• No results found

De buitenste, beschermende laag —in de vorm van een (al dan niet zelfdragende) laag— laat de gelaagde wand toe om alsnog als een solide muur over te komen. Lossere gevelsystemen daarentegen vermijden deze voorwendsels alsof de gevel nog steeds een massief iets is en stellen een lichter, maar toch beschermend uiterlijk voorop. Daar waar Woning Zeegers- Dumon met haar flinterdunne bakstenen strips reeds de grens aftast, maar nog steeds een stapelmateriaal vooropstelt, poogt een gevel met een bekleding van hout, plaatstaal, leien of andere textiele materialen geen solide muur meer te zijn. De bekledingstheorie van Gottfried Semper wordt opnieuw actueel. Het gebruik van baksteen is voorbijgestreefd en draait veelal louter om beeldvorming, waarnaar voortreffelijk geknipoogd wordt met het project Rotelenberg van architecten de vylder

77 76 [17] Woning abA, Asse (2009), BLAF Architecten. © Stijn Bollaert

vinck tailleu. Bij de renovatie van de typisch Vlaamse, bakstenen woning met bijhorende achterliggende koterij werd gekozen voor een gevelbekleding van ruitleien. [16] Deze ruitleien werden van een gezeefdrukt baksteenpatroon voorzien. In de ontwerpfase deed het architectuurbureau uitvoerige testen naar de zeefdruk van baksteenpatroon, een duidelijke referentie naar de typisch Vlaamse, bakstenen wachtgevel.

Door het gebruik van de leien als ‘lapjes’ wordt de buitenmuur gemaskeerd en met een ondubbelzinnig bedrog verhuld. De gevel doet zo geen poging om er dragend uit te zien en omarmt het bekledingsprincipe dat met de introductie van de spouwmuur als een logisch gevolg kwam.

De keuze voor een ‘textiele’ gevel komt vaak voort uit

economische overwegingen of met beeldvorming/representatie als motief. Maar, ook de ecologische agenda —het door Kiel Moe verguisde zero energy concept— lijkt ook vaak het leidende

principe. Zo kon Woning abA van BLAF architecten —ook wel textiel huis genoemd— gerealiseerd worden als een nul- energetische woning vanwege de doordachte materiaalkeuze voor de gevel. De woning in Asse tracht met haar huid van textiel een antwoord te formuleren op de vraag naar bewust ecologisch bouwen. [17] De woning bestaat uit een massieve onderbouw die half ingegraven ligt in het talud van de site en een bovenbouw in houtskelet. De massieve sokkel werd met een aanzienlijke hoeveelheid isolatie —een laag van 24 centimeter— omhuld om vervolgens, daar waar men baksteen als keuze voor gevelmateriaal zou verwachten, verder ingepakt te worden in een omhulsel van zwartgekleurde EPDM. Hoewel de architecten aan de huidige energienormering moeten voldoen, lijkt opnieuw de ironische kritiek ten opzichte van de obsessie van de architectuurdiscipline met water- en luchtdichtheid hier niet ver af.

Het bovenliggende verdiep dat bestaat uit houtvezelplaten werd bekleed met donkere geweven stof met UV-blokkerende glasvezel die via Padoek hardhouten kaders bevestigd werden aan de onderliggende platen. Met de leefruimtes op het eerste verdiep werd ingezet op passieve warmtewinning via het hoge aandeel aan glas dat mogelijk was door de gevelopbouw. De

79 78 [18] Centrum voor traditionele muziek Dar Al Jinaa, Bahrein (2018) Office Kersten Geers David Van Severen

© Bas Princen

glasvezeldoek kan waar nodig openen en sluiten en doet dienst als zonwering voor de beglaasde geveldelen.

Naast andere keuzes ten voordele van het passiefhuiscertificaat —zoals de bodemwater warmtewisselaar, warmterecuperatie- systemen, enzovoort— draagt ook de ‘intelligente huid’ aanzienlijk bij aan de energie-efficiëntie van het gebouw. De textiel metafoor wordt nog explicieter in het Centrum voor traditionele muziek Dar Al Jinaa. Met een opvallende metalen maliënkolder drapeert OFFICE Kersten Geers David Van Severen de door hen gerenoveerde dar of woning in Bahrein. De scherpe keuze van de materialisatie en het — nogal theatraal— ophaalmechanisme doet denken aan een gewaad of gordijn dat als finale handeling het volume bekleedt, en kiest om haar al dan niet later opnieuw te onthullen. De metalen jurk valt samen met de perimeter van de vloerplaat die tevens intentioneel het bouwblok vervolledigt. Het beglaasde bouwvolume achter welke zich de effectieve binnenruimte bevindt, trekt zich terug. Hoewel gespeculeerd zou kunnen worden over waar de gevel zich nu effectief bevindt, vereist deze vraag misschien geen eenduidig antwoord. De gevel medieert hier tussen het tonen en het niet tonen, tussen het beschermen en het delen. Deze doorgedreven interesse in de relatie tussen binnen en buiten wordt gefaciliteerd door de vele momenten van het gevelgebied om het grensgebeuren

vlot of minder vlot te laten verlopen: het raamwerk met de mogelijkheid om het accordeon-gewijs te bedienen, de poreuze colonnade, de sokkel en tot slot de gedrapeerde maliënkolder die het laatste woord heeft.

De gelaagde gevel en bij uitstek metalen maliënkolder leiden zo niet enkel tot een systeem van natuurlijke zonwering tegen de krachtige woestijnzon, ze transformeren het gebouw tot een raadselachtig, gesluierd object dat —wanneer het gebouw in gebruik is en de sluier wordt opgetild— de voorbijgangers toelaat een glimp op te vangen van de activiteiten binnenin. Met woning Baete Doubbel, een ontwerp dat Wim Cuyvers in 1999 in Hooglede-Gits verwezenlijkt, streeft de architect een

81 80 [19] Woning Baete Doubbel, Hooglee Gits (1999), Wim Cuyvers

© Wim Van Nueten

[20] Woning Baete Doubbel, Hooglee

Gits (1999), Wim Cuyvers

© Wim Van Nueten

methode na die misschien wel tegenovergesteld is aan deze bekledingstheorie: Daar waar doorgaans de isolatie bij een woning slechts verondersteld wordt om dat wat zich binnenin bevindt, te beschermen —en bijgevolg verwacht wordt een verborgen materiaal te zijn— voorziet Cuyvers de laag rotswol slechts van een transparante, glazen huid als ‘bescherming’.

(Aanhalingstekens zijn hier op hun plaats aangezien het blootstellen van de rotswol aan zonlicht een noemenswaardig aandeel aan verwering en beschadiging van de isolatie, een doorgaans in het donker verhuld materiaal, tot gevolg heeft.) [19] Hoewel in het modernisme alle decoratie werd afgezworen en de ‘truth of construction’ werd verkondigd, gaat het

onthullen van het isolatiemateriaal hier verder dan de afleiding met constructieve details. Op deze manier worden —net zoals bij de SUVA vestiging in Basel— materialen zoals isolatie losgekoppeld van hun veronderstelde intentie en nemen ze hiernaast ook een ornamentele taak op zich. 13