloed hebben op de kwaliteit van de beslissingen van het bestuur ten aanzien van risico’s (Burke, 2000; Mckinsey, 2008). In

30 het onderzoek van Sapienza e.a. (2009) wordt benadrukt dat het niveau testosteron ervoor zorgt dat mannen over het algemeen meer individualistisch denken en minder geneigd zijn op samenwerking dan vrouwen. Hieruit kan worden geconcludeerd dat een Raad van Bestuur met alleen maar mannen individualistischer zal zijn en daardoor minder zal discussiëren wat mogelijk gevolgen kan hebben voor de kwaliteit van de beslissingen van het bestuur ten aanzien van risico’s dan een Raad van Bestuur met wel vrouwelijke bestuursleden (Burke,2000; Mckinsey,2008; Sapienza e.a. 2009). Een belangrijk onderdeel van de risicoverantwoording is het signaleren van risico’s. Tijdens het signaleren worden risico’s in kaart gebracht die de ondernemingsdoelstellingen van een organisatie mogelijk in gevaar kunnen brengen. De veronderstelling is dat wanneer bestuursleden beter samenwerken, de belangrijkste risico’s waarschijnlijk inzichtelijker in kaart gebracht kunnen worden omdat vanuit verschillende invalshoeken risico’s benaderd worden (Mckinsey,2008). Op deze manier zal een gezonde discussie ontstaan en kan onderbouwing gegeven worden waarom bepaalde risico’s wel of niet in kaart worden gebracht. In het onderzoek van Roszkowski en Davey (2010) wordt geconcludeerd dat wanneer meer samengewerkt wordt tijdens het uitvoeren van risicoanalyses, risicopercepties ontstaan vanuit verschillende invalshoeken. Dit is bevestigd in het onderzoek van Carver (2002). Door de bredere kennis van bestuur zal er een discussie ontstaan waarom bepaalde risico’s wel of niet in kaart worden gebracht wat een positieve invloed heeft op de risico-inventarisatie. Omdat meerdere personen samenwerken wordt de kans kleiner dat belangrijke risico’s over het hoofd worden gezien wat bevestigt dat samenwerking van het bestuur een positieve invloed zal hebben op de risicoverantwoording. Een betere samenwerking kan ook gevolgen hebben voor de creativiteit en de kwaliteit van de oplossingen voor problemen. De oorzaak voor het creatiever en beter worden van de oplossingen voor problemen, ligt volgens Cox en Blake (1991) in het verschil tussen de man en de vrouw. Doordat de man en de vrouw verschillende belangen behartigen, kan diversiteit in het bestuur ook gevolgen hebben voor de kwaliteit van de risicoverantwoording. Zo zal een man andere risico’s eerder signaleren en/of belangrijker vinden dan een vrouw en visa versa (Cox en Blake, 1991). In het onderzoek van Adams en Ferreira (2004) is aangetoond dat wanneer er relatief veel vrouwen in het bestuur zaten, er meer vergaderingen op jaarbasis werden gehouden. Hieruit kan geconcludeerd worden dat vrouwen ervoor zorgen dat er vaker vergaderd wordt en hierdoor mogelijk aansturen op een grotere samenwerking van de Raad van Bestuur. Uit voorgaande onderzoeken (Burke, 2000; Mckinsey, 2008; Carver,2002; Adams en Ferreira, 2004) kan geconcludeerd worden dat wanneer vrouwen worden toegevoegd aan een Raad van Bestuur de samenwerking van de bestuursleden zal stijgen. Zo zal door een betere samenwerking de Raad van Bestuur mogelijk beter in staat zijn om alle belangrijke risico’s in kaart te brengen. Hierdoor zal mogelijk vaker discussie ontstaan waarom bepaalde risico’s wel of niet kaart moeten worden gebracht. Ook zal de kans dat belangrijke risico’s over het hoofd worden gezien door deze samenwerking waarschijnlijk worden verminderd.

Machogedrag.

