• No results found

Hoofdstuk 2: Perspectieven uit Washington

2.1 Terughoudende steun (1956-1977)

Na de onafhankelijkheid in 1956 had Frankrijk de verwachting in nauw contact te blijven met zowel Marokko als Tunesië. Het begrip “independence within interdependence” was hier van toepassing, namelijk de wederzijdse afhankelijkheid die de landen hadden. In ruil voor financiële steun aan de Noord-Afrikaanse landen zou Frankrijk militaire basissen in de gebieden behouden en de investeringen die het land deed. De VS gaf aan de rol van Frankrijk te erkennen door tevens steun te verlenen aan Marokko en Tunesië om de Franse inspanningen aan te vullen. Dit was niet bedoeld om de Fransen in de weg te staan. Echter kwamen de landen al snel met elkaar in botsing. Het nationalisme dat in Marokko en Tunesië opkwam zorgde ervoor dat de volken het

niet langer eens waren met de basissen die in hun landen waren geplaatst, de privileges die de Fransen genoten, de vastgestelde landgrenzen en andere kolonisatiepraktijken die Noord-Afrika in de greep van Frankrijk hield. De Algerijnse oorlog maakte de mogelijkheid op een stabiele relatie in de regio nog moeilijker en sloot deze uit. Marokko en Tunesië steunden namelijk de Algerijnse vrijheidsbeweging, het Front Libération Nationale (FLN), wat Frankrijk de twee landen zeer kwalijk nam. Dit vergrootte de spanningen tussen de voormalige protectoraten en Frankrijk. In juli 1961 vond de Bizerte crisis plaats; Tunesië wilde de Franse basissen in Bizerte verwijderd hebben, echter deed Frankrijk geen aanstalten dit te doen. Dit leidde tot een strijd die een week duurde, maar wel een duidelijke boodschap aan de Franse president Charles de Gaulle afgaf. 65

Hoewel de betrekkingen tussen Frankrijk en Marokko en Tunesië stroef verliepen, hadden de Fransen nog een zekere invloed op deze landen. Er leefden in de jaren zestig nog een 200.000 Fransen in Marokko en 50-60.000 in Tunesië. Verder waren de twee landen nog steeds afhankelijk van Frankrijk op gebied van technologie en onderwijs. Daarnaast is de tweede taal van beide landen Frans gebleven. De Franse geldkraan was echter dichtgedraaid, wat een motief was voor de VS om deze leemte op te vullen. Dit vanwege de eigen belangen en tevens om een stevige positie voor het westen te bewaren in Noord-Afrika. Naast financiële steun verleende de VS tevens militaire steun, omdat Marokko en Tunesië deze anders bij de Sovjet-Unie zouden zoeken. Frankrijk was uiteraard niet tevreden over de uitbreiding van Amerikaanse steun in de Afrikaanse regio, maar deze kon zij niet verhinderen. De Fransen maakten zich tevens zorgen over de Engelse talenprogramma’s die de VS in Noord-Afrika initieerde. Dit zagen zij als een gevaar voor de dominante Franse cultuur. 66

De Amerikanen bleven echter wel benadrukken dat zij geen overheersende rol wilden spelen in Noord-Afrika en dat zij erop hoopten dat Frankrijk dit wel weer zou doen na de

Algerijnse onafhankelijkheidsoorlog (1954-1962). Tegelijkertijd was de VS vastbesloten steun te blijven verlenen aan Marokko en Tunesië, zo lang het land nog belangen had in de regio en er

Christopher Alexander, Tunisia: Stability and Reform in the Modern Maghreb (London 2010) 90-91.

65

Document 1, ‘Briefing Paper Prepared in the Department of State’, FRUS, This paper was part of the Briefing

66

Book prepared for the President's visit to France May 31-June 2, 1961: <http://history.state.gov/historicaldocuments/ frus1961-63v21/d1> geraadpleegd op 5 mei 2014.

nog spanningen bestonden tussen Frankrijk en Noord-Afrika die de westerse positie in het gebied in gevaar zou brengen. 67

!

