• No results found

De Verenigde Staten, Marokko en de Westelijke Sahara: De Amerikaanse betrokkenheid bij het conflict in de Westelijke Sahara, 1956-1991

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De Verenigde Staten, Marokko en de Westelijke Sahara: De Amerikaanse betrokkenheid bij het conflict in de Westelijke Sahara, 1956-1991"

Copied!
79
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

m a s t e r s c r i p t i e !

Universiteit van Amsterdam!

!!

!

!

!

DE VERENIGDE STATEN, MAROKKO EN DE WESTELIJKE

SAHARA

!

De Amerikaanse betrokkenheid bij het conflict in de Westelijke Sahara, 1956-1991!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

!

F a c u l t e i t d e r G e e s t e s w e t e n s c h a p p e n• S p u i s t r a a t 1 3 4 • T: 0 2 0 - 5 2 5 4 4 1 0!

!

(2)

Voorwoord

In de laatste kolonie van Afrika, ofwel de Westelijke Sahara, speelt zich een conflict af dat tot op heden nog steeds niet is opgelost. Een conflict dat niet bij een ieder bekend is, ondanks de vele boeken en artikelen die hierover geschreven zijn. En tevens, ondanks het feit dat het gebied aan Marokko grenst, een land dat menig Nederlander wel kent gezien de grote populatie Marokkanen in dit land. Ik moet bekennen dat als ik niet half Algerijns was geweest, ook ik tot de groep van onwetenden zou behoren. Toch wist ik er, voor aanvang van dit onderzoek, niet het fijne van de kwestie af. Dit was de voornaamste reden om mij in dit onderwerp te verdiepen. Een tweede reden was om dit vergeten conflict uit de vergetelheid te halen.

Aanvankelijk was mijn plan om mijn onderzoek te richten op de Algerijnse rol in het conflict. Echter bleken de primaire bronnen hiervan beperkt te zijn en waren de meeste bronnen in het Frans geschreven. Daarnaast was er helaas een gebrek aan tijd om al deze bronnen na te lopen. Wellicht dat ik dit onderzoek alsnog in de toekomst zal verrichten. Naast Algerije speelde een andere partij tevens een grote rol, namelijk de Verenigde Staten. Over dit land was een grote hoeveelheid bronnen te vinden. Ik kwam hier en daar bronnen tegen die nog steeds niet voor het publiek openbaar zijn gemaakt, gezien de actualiteit van het conflict, maar de primaire bronnen hebben mijn onderzoek zeker tot een hoger niveau getild. Ik besloot de

Amerikaans-Marokkaanse betrekkingen te vergelijken en probeerde bronnen vanuit het Amerikaans-Marokkaanse perspectief te vinden, maar dit bleek tevens ontoereikend te zijn. En de bronnen die wel beschikbaar waren bleken, in mijn ogen, te subjectief te zijn. Gelukkig was de zoektocht naar bronnen over de Marokkaanse monarchie in groten getale te vinden. Het doel van dit onderzoek was zoveel mogelijk bij te dragen aan wat er reeds geschreven is over de Westelijke Sahara, door een kritische blik te plaatsen op de Amerikaanse rol, wat die teweeg heeft gebracht binnen de Maghreb en wat voor effect het had op de betrekkingen met Marokko.

Mijn onderzoek is iets uitgebreider geworden dan ik had beoogd, dus ik zou graag mijn scriptiebegeleider, dr. N. G. Pas, willen bedanken voor zijn kritische blik, geduld, moeite en tijd, behulpzaamheid en het vertrouwen dat hij in mij had. Dit gaf mij zeker de moed en kracht om nog tijdens de Ramadan door te zetten. Tevens wil ik de tweede lezer en corrector, dr. R. van Dijk, bedanken voor het beoordelen van mijn scriptie