De tweede eigenschap die wordt toegelicht is machogedrag.De gedachte die hier achter zit is dat mannen meer aan zichzelf denken en zich graag willen bewijzen. In het onderzoek van Andreoni en Vesterlund (2001) is onderzocht dat vrouwen minder zelfzuchtig zijn dan mannen. Tevens concluderen de onderzoekers dan mannen over het algemeen meer taakgerichter zijn dan vrouwen, terwijl vrouwen meer op communicatie gericht zijn. Het gegeven dat vrouwen minder aan zichzelf denken dan mannen kan een oorzaak zijn waardoor mannen meer geneigd zijn om grotere risico’s te nemen om zich te bewijzen en hierdoor (persoonlijke) financiële doelstellingen te behalen. Het gevaar is dat door deze (persoonlijke) financiële doelstellingen belangrijke risico’s mogelijk over het hoofd worden gezien of dat deze risico’s niet op waarde worden geschat, omdat mannen willen ‘scoren’(Andreoni en Vesterlund, 2001). Vrouwen kunnen ervoor

31 zorgen dat het ‘machogedrag’ verminderd wordt. Dit blijkt ook uit het onderzoek van Schaffnit (2010) waarin is bewezen dat vrouwen minder snel geneigd zijn om zichzelf te bewijzen dan mannen. In het artikel van Lin en Raghubir (2005) benadrukken de onderzoekers dat mannen ten opzichte van vrouwen vaak optimistischer zijn wat leidt tot onrealistisch denken. Hierdoor zullen mannen de kans en impact van risico’s niet goed inschatten. Hierbij speelt het machogedrag van de man een belangrijke rol. De leiderschapsstijl van vrouwen is meer gebaseerd op vertrouwen. Vertrouwen vergt over het algemeen meer uitwisseling van informatie, wat weer bijdraagt aan een kleinere informatie asymmetrie. Uit voorgaande onderzoeken (Andreoni en Vesterlund, 2001; Schaffnit,2010; Lin en Raghubir, 2005) kan geconcludeerd worden dat vrouwen minder snel machogedrag zullen vertonen dan mannen. Dit geldt ook voor hebzucht. Samenwerken zal hierbij ook een belangrijke rol spelen. Vrouwen kunnen voor nuancering zorgen van stereotypen wat voort komt uit machogedrag. Stereotypen worden gekenmerkt met overdreven optimistische houding en zijn moeilijk op andere gedachtegangen te brengen. Dit kan ervoor zorgen dat vrouwen mogelijk een positieve bijdrage kunnen leveren bij het signaleren van de risico’s en het vaststellen van de waarschijnlijkheid en impact van de risico’s. Hierdoor zullen vrouwen in het bestuur mogelijk een positieve bijdrage leveren aan de kwaliteit van de risicoverantwoording. Risicomijding

De derde eigenschap die wordt toegelicht is risicomijding. De gedachte die hier achter zit is dat mannen meer risico’s durven te nemen dan vrouwen. In het onderzoek van Arano e.a. (2010) wordt bewezen dat vrouwen over het algemeen meer risicomijdend zijn dan mannen. Ook concluderen ze dat mannen meer risico’s nemen op financieel gebied (Arano e.a., 2010). Vrouwen nemen volgens de onderzoekers meer sociale risico’s, zoals een carrièreswitch of geven hun mening over een gecompliceerd onderwerp. Hierdoor zouden vrouwen mogelijk langer stilstaan bij dit gecompliceerd onderwerp zoals de beheersing van de risico’s van de organisatie wat waarschijnlijk de kwaliteit van de risicoverantwoording ten goede komt. Ray (2005) stelt in zijn onderzoek dat een bestuur wat eerst alleen uit mannen bestaat en later een toevoeging van vrouwen kent, effect heeft op de risicoverantwoording. Als eerste stelt hij dat het bestuur minder overmoedig wordt en zich minder risico zoekend opstelt. Tevens stelt Ray (2005) dat in een bestuur met vrouwen de sociale verantwoordelijkheden van het bestuur toenemen, waar een bestuur van mannen enkel gericht is op het financiële resultaat (Ray, 2005). Tot slot stelt Ray (2005) dat het toevoegen van vrouwen aan het bestuur directe gevolgen kan hebben voor het opmerken van risico’s en kansen. Een verklaring voor waarom vrouwen meer risicomijdend zijn dan mannen is gevonden in het eerder behandelde artikel van Sapienza e.a. (2009). De onderzoekers benadrukken dat het niveau van testosteron de oorzaak is dat vrouwen meer risicomijdend zijn dan mannen. Uit voorgaande onderzoeken (Arano e.a.,2010; Ray,2005) kan geconcludeerd worden dat vrouwen minder bereid zijn om risico’s te nemen. Omdat vrouwen meer risicomijdend zijn dan mannen, kan dit mogelijk een positief effect hebben op de kwaliteit van de risicoverantwoording. Hierdoor zullen risicovolle activiteiten waarschijnlijk beperkt of vermeden kunnen worden en zal er langer worden stil gestaan bij de beheersing van de risico’s. Hierdoor zullen vrouwen in het bestuur mogelijk een positieve bijdrage leveren aan de kwaliteit van de risicoverantwoording.