Het volk in de Maghreb tot bedaren brengen

Onder het bewind van de Amerikaanse president Dwight D. Eisenhower (1953-1961) werd een bipolair beleid gevoerd, gezien de aanvang van de Koude Oorlog kort na de Tweede 68

Wereldoorlog. De angst voor het verspreiden van het communisme en een toename van de macht van de Sovjets waren twee zaken die sterk leefden binnen de Amerikaanse maatschappij. Naast het feit dat de Sovjets Oost-Europa in hun greep hielden, kwamen tevens vrijheidsbewegingen op in Afrika en Azië die in opstand kwamen tegen hun koloniale overheersers. De Amerikaanse beleidsmakers waren toen in de veronderstelling dat deze opkomende bewegingen door de Sovjet-Unie werden beïnvloed en tevens steun kregen van de grootmacht. Naar aanleiding van deze constatering voerde Eisenhower een ‘massive retaliation’ beleid door; een militaire strategie waarbij bepaald werd dat als de VS werd aangevallen, het land dan met een wedervergelding kon reageren. En naar aanleiding van de toename van het wapenarsenaal van de Sovjet-Unie, trachtte de VS deze te overtreffen door de ontwikkeling van de Amerikaanse technologie op te voeren. De president liet in het buitenland Amerikaanse basissen plaatsen om zich voor te bereiden op een potentieel militair conflict met de Sovjets. Dit gold dus tevens voor Marokko waar 69

eveneens basissen werden geplaatst. De ligging van het land was zeer gunstig voor de VS en toonde het belang aan van de goede betrekkingen die de VS met de monarchie diende te behouden om de Sovjets af te kunnen schrikken. 70

Wat betreft het conflict in de Westelijke Sahara, gebeurde in de periode van 1953 tot en met 1960 vrij weinig: de Spaanse Sahara stond nog onder toezicht van Spanje en kreeg later pas

Document 1, ‘Briefing Paper Prepared in the Department of State’, FRUS, This paper was part of the Briefing

67

Book prepared for the President's visit to France May 31-June 2, 1961: <http://history.state.gov/historicaldocuments/ frus1961-63v21/d1> geraadpleegd op 5 mei 2014.

Peter Sutch & Juanita Elias, International Relations: the Basics (London en New York 2007) 179-180.

68

Bipolariteit: een term die kenmerkend was voor de Koude Oorlog, namelijk een internationaal wereldsysteem waarin twee machtsblokken bestaan.

‘Milestones: 1953-1960, Entrenchement of a Bi-Polar Foreign Policy’: <http://history.state.gov/milestones/

69

1953-1960> geraadpleegd op 24 juni 2014.

Ohaegbulam,’U.S. Policy in Postcolonial Africa’, 130.

de naam ‘Westelijke Sahara’ door de internationale gemeenschap toegekend.De Verenigde Naties zouden Spanje nog verzoeken het land te dekoloniseren, aangezien het gebied de ‘laatste kolonie van Afrika’ was. Echter was Amerikaanse steun aan Marokko in deze periode al vroeg zichtbaar en werd deze tevens veelvuldig door de VS verkondigd. Na de Marokkaanse

onafhankelijkheid in 1956 begonnen de Amerikaans-Marokkaanse betrekkingen zich te ontwikkelen. De Amerikanen verleenden militaire steun en twee jaar na de onafhankelijkheid van Marokko was deze steun nog steeds merkbaar. In deze periode drukte de VS de zorgen uit 71

over de invloed die de Sovjet-Unie zou kunnen krijgen op het Noord-Afrikaanse gebied. De Amerikaanse ambassadeur Foster die gestationeerd was in Rabat in 1958, sprak zijn bezorgdheid naar de president uit:

!

‘I noted the danger that, if developments draw France and Spain on the one hand, and the North African nations on the other, into opposing blocs, the Soviets would

intervene on behalf of North Africa; this would tend to put the United States on t h e other side, and the result would be a great disaster for all.’

!

