• No results found

De isolerende jas van de gevel is naast het reguleren ook verantwoordelijk voor het beschermen van dat binnenklimaat. Een gevel hoeft vooral datgene te waarborgen dat ze omhult en niets meer. Om bijvoorbeeld een perfect gecontroleerde omgeving te voorzien voor een archief, is vooral een goede luchtkwaliteit en weinig zonlicht, ter bescherming van de inhoud, nodig.

In tegenstelling tot publieke gebouwen die een openbaar karakter vooropstellen, heeft een archief als doel haar inhoud te

89 88

[24] Rijksarchief,

Gent. (2014). Robbrecht & Daem © Filip Dujardin

beschermen, wat zich in het ontwerp van Robbrecht en Daem voor het Rijksarchief in Gent, uitdrukt in een wit geglazuurde, blinde baksteengevel: een archief wordt hier per definitie een ondoorzichtig gebouw.17 [24] Het gelijkvloers —licht verhoogd en volledig opengewerkt— is de voornaamste plek waar contact met de voorbijgangers toch opgezocht wordt en het fundamenteel gegeven van een archief —het private én publieke karakter— getest wordt. Deze publieke open laag contrasteert met het bovenliggende, eigenlijke archief dat zich vertaalt in een weinig onthullende, monolithische façade. Het is pas in tweede instantie dat de bezoeker een rij vensters op de eerste verdieping van het meer naar achter gelegen deel van het gebouw ontdekt, die aangeven dat het gebouw wel degelijk een binnenleven heeft.18

Het zijn de enkele horizontale betonnen platen die de rust in het blinde vlak verstoren en die doen denken aan vensterbanken, wachtend op hun ramen. Buiten het benadrukken van de blindheid van het gebouw, hebben ze geen structurele bijdrage of nut. Aan de evidente heldere openheid van veel publieke gebouwen wordt een retorische vraag gesteld; de voornaamste functie van het gebouw blijft het opslaan en beschermen van objecten en documenten.

Een gelijkaardig programma —en een bijzonder belang voor de beschermende functie van de gevel— vinden we terug bij het Prentenkabinet Plantin Moretus door noAarchitecten. Ook hier wordt de gevel ingezet als beschermende schil voor een gebouw dat moet dienen als archief- en bewaarruimte voor de interne collectie aan boeken, prenten, gravures, drukletters en –platen. De gevel aan de straatkant —een door kunstenaar Benoît van Innis gemaakte compositie van regels en stijlen in massief hout

17 Grafe Christoph. “Subversieve elegantie. Gepastheid en transgressie in twee

recente projecten van Robbrecht en Daem.” in Verschaffel Bart, Maarten Van Den

Driessche, Christophe Van Gerrewey, Christoph Grafe, en Michiel Dehaene. Architec-

tuurboek Vlaanderen n°12: Architectuur op maat (Antwerpen, Vlaams Architectuu-

rinstituut (Vai), 2016), p. 140 18 ibidem

91 90 [26] Prentenkabinet Plantin Moretus, Antwerpen (2016). noAarchitecten. © Filip Dujardin [26] Drooghal Arbor, Houthulst (2013) Office Kersten Geers David Van Severen

© Bas Princen

– refereert naar de vakwerkgevels van vroeger19 en is —net zoals in het Rijksarchief van Robbrecht en Daem— volledig blind. [25] De houten structuur is een volledig blinde ‘boekenkast’ die enkel op de begane grond toenadering zoekt tot haar passanten en bezoekers. Het contact tussen binnen en buiten wordt meteen verbroken op de eerste en tweede verdieping, waar de ruimtes voor het bewaren van de collecties zich situeren. Het gebruik van het materiaal voor de gevel verwijst naar de technieken van de boekdrukkunst en –binderij.