Lange termijn denken.

De vierde en laatste eigenschap die wordt toegelicht is het lange termijn denken. In het onderzoek van Fischer e.a. (2005) wordt benadrukt dat vrouwen meer op lange termijn denken en zaken meer in hun context afwegen. Dit in tegenstelling tot mannen die over het algemeen meer op korte termijn denken en hierdoor kortzichtig kunnen zijn (Fischer e.a., 2005). Het is belangrijk dat de risicoverantwoording, naast de korte termijn, ook aandacht schenkt aan de lange termijn en hierdoor de continuïteit van de organisatie waarborgt. Dit wordt benadrukt door Fischer e.a.

32 (2005) die concluderen dat tijdens de risicoanalyse, de risico’s op lange termijn belangrijk zijn. Vrouwen zijn beter in staat om risico’s te signaleren die op lange termijn mogelijk schadelijk zijn voor de organisatie (Burke, 2000; Fischer e.a.,2005). Op deze manier kunnen risico’s tijdig in kaart worden gebracht zodat de organisatie niet voor verrassingen komt te staan. Hierbij moet wel opgemerkt worden dat risico’s schatten op lange termijn complex kan zijn omdat de onzekerheid toeneemt. Burke (2000) stelt dat het vergroten van de aanwezigheid van vrouwen in de Raad van Bestuur een verrijking betekent ten aanzien van de kwaliteit van informatie, meer toekomstgericht denken, het voeren van discussies en het maken van beslissingen. Ook zijn vrouwen vaak beter in staat openlijker vragen te stellen dan mannen, zodat overleg productiever verloopt (Burke, 2000). Deze conclusie komt overeen met het onderzoek wat is gepubliceerd door Gul e.a. (2011). In dit onderzoek is de relatie onderzocht tussen vrouwen in het bestuur en de transparantie van de op aandeelhouders gerichte informatie uit het jaarverslag. Hierbij kan gedacht worden aan niet-financiële informatie zoals de risicoparagraaf. Zij vonden een positieve relatie tussen de aanwezigheid van vrouwen in het bestuur en de transparantie en kwaliteit van de informatie (Gul e.a., 2011). Veronderstellend dat meer transparantie waarschijnlijk een hogere kwaliteit van de risicoverantwoording tot gevolg heeft. Uit voorgaande onderzoeken (Fischer e.a., 2005; Burke, 2000; Gul e.a., 2011) kan geconcludeerd worden dat vrouwen beter in staat zijn om risico’s te signaleren die op lange termijn schadelijk kunnen zijn voor de organisatie. Op deze manier kunnen risico’s tijdig in kaart worden gebracht zodat de organisatie niet voor verrassingen komt te staan. Hierdoor zullen vrouwen in het bestuur mogelijk een positieve bijdrage leveren aan de kwaliteit van de risicoverantwoording.

