• No results found

Hoofdstuk 2: Perspectieven uit Washington

2.3 Onvoorwaardelijke steun versterkt (1981-1991)

In tegenstelling tot zijn voorgangers, Nixon, Ford en Carter, werd Ronald W. Reagan niet warm van de détente die voor zijn tijd was ingezet. In zijn optiek moest een overheid superieur zijn en representatief. Hij drukte de stempel de ‘Reagan Doctrine’ op zijn beleid, waarbij het

belangrijkste was regimes die door communisten werden gesteund en de Sovjet-Unie, zelf te bestrijden. De fronten in de Koude Oorlog zag de president zeer zwart-wit, namelijk als een tegenstelling tussen goed en kwaad; de Sovjets waren de ‘vijanden van de vrijheid’. Op de Notre Dame Universiteit in Indiana hield de president een speech waarin hij uitdrukte hoe hij over het communisme dacht: “the West won’t contain Communism, it will transcend Communism.” 112

Tijdens Reagan’s termijn werd er aanzienlijk meer uitgegeven aan defensie om

technologisch geavanceerder te worden dan de Sovjet-Unie. Het budget van defensie werd flink opgevoerd met maar liefst 35 procent. Daarnaast werden in het buitenland anti-communistische strijders in Afghanistan, Angola en Nicaragua gesteund door de Amerikanen. Tegelijkertijd leidde de verhoging tot spanning tegen het oosten tot verzoenende middelen om de dreiging op een directe confrontatie juist te vermijden. In 1982 kondigde de president een nieuw verdrag aan dat opriep om nucleaire wapens te verminderen, namelijk het Verdrag voor Vermindering van Strategische nucleaire wapens (START). 113

Ohaegbulam, ‘U.S. Policy in Postcolonial Africa’, 131.

111

‘Milestones: 1981-1988, The Presidency of Ronald W. Reagan’: <http://history.state.gov/milestones/1981-1988>

112

geraadpleegd op 23 juni 2014.

‘Milestones: 1981-1988, The Presidency of Ronald W. Reagan’: <http://history.state.gov/milestones/1981-1988>

113

De toegenomen defensie-uitgaven waren tevens merkbaar aan de wapenexport aan Marokko. Tijdens het bewind van Carter werd Marokko allerlei beperkingen opgelegd die niet lang daarna enigszins werden opgeheven. Echter werden deze beperkingen tijdens Reagan’s termijn volledig afgeschaft, wat een tweede ommekeer in het Amerikaans buitenlands beleid representeerde. Het Polisario bleek rond de jaren tachtig nog altijd militair sterker te zijn Marokko en het regime bedreigde, wat Reagan aanleiding gaf om het land militair nog meer te steunen in 1981 en 1982. De monarchie kreeg zelfs rechten toegekend op de Amerikaanse militaire eenheden, U.S. Rapid Deployment Forces, waar het gebruik van mocht maken. 114

Reagan leek op het eerste gezicht een impulsief en genereus beleid te voeren in de Maghreb, maar daar zat echter een strategie achter. Een vrijgegeven Amerikaanse beoordeling van de situatie in de Maghreb, opgesteld in april 1985 en ondertekend door Reagan, stelde dat er een aantal kansen en risico’s in de regio lag. De stabiliteit diende er namelijk nog altijd

gewaarborgd te worden, de geostrategische ligging van de regio bleef gunstig voor de VS, de dreiging van de Sovjets heerste er nog en er deed zich een nieuwe ontwikkeling voor; het gevaar van de Libische expansie. Dit nieuwe gevaar manifesteerde zich in de Oujda Akkoorden die in augustus 1984 tot stand waren gekomen. Marokko was een verdrag aangegaan met de Libische Kolonel Moammar Khaddafi, die een internationaal-isolatie beleid voerde. Over deze nieuwe aangegane betrekkingen was de VS uitermate ontevreden over, maar Reagan had er vertrouwen in dat dit geen effect zou hebben op de Amerikaans-Marokkaanse betrekkingen. Verder werd 115

in het Amerikaanse document de oorlog in de Westelijke Sahara aangemerkt als de belangrijkste factor van de machtsbalans in de regio en daarnaast tevens de bepalende factor van de