Tegenovergesteld aan de bijna hermetisch afgesloten archiefruimtes van Robbrecht en Daem en noAarchitecten, staat drooghal Arbor in Houthulst. Verder dan het omhullen van de inhoud en het klimaat binnenin de hal op peil houden ten voordele van het droogproces, hoeft het gebouw helemaal niets te doen. Het ontwerp van OFFICE Kersten Geers David Van Severen bevindt zich in een wijds landschap in Hulsthout, midden in de boomplantages. De locatie loont zich om volop in te zetten op de aanwezige luchtstromen die nodig zijn om honderden verpotte planten en bomen te laten drogen. Grote, micro-geperforeerde golfplaten als materiaal voor de gevel van de drooghal faciliteren de vereiste (natuurlijke) luchtstroom en de beschutting die het inwendige programma nodig heeft. Op die manier worden de bomen gedroogd met een ecologisch alternatief voor ronkende ventilatoren. Alles wat van de drooghal verwacht wordt, wordt gefaciliteerd door de geperforeerde golfplaten als gevelmateriaal. Als een gewaad dat het klimaat binnenin de hal op peil houdt.

Ondanks de hal wel degelijk functioneert naar behoren, maakt de drooghal bij sterke (en specifieke) windsterkte en –richting een scherp fluitend geluid, als een grootschalig fluitinstrument.20 Sinds het voorval wordt vaak gerefereerd naar de ‘huilende hal’.

19 Uyttenhove Pieter in Cleppe Birgit, Christoph Grafe, Pieter Uyttenhove, en So- fie De Caigny. Architectuurboek Vlaanderen °13: Dit is een mosterdfabriek. (Antwerpen, Vlaams Architectuurinstituut (VAi), 2018), p.33

20 Het fluitend geluid is te horen op https://soundcloud.com/eosmagazine/ huilende-hal

93 92

In de twee voorgaande essays heb ik telkens enkele strategieën gedefinieerd waarmee hedendaagse architectuurbureaus omgaan met de gevel. De twee meest fundamentele functies van de gevel —dragen en beschermen— vormden hierbij de belangrijkste leessleutels; telkens besprak ik hoe architecten een positie innamen tegenover deze twee functies — soms bijna onderdanig aan het veruitwendigen van structurele logica’s of van isolatie- en luchtdichtheidseisen, soms met alternatieve interpretaties en maniëristische spielerei, soms met een bijtende ironie. Hoewel ik ervan overtuigd ben dat deze twee ‘kerntaken’ van de gevel een interessant organiserend principe vormden voor mijn denken over de gevel, kan de gevel niet tot enkel dragen en beschermen

worden gereduceerd.

In dit beeldessay probeer ik om andere strategieën voor het ontwerpvraagstuk van de gevel uit hedendaagse Vlaamse architectuurprojecten te distilleren. Ik vertrek hierbij vanuit een persoonlijke interpretatie van wat volgens mij essentiële gevelontwerpen zijn, maar waarbij veel elementen toch niet (enkel) rechtstreeks gerelateerd lijken aan structuur noch bescherming. De foto’s —geselecteerd uit eigen publicaties van de ontwerpers— reflecteren hier de manier waarop de bureaus hun projecten representeren aan de buitenwereld: het is niet bevreemdend dat de gevel —sowieso het publieke ‘gezicht’ van de architectuur— vaak een centrale rol krijgt in die beeldvoering. Veel van mijn persoonlijke interpretaties zijn terug te brengen op een aantal lemma’s, die al van in het begin van dit thesisonderzoek sluimerend aanwezig waren, maar nooit de precisie kregen om een academische tekst te structureren of te dragen. Desondanks zijn deze lemma’s wel een directe weerspiegeling van mijn denken over de gevel. Daarom structureren ze het beeld-essay dat volgt.