Uit voorgaande onderzoeken kan geconcludeerd worden dat mannen en vrouwen verschillen in hun opvatting rondom risico’s, risicobeheersing en risicoverantwoording van het bestuur. Dit is onder andere te verklaren vanuit een viertal eigenschappen namelijk samenwerking, machogedrag, risicomijding en lange termijn denken. Doordat vrouwen worden toegevoegd aan de Raad van Bestuur zal de samenwerking van de bestuursleden mogelijk stijgen. Zo zal door een betere samenwerking de Raad van Bestuur mogelijk beter in staat zijn om alle belangrijke risico’s voor het ziekenhuis in kaart te brengen. Hierdoor zal vaker discussie ontstaan waarom bepaalde risico’s wel of niet kaart moeten worden gebracht. Ook zal de kans dat belangrijke risico’s over het hoofd worden gezien door deze samenwerking waarschijnlijk worden verminderd (Burke, 2000; Mckinsey, 2008; Carver,2002; Cox en Blake, 1991; Adams en Ferreira,2004). Een bestuur met alleen maar mannelijke leden zal waarschijnlijk gevoeliger zijn voor machogedrag dan een bestuur met alleen vrouwelijk leden. Hierdoor zijn mannen meer geneigd om grotere risico’s te nemen om zich te bewijzen en hierdoor (persoonlijke) financiële doelstellingen te behalen Belangrijke risico’s kunnen door deze (persoonlijke) financiële doelstellingen mogelijk over het hoofd worden gezien (Andreoni en Vesterlund, 2001; Schaffnit, 2010; Lin en Raghubir, 2005). Ook is bewezen dat vrouwen risico’s meer mijden dan mannen. Omdat vrouwen meer risicomijdend zijn dan mannen, kan dit mogelijk een positief effect hebben op de risicoverantwoording van een ziekenhuis. Hierdoor zullen risicovolle activiteiten beperkt of vermeden worden en zal er waarschijnlijk langer worden stil gestaan bij de beheersing van risico’s (Arano e.a., 2010; Ray,2005). Tot slot zal een bestuur met vrouwelijke leden beter in staat zijn om risico’s te signaleren die op lange termijn mogelijk schadelijk zijn voor de organisatie. Op deze manier kunnen risico’s tijdig in kaart worden gebracht zodat het Raad van Bestuur niet voor verrassingen komt te staan (Fischer e.a., 2005; Burke, 2000; Gul e.a., 2011). Gezien de beschikbare literatuur omtrent de invloed van geslacht van de bestuursleden verwacht ik dat deze eigenschappen ook mogelijk van invloed zal zijn op bestuursleden van ziekenhuizen en hierdoor de risicoverantwoording van deze ziekenhuizen. Dit leidt tot de volgende hypothese: Hypothese 1: Wanneer het bestuur bestaat uit zowel mannen als vrouwen zal de kwaliteit van de risicoverantwoording bij ziekenhuizen toenemen.

33 5.2 Theoretische onderbouwing invloed leeftijd bestuursleden

Een ander aspect van diversiteit van de bestuursleden dat steeds meer aandacht begint te krijgen is de leeftijd van de leden van de Raad van Bestuur (Smith, 2001; Van der Walt en Ingley, 2003). Dit is ontstaan doordat jongere leden in een Raad van Bestuur zorgen voor verfrissende ideeën en een vernieuwende aanpak, waardoor een oplettende en innovatieve Raad van Bestuur wordt gewaarborgd die in staat is om de onderneming te vernieuwen (Rose, 2005). Aan de andere kant heeft een Raad van Bestuur met oudere leden meer zakelijke ervaring wat van invloed kan zijn op de kwaliteit van de beslissingen van de Raad van Bestuur en de kwaliteit van de risicoverantwoording (Sonnenfeld, 2002). Wetenschappelijk onderzoek met betrekking tot de leeftijd van bestuursleden richt zich vooral op de diversiteit van leeftijden in het bestuur. Dit blijkt ook uit het beperkte aantal onderzoekers dat daadwerkelijk heeft onderzocht of en zo ja, hoe Raden van Bestuur met jonge bestuursleden verschillen met Raden van Bestuur met oudere bestuursleden. In dit onderzoek zullen een aantal belangrijke onderzoeken worden aangehaald om de invloed van leeftijd ten opzichte van risicoverantwoording inzichtelijk te maken.

In het onderzoek van Gilpatrick (2000) wordt gesteld dat de meeste bestuurlijke posities vervuld worden door personen van middelbare tot gepensioneerde leeftijd. In het onderzoek van Rose (2005) is aangetoond dat jongere bestuursleden zorgen voor verfrissende ideeën en een vernieuwende aanpak in het bestuur waardoor een oplettende en innovatieve Raad van Bestuur wordt gewaarborgd die in staat is om de onderneming te vernieuwen (Rose, 2005). De gedachte die hierachter zit is het feit dat jongere bestuursleden zich verantwoordelijk voelen voor de onderneming en zich willen bewijzen (Rose, 2005). In het onderzoek van Streufer e.a. (1990) is onderzoek gedaan naar in hoeverre de gemiddelde leeftijd van de Raden van Bestuur de kwaliteit van beslissingen beïnvloeden. Uit dit onderzoek is gebleken dat oudere leden minder snel beslissingen maken, de beslissingen minder strategisch zijn en oudere leden minder snel op binnengekomen informatie reageren. Oudere leden hebben een minder breed overzicht van hun taak en zoeken minder naar informatie om de taak te vervullen. Streufer (1990) en Rose (2005) zijn het met elkaar eens dat jongere bestuursleden in een Raad van Bestuur een positieve invloed hebben op de kwaliteit van de beslissingen van het bestuur en hierdoor mogelijk ook de kwaliteit van de risicoverantwoording.