Hoewel de Sahara nog onder het bewind was van Spanje, liet heel Noord-Afrika, inclusief Marokko, merken tegen de verdere Spaanse overheersing van de Westelijke Sahara te zijn. Een escalatie van de meningsverschillen tussen de West-Europeanen en de Noord-Afrikanen, had een groter probleem kunnen veroorzaken waar de grote machtsblokken van de Koude Oorlog

volledig bij betrokken hadden kunnen raken. Washington diende hier dus in te grijpen en moest wel interveniëren nu de Sovjets een ingang zagen in de Maghreb. Hierdoor moest de VS zich gedwongen voegen bij de aloude West-Europese bondgenoten. De Amerikanen betreurden dan ook de acties van Marokko, omdat het land ook een goede bondgenoot van hen was, maar als de VS partij moest kiezen in de Koude Oorlog, koos het Europa; die de prioriteit had in de strijd tegen de Sovjets. Echter was het volgens Eisenhower van belang dat de kwestie van de Spaanse Sahara onder de Europeanen en Noord-Afrikanen adequaat moest worden opgelost, om het

Document 344, van Department of State naar de Am. ambassade in Marokko, FRUS, 16 januari 1958: <http://

71

gevaarlijke oosten er buiten te houden. Naast West-Europa bleef het voor de VS sterk van 72

belang om tevens de Maghreb Sovjet-vrij te houden tijdens de Koude Oorlog.

In januari 1957 kondigde de president de ‘Eisenhower Doctrine’ aan die het Congres in maart had goedgekeurd. Deze doctrine hield in dat elk land de VS om economische of militaire hulp kon vragen als het door een andere staat werd bedreigd. De Sovjetdreiging werd apart benaderd in de doctrine, om de functie van de Amerikaanse strijdkrachten meer kracht bij te zetten:

!

“to secure and protect the territorial integrity and political independence of such nations, requesting such aid against overt armed aggression from any nation

controlled by international communism.” 73

!

Deze doctrine werd in het leven geroepen met name vanwege de toename van de Arabische vijandigheid naar het Westen, ofwel na aanvang van de Suezcrisis in 1956, de oorlog tussen Egypte en een coalitie van het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en Israël om de autoriteit op het kanaal. Eisenhower kon zijn doctrine voor het eerst toepassen in 1958 toen Libanon de hulp 74

van de VS inriep. De Libanese president, Camille Chamoun, had hulp nodig vanwege interne doeleinden. Hij wilde aanvallen van zijn politieke rivalen voorkomen. Enkele van deze rivalen werden geassocieerd met communisten en waren in directe contact met Syrië en Egypte. De VS greep toen in door Amerikaanse troepen te sturen, maar de voornaamste reden voor steun was om een signaal af te geven aan de Sovjets. Eisenhower wilde duidelijk maken dat hij niet blufte. 75

Tijdens de 356e meeting van de National Security Council in 1958, werd door de secretaris Allen Dulles de onrust in Noord-Afrika naar voren gebracht. Hij vroeg zich af in

Document 345, van Am. ambassadeur Foster aan president Eisenhower, FRUS, 24 januari 1958: <http://

72

history.state.gov/historicaldocuments/frus1958-60v13/d345> geraadpleegd op 2 mei 2014.

‘Milestones: 1953-1960, The Eisenhower Doctrine’: <http://history.state.gov/milestones/1953-1960/eisenhower-

73

doctrine> geraadpleegd op 24 juni 2014.

‘Milestones: 1953-1960, The Suez Crisis, 1956’: <http://history.state.gov/milestones/1953-1960/suez>

74

geraadpleegd op 24 juni 2014.

‘Milestones: 1953-1960, The Eisenhower Doctrine’: <http://history.state.gov/milestones/1953-1960/eisenhower-

75

hoeverre Frankrijk de situatie onder controle had, met name in Algerije waar een

onafhankelijkheidsstrijd gaande was. De Fransen waren sterk aanwezig in Algerije en wellicht in staat de Algerijnse opstand neer te slaan. Naar aanleiding van deze gebeurtenissen werd zelfs door de secretaris gesteld dat de VS moest afwegen of het Frankrijk en Spanje nog wel zou moeten steunen. Als de VS dat bleef doen was het risico het verlies van heel Afrika. De 76

Amerikanen probeerden in hun buitenlands beleid te allen tijde conflicten tussen Marokko en de West-Europeanen te vermijden door de Marokkanen tot bedaren te brengen. Marokko steunde 77

namelijk de Algerijnse zaak en als de VS het ‘enige’ stabiele land kon sussen, zou dit effect kunnen hebben op de rest van de Maghreb.