94 95

identiteit

96 97

98 99

100 101

102 103

104 105

spel

106 107

108 109

110 111

112 113

114 115

collage

116 117

118 119

120

context

121

122 123

124 125

126 127

grens

128 129

130 131

132

detail

133

134 135

136 137

138 139

ornament

140 141

142 143

145 144

De gevel —zoals Koolhaas in Elements al schreef— is een complex architecturaal gegeven. Het concept van de gevel, de smoel van architectuur, kreeg in de architectuurtheorie een steeds verschuivende invulling; soms was de gevel een stiefmoederlijk architecturaal element —cfr. Laugiers hut— dat louter een binnen moest faciliteren en interne logica’s veruitwendigde, soms werd het absolute nulpunt van de

architectuur net in de gevel teruggevonden —Sempers hut— en soms werd de gevel tot essentie van architectuur gebombardeed —Venturi en Scott Browns decorated shed. Als synecdoche voor de architectuur zelf, werd er door architectuurtheoretici enorm veel over gevels geschreven en gefilosofeerd. Hoewel er dus al bijzonder veel inkt vloeide over het thema van de gevel, zijn ook de meer tastbare, gebouwde pleidooien over de gevel haast niet te overzien. Hoewel Adolf Loos zijn theorie ook uitschreef, is het toch vooral zijn gebouwde traktaat, het

Looshaus, dat heel het 19de eeuwse denken over de gevel in 1909

op de helling zette.

Deze hypercomplexiteit, en totale veelheid over wat er over de gevel is geschreven, gedacht en gebouwd, was gedurende het schrijven van deze masterscriptie erg overweldigend. De enorme leeslijst —die achter deze epiloog is opgenomen— verraadt hoe ik tijdens dit proces bijna allesomvattend te werk probeerde te gaan: ik wou lang proberen om alles te begrijpen wat er over de gevel werd gezegd en geschreven, om daar een hollistische tekst over neer te pennen. Hoewel ik veel van deze teksten met plezier las, zorgde net die eindeloze stroom van informatie voor het totaal overspoelen van mijn gedachten, waardoor de stap naar het maken van een coherent geheel plots onoverkomelijk werd. Mijn hollistische benadering stond het uit elkaar leggen van het wicked problem van de gevel in analytische categorieën

epiloog

147 146

—zo essentieel voor een academisch werk— in de weg. Elk organiserend principe in thema’s, lemma’s of trefwoorden leek ontoereikend; Jeroen Brouwers’ zinsnede, niets bestaat dat niet iets anders aanraakt, werd tijdens dit onderzoek naar de gevel nog sterker het leidend principe van mijn gedachten.

Wat initieel vertrok vanuit een interesse in het werk van Maarten Van Den Driessche en Lieven Nys over de

baksteengevel, verzandde uiteindelijk in een über-theoretisch werk: een drijfzand waarin ik de afgelopen 2 jaar meermaals ben verdronken. Graag had ik al mijn bronnen, verhalen en hersenspinsels gekristalliseerd gezien in een allesomvattend geheel, maar keer op keer botste mijn ambitie op de grenzen van mijn kunnen. Dat ook (‘echte’) schrijvers aan het begin van het schrijfproces het einde van hun boek nog niet kennen — zoals Maarten me meermaals geruststellend probeerde over te brengen— blijkt nu ook.

Uiteindelijk, na dit extreem lastige proces, zocht ik met Maarten Van Den Driessche en Robby Fivez last minute naar een werkbare methode, die de praktijk opnieuw centraal plaatste. Het jaarboek werd hierbij een belangrijke houvast, het gebouwde werk van Vlaamse architecten werd een belangrijke toetssteen voor al die eindeloze theoriën. Het thema van de gevel heeft me op vele plekken gebracht, heen en weer geslingerd en uiteindelijk laten landen op een resultaat van een introductietekst, twee geschreven essays en één beeldessay. Het resultaat doet geen poging meer om allesomvattend te zijn, maar is wel een reflectie van het groeiproces van mijn reflecties over architectuur, en geeft —hopelijk— ook anderen stof tot denken, wellicht het belangrijkste doel van een masterthesis. Sara

149 148

Maarten, voor de begeleiding, het geduld en het blijvend bevattelijk proberen te maken van het onderwerp; om mee te gaan in mijn wispelturig denken en telkens opnieuw samen tot een geheel te proberen komen. Ook bedankt aan Lieven voor de eerste sturende gesprekken aan het begin van dit proces.