Craig e.a. (2010) tonen aan dat de diversiteit in leeftijd zowel positieve en negatieve effecten hebben op teamprestaties. De positieve effecten worden verklaard doordat oudere mensen bredere kennis en beter ontwikkelde vaardigheden hebben dan jongere mensen. Dit beïnvloedt de kwaliteit van de besluitvorming positief en hiermee mogelijk de kwaliteit van de risicoverantwoording. Wat betreft de karakteristieken voor oudere bestuursleden speelt zekerheid, voor zowel financieel als carrière, een belangrijke rol. Het gevolg hiervan is dat oudere bestuursleden mogelijk eerder risicovolle beslissingen vermijden. In het onderzoek van Sonnenfeld (2002) wordt benadrukt dat zodra een bestuurslid een zekere leeftijd heeft, hij/zij over het algemeen een rijke kennis en ervaring bezit. Daardoor beschikt deze persoon over waardevolle inzichten betreffende wat allemaal speelt binnen de organisatie en waar deze risico’s loopt. Jongere bestuurders zijn in zijn visie minder waardevol (Sonnenfeld, 2002). Ze missen de ervaring om een voldoende nuttige bijdrage te kunnen leveren aan de beslissingen van een Raad van Bestuur. In het onderzoek van Hasher & Kim (2005) tonen de onderzoekers aan dat oudere bestuursleden beter presteren dan jongere bestuursleden. Dit omdat oudere bestuursleden meer ervaring hebben in het nemen van beslissingen dan jongere bestuursleden. Dit zou mogelijk ook gevolgen kunnen hebben omtrent de risico’s en de risicoverantwoording. De onderzoekers geven aan dat in de literatuur “de gedragskeuze van ouderen ten opzichte van jongeren wordt gezien als betrouwbaarder” (Hasher & Kim, 2005). Dit blijkt ook uit het onderzoek van Westphal en Zajac (1995). Uit hun onderzoek is gebleken dat oudere bestuurders langer de tijd nemen om bepaalde

34 beslissingen te maken en dat ze meer informatie verzamelen voordat een beslissing gemaakt wordt dan jongere bestuurders. Hieruit kan geconcludeerd worden dat oudere bestuursleden langer stil staan bij hun beslissingen wat mogelijk gevolgen heeft voor de kwaliteit van de beslissingen en de kwaliteit van de risicoverantwoording. In het onderzoek van Kanfer e.a. (2008) is onderzoek gedaan naar de mate waarin de leeftijd en de man/vrouw verhouding van invloed is op o.a. de groepsprestaties van een onderneming in de publieke sector. De diversiteit in leeftijd is positief gerelateerd aan de prestaties in groepen, voor het oplossen van complexe besluitvormingstaken. Ook zal door deze ervaring bij het oplossen van complexe besluitvormingstaken de communicatievaardigheden zijn ontwikkeld waardoor de bestuursleden op een prettige manier kunnen discussiëren met andere bestuursleden (Kanfer e.a, 2008). Hierdoor zal het bestuur waarschijnlijk beter de belangrijke risico’s van de organisatie inzichtelijk maken. Dit blijkt ook uit het onderzoek van Zenger & Lawrence (1989). Zij geven aan dat oudere bestuursleden vaak een ‘gemeenschappelijke taal’ hebben om in te communiceren. Dit stelt ze in staat beter met elkaar te communiceren dan jongere bestuursleden (Zenger & Lawrence, 1989). Omdat meerdere bestuursleden naar elkaar luisteren en op een prettige manier met elkaar communiceren wordt de kans kleiner dat belangrijke risico’s mogelijk over het hoofd worden gezien of niet bespreekbaar worden gesteld. Dit bevestigd dat leeftijd mogelijk van invloed is op de kwaliteit van de risicoverantwoording.

Uit voorgaande onderzoeken kan geconcludeerd worden dat leeftijd zowel negatieve als positieve effecten hebben met betrekking tot de invloed van diversiteit in leeftijd op de kwaliteit van de