Samenvattend kan de periode van Eisenhower aangemerkt worden als het toppunt van een bipolair systeem, waarbij de VS zoveel mogelijk continenten communistisch-vrij probeerde te houden. Dit deed de VS door militaire basissen te verspreiden om geopolitiek sterk te staan en door zo veel mogelijk diplomatieke betrekkingen aan te gaan en de behouden. De ligging van Marokko en de welwillendheid van het land om er basissen te laten plaatsen, droegen bij aan de strategie die de Amerikanen voerden. Voor Washington was het op dat moment vooral zaak de vrede tussen West-Europa en de Maghreb, met betrekking tot de dekolonisatie van de Spaanse Sahara, te bewaren om betrokkenheid van de Sovjet-Unie uit te sluiten. De VS wist dat als de Sovjets lucht kregen van onrust in de Maghreb dat zij daar misbruik van konden maken door de Noord-Afrikaanse landen te steunen in hun dekolonisatie-kwestie tegen Spanje en Frankrijk, waardoor de VS gedwongen voor het Europese kamp moest kiezen. Een directe confrontatie was geweken.

!

Noord-Afrikaanse conflict

Onder het bestuur van Kennedy van 1961 tot en met 1963 was de Westelijke Sahara nog steeds in handen van Spanje en vormde het communisme nog altijd een bedreiging voor de VS.

Kennedy ging er echter met een frissere blik in dan zijn voorganger. De Eisenhower Doctrine liet

Document 346, ‘Editorial Note’: <http://history.state.gov/historicaldocuments/frus1958-60v13/d346 >

76

geraadpleegd op 6 mei 2014.

Document 348 van Department of State naar de Am. ambassade in Marokko, FRUS, 11 maart 1958: <http://

77

hij namelijk vallen en hij koos voor een andere aanpak, namelijk de ‘flexible response’ strategie. Deze strategie liep in geval van een confrontatie eerst alle opties af voordat er met een militaire handeling werd gereageerd op de Sovjet-Unie. De militaire handeling kon slechts als laatste actie worden gebruikt. De Koude Oorlog was onder Kennedy’s bewind sterk aanwezig en kreeg een zeer gevaarlijke wending tijdens de Cubacrisis in oktober 1962. De Sovjet-Unie had Cuba daarvoor benaderd om in het geheim kernwapens op het eiland te plaatsen, waar de VS in oktober achter kwam. Daarna volgden dertien intensieve en meeslepende dagen waarin het geduld van zowel Kennedy als die van de toenmalige Russische leider Nikita Chroesjtsjov op de proef werd gesteld. Een nucleaire oorlog bleef uit, nadat Chroesjtsjov beloofde de raketten de verwijderen, maar dit verbeterde de relatie tussen de twee grootmachten niet. Kennedy had zijn 78

handen vol aan de Sovjets, waardoor het onderhoud van de betrekkingen met Marokko op een laag pitje werd gezet. Daarnaast had de Amerikaanse president het druk met de oorlog in Vietnam, waar de VS het zuiden bezette. De VS probeerde, naast de Maghreb, de

communistische invloed tevens in Zuidoost-Azië te voorkomen. 79

Ondertussen sleepte in de Maghreb de Algerijnse onafhankelijkheidsstrijd zich voort tot de zomer van 1962. Rabat steunde Algiers tot de onafhankelijkheid in 1962. Vanaf dat moment veranderde de relatie tussen de twee landen en kreeg een andere dynamiek. Marokko was niet tevreden met hoe de Marokkaanse en Algerijnse landgrenzen waren ingericht en claimde Bechar en Tindouf, gelegen in Algerije. Dit leverde spanning op tussen Hassan en de Algerijnse

president Ahmed Ben Bella. Algerije kreeg volop steun van de Sovjet-Unie en de Verenigde Arabische Republiek, een Unie van Egypte en Syrië. De Amerikanen waren automatisch geneigd zich bij de Fransen te voegen die Marokko steunden en uiteraard vanwege de Russische steun aan Algerije. Het was verstandiger voor de VS niet teveel bij het conflict betrokken te raken, zodat het een neutralere positie kon innemen, gezien de betrokkenheid van de Sovjet-Unie. De Amerikanen wilden zich richten op het aanmoedigen en steunen van een staakt-het-vuren en

‘Milestones: 1961-1968, The Precidencies of John F. Kennedy and Lyndon B. Johnson’: <http://history.state.gov/

78

milestones/1961-1968> geraadpleegd op 24 juni 2014.