Robby, voor de intense begeleidingssessies, de heldere kritieken en de gesprekken die me opnieuw met een frisse blik lieten kijken; voor de steun, de begeleiding en de enorme hulp; maar vooral om erin te blijven geloven.

Mama en papa, voor het eindeloze geduld en vertrouwen. Om me de voorbije jaren telkens opnieuw moed in te spreken en te blijven geloven in mijn kunnen. Ook bedankt voor de mogelijkheid om deze studie te volbrengen, zelfs met de laatste détour.

Mijn vrienden, de miekes, de ruimtevaarders en de cyclorama- familie, voor de vriendschap en het plezier; voor het volhardend supporteren vanaf de zijlijn. Om mij te tolereren als huisgenoot en vriendin in goede en kwade thesisdagen. Om de voorbije intense jaren ietsje mooier en vooral onvergetelijk te maken; voor de blijvende vriendschap.

Aurélien, Fien, Jelle, Mama, Milène, Lisa, Ruben en Simon, om me door de laatste loodjes heen te sleuren.

Aan allen hierboven: Om zorg te dragen voor mij en er steeds te zijn. Woorden schieten tekort voor deze kanjers.

bedankt

Wat ik vooral geleerd heb in dit thesisproces is dat vallen-en- opstaan mijn enige manier vooruit was. Dat vallen was vaak

minder aangenaam, waardoor ik mezelf lange tijd weerhield om te schrijven, verlamd door de angst mijn beloftes niet te kunnen waarmaken —beloftes die al vervat zaten in de nogal ambitieuze titel van dit werk. Denkbeelden over de gevel moest ergens zweven

tussen het domein van architectuurtheorie en een persoonlijke reactie of kritiek hierop, iets waartoe ik mezelf, zelfs na de veelzijdige, leerrijke architectuuropleiding, nog niet toe in staat —of alleszins niet juist geplaatst— zag. Hoewel het afronden van mijn architectuurstudies dus iets minder vlot verliep dan verwacht, ben ik uiteindelijk ook weer kunnen opstaan, en ligt

er nu een werk waarop ik met voorzichtige trots terugkijk. Dat opstaan was echter niet gelukt zonder de mensen rondom mij. Graag zou ik van de gelegenheid gebruik willen maken hen te bedanken hiervoor.

151 150

1. Achterberg, Laura Brick: An Exacting Material. Translated by Richard Glass. Edited by Jan Peter Wingender. Amsterdam: Architectura & Natura, 2016.

2. Baeten Hylebos architecten: https://www.

baetenhylebos.be/pp2.html (geraadpleegd op 20/07/2020). 3. Bodyn, Piet en Ellen Meurez. Nov 8, 2014. “Reflectie over ontwerp- en bouwproces van de woning ROT-ELLEN- BERG van DVVT”, Archipel slow talk architecture.

https://archipelvzw.be/nl/agenda/482/slow-talk-architecture (geraadpleegd op 06/04/2020).

4. Cleppe, Birgit, Christoph Grafe, and Pieter

Uyttenhove. Architectuurboek Vlaanderen N°13: Dit Is Een Mosterdfabriek. Edited by Sofie De Caigny. Antwerpen: Vlaams Architectuurinstituut (VAi), 2018.

5. Cuyvers, W (2003). Baete double house. Architecture and Urbanism Magazine 392, 36-39.

6. De Mey, Louis, Maarten Van Den Driessche, and Bart Verschaffel. Textiel En/in Architectuur. Master of Science in de ingenieurswetenschappen: architectuur.

7. Deplazes, Andrea Constructing Architecture: Materials Processes Structures: a Handbook. 2nd, extended ed. Basel: Birkhäuser, 2008.

8. Diener, Roger, Sabine Von Fischer, and Joseph Abram. Diener & Diener. London: Phaidon Press, 2011.

9. Frampton, Kenneth, and John Cava. Studies In Tectonic Culture: The Poetics of Construction In Nineteenth and Twentieth Century Architecture. Chicago (Ill.): Graham foundation for advanced studies in the fine arts, 1995.

10. Herrmann, Wolfgang, Gottfried Semper: In Search of

leeslijst

152 153 Architecture. Cambridge (Mass.): MIT press, 1984.