Marokkaans-Algerijnse betrekkingen. 116

Reagan’s doel met betrekking tot de relatie met Marokko was het land zo vaak en zo subtiel mogelijk duidelijk maken dat het de relatie met Libië het beste kon verbreken. En dit op

Belkacem Hacene-Djaballah, Conflict in Western Sahara: A study of Polisario as an insurgency movement

114

(Michigan 1988) 160-163.

The White House Washington, ‘U.S. Policy Towards North Africa’, National Security Decision Directive, 168,

115

System II 90400 (30 April 1985) 1-6, aldaar 1.

The White House Washington, ‘U.S. Policy Towards North Africa’, National Security Decision Directive, 168,

116

dusdanige wijze brengen door Khaddafi te bekritiseren en in een slecht daglicht te brengen. Daarnaast wilde de VS economische - en veiligheidssteun blijven verlenen, mits het de eigen belangen niet schaadde. De militaire trainingen die aan Marokko werden gegeven duurden voort, maar Reagan vond het wel belangrijk om Spanje en Algerije hier tijdig over in te lichten. Wat betreft de Maghreb wilde Reagan een politieke oplossing en zelfbeschikking blijven

onderschrijven voor de Westelijke Sahara en de spanningen tussen Marokko en Algerije proberen te verminderen. 117

Het buitenlands beleid onder Reagan behelsde echter meer dan de relatie met de Sovjet- Unie. In het Midden-Oosten speelden namelijk nog andere zaken die aandacht behoefden, zoals de burgeroorlog in Libanon, de gespannen betrekkingen met Iran en het bombardement van Libië naar aanleiding van een aanval in Berlijn. En hoewel er nog een historisch debat is over in

hoeverre Reagan’s termijn invloed had op de gebeurtenissen na 1988, speelde het Amerikaans buitenlands beleid van dit tijdperk wel degelijk een rol bij de val van de Berlijnse muur en het instorten van de Sovjet-Unie in 1991, wat aangemerkt wordt als het einde van de Koude Oorlog. 118

De VS nam begin de jaren negentig een neutralere positie in ten aanzien van de

Westelijke Sahara. Dit had met een aantal factoren te maken. Allereerst waren de betrekkingen tussen de VS en Algerije verbeterd. De Koude Oorlog was ten einde gekomen, wat als gevolg had dat het geostrategische belang van Marokko aanzienlijk had verminderd. Daarnaast had de VN de partijen Marokko en Polisario tot een staakt-het-vuren geroepen, waardoor het conflict niet langer een gevaar vormde voor de stabiliteit in de Maghreb. In het Amerikaanse Congres nam tevens een belangstelling toe voor de kwestie in de regio, wat leidde tot een koerswijziging van de VS. Ondanks deze veranderende positie, maakte de VS zich niet per se harder voor de Saharanen. Dit had enerzijds te maken met de situatie in Algerije, dat geteisterd werd door een burgeroorlog, en anderzijds met de verdeeldheid binnen de Amerikaanse regering over het te voeren beleid. Daarnaast wilde de VS de vijandigheden tussen Marokko en Polisario niet weer

The White House Washington, ‘U.S. Policy Towards North Africa’, National Security Decision Directive, 168,

117

System II 90400 (30 April 1985) 1-6, aldaar 4-6.

‘Milestones: 1981-1988, The Presidency of Ronald W. Reagan’: <http://history.state.gov/milestones/1981-1988>

118

aanwakkeren, wat tot wederom een confrontatie had kunnen leiden tussen Algerije en Marokko. 
119

Polisario Komitee Nederland, ‘Hoe de Verenigde Naties zich laten inpakken’, Polisario Krant, 15e jaargang

119