‘Milestones: 1961-1968, The Precidencies of John F. Kennedy and Lyndon B. Johnson’: <http://history.state.gov/

79

onderhandelingen. De manier voor de VS om dit te kunnen doen was door militaire steun aan Marokko zo lang mogelijk uitstellen. 80

Na de onafhankelijkheid van Algerije, had het westen een betere positie verkregen in Noord-Afrika, wat tevens zeer gunstig was voor Washington. Het doel van de VS was namelijk om een confrontatie tussen West-Europa en de Maghreb te voorkomen, waarin het land geslaagd was. Het enige wat de VS nog restte was het behouden van de stabiele betrekkingen met de Maghreb. De situatie in het gebied was tevens voor de Sovjet-Unie veranderd, want Marokko en Tunesië waren minder snel geneigd in te gaan op voorstellen van de Russen. Algerije

daarentegen bleef wel een kwetsbaar doelwit voor de Sovjets, omdat het net onafhankelijk was geworden en nog verleid kon worden tot het aannemen van steun uit het communistische kamp. Anderzijds had het einde van de Algerijnse oorlog voor meer stabiliteit in de regio gezorgd, omdat er geen tegenstelling meer bestond tussen het pro-kolonialistische kamp (Frankrijk en Spanje) en het anti-kolonialistische kamp (Marokko en Tunesië). Hierdoor was de Amerikaanse aanwezigheid minder noodzakelijk geworden in de regio. Het westen hoefde een eventuele Sovjet-Unie dominantie in de Maghreb niet meer te vrezen. Daarnaast waren de banden van West-Europa met de regio weer hersteld. De enige factoren die de Maghreb nog teisterden waren economische en politieke. De Marokkaanse monarchie was nog niet democratisch genoeg ingericht en de net onafhankelijke Algerijnse Republiek moest de binnenlandse economische problemen voortaan zelf oplossen. Daarnaast lag de Sovjet-Unie nog op de loer voor

mislukkingen om vervolgens in te kunnen grijpen. Om deze redenen besloot de VS toch nog actief te blijven in de Maghreb. 81

Het bewaren van de stabiliteit in de Maghreb was makkelijker gezegd dan gedaan, want de spanningen tussen Marokko en Algerije leidden in oktober 1963 tot een kortstondig gewapend conflict: de Zandoorlog. Tot overmaat van ramp werd de VS, door het nieuwsmedium The

Christian Science Monitor afkomstig uit Boston, beschuldigd van het steunen van Marokko in

Document 13: ‘Memorandum From Robert W. Komer of the National Security Council Staff to President

80

Kennedy, FRUS, 21 oktober 1963: <http://history.state.gov/historicaldocuments/frus1961-63v21/d13> geraadpleegd op 6 mei 2014.

Document 4, ‘Paper by the Officer in Charge of Tunisian Affairs’, FRUS, 26 juli 1963: <http://history.state.gov/

81

deze oorlog. Dit hadden de Amerikanen ontkend en rechtgezet, maar nam de onrust niet weg. 82 83

Het ging zelfs zo ver dat Algerije de Marokkaanse koning Hassan wilde afzetten. Dit had kunnen escaleren tot de steun van communistische landen aan president Ben Bella. Spanje had dan om de hulp van de VS en Frankrijk gevraagd om Hassan te steunen. Dit was een scenario dat de Amerikanen ten zeerste wilden vermijden, want de vrede in de Maghreb kwam dan op het spel te staan. De VS pleitte voor een onmiddellijke staakt-het-vuren. De minister Robert W. Komer gaf in zijn bericht aan president Kennedy aan dat het lastig was om druk te leggen op Hassan om akkoord te gaan met een staakt-het-vuren. De beste kans die de VS nog had was het te proberen via de VN, de Organisatie van Afrikaanse eenheid (OAU) of de Arabische Liga. 84

!

Een goede tactiek is van belang

De VS gaf te allen tijde aan neutraal te willen blijven in het conflict tussen Marokko en Algerije. Echter waren er85 weer problemen op komst toen Komer op 24 oktober 1963 slecht nieuws bracht aan een van de adviseurs van de president. Hij had van een betrouwbare bron vernomen dat de Egyptische president Nasser van plan was Ben Bella te gaan steunen om de Sovjets uit het gebied te krijgen, wat meer voor opschudding zorgde in de regio. Daarnaast werd aan de VS gerapporteerd dat er twee schepen met wapens aan boord vanuit Cuba waren