11. Herzog & De Meuron, 050 Suva House: https://www. herzogdemeuron.com/index/projects/complete-works/026- 050/050-suva-house-apartment-and-office-building.html (geraadpleegd op 15/05/2020).

12. Herzog & De Meuron, The Specific Gravity of Architecture: https://www.herzogdemeuron.com/index/ projects/writings/essays/gravity-of-architectures.html (geraadpleegd op 15/05/2020).

13. Kollhoff, H (1997). De mythe van de constructie en het architectonische. Oase 47, 56-65.

14. Koolhaas, Rem, Stephan Trüby, Irma Boom, and Manfredo de Robilant. Elements of Architecture. Edited by James Westcott and Stephan Petermann. Köln: Taschen, 2018. 15. Laugier, Marc-Antoine, Essai Sur L’architecture. France: Hachette Livre, 2018.

16. Le Corbusier, and Frederick Etchells. Towards a New Architecture. Reprint London: Martino Publishing, 2014. 17. Loos, Adolf, Aldo Rossi, and Jane O Newman. Spoken Into the Void: Collected Essays 1897-1900. Cambridge (Mass.): MIT press, 1982.

18. Malcovati, S. (2015). Cos’è una facciata? Imparare da Alberti. Milan: Cortina Libreria Milano.

19. Nijs, Lieven, and Maarten Van Den Driessche. 2019. “Het Verlangen Naar Baksteen.” Edited by Tom Avermaete, Veronique Patteeuw, Hans Teerds, and Lea-Catherine Szacka. OASE (DELFT), no. 103: 115–20.

20. Oechslin, Werner, Fassade – ein später Begriff, in: Daidalos, 6, 15. Dezember 1982, S. 33-36 (engl. «The Façade – a Recent Concept», ebd.) Retrieved from https://www.bibliothek- oechslin.org/foundation/team/oechslin/publications

21. Picon, A. (2014). Dom-ino: Archetype and Fiction. Log 169–175.

22. Schumacher, T.L. (2002). “The outside Is the Result of an inside”: Some Sources of One of Modernism’s Most Persistent Doctrines. Journal of Architectural Education (1984-) 56, 23–33.

23. Semper, Gottfried, Harry Francis Mallgrave, and Wolfgang Herrmann. The Four Elements of Architecture and Other Writings. Cambridge [England]: Cambridge University Press, 1989.

24. Sturkenboom, Frans, and Lucy Klaassen. De Gestiek Van De Architectuur: Een Leerboek Hedendaags Maniërisme. Edited by Jan Brand. Arnhem: ArtEZ Press, 2017.

25. Van Dale, J. H., Rudi Hendrickx, Nicoline Van der Sijs, and Ton den Boon. Groot Woordenboek Van De Nederlandse Taal. Vijftiende, herziene editie / Utrecht: Van Dale Uitgevers, 2015.

26. Van Den Driessche, Maarten, Luce Beeckmans, Isabelle Blancke, and Michiel de Cleene. Architectuurboek Vlaanderen N°14: Wanneer Attitudes Vorm Krijgen. Edited by Sofie De Caigny. Antwerpen: Vlaams Architectuurinstituut (VAi), 2020. 27. Vermeulen, P (1997). Bouwen als instrument van verlangzaming : Hans Kollhoffs verkenningen van de tektoniek. Archis 10, 32-45.

28. Verschaffel, Bart. 2016. “Het Mag Iets Meer Zijn: Nieuw Maniërisme in De Recente Architectuur in Vlaanderen.” In Architectuur Op Maat : Architectuurboek Vlaanderen N°12, ed. Christophe Grafe, 126–133. Antwerpen: Vlaams Architectuur Instituut.

29. Voorthuis, Jacob. “Tektoniek, een essay over het maken van een relatie” in De Architect, Jaargang 38, December 2007 30. Wall, Christine An Architecture of Parts: Architects, Building Workers and Industrialisation In Britain 1940-1970. London: Routledge, Taylor & Francis Group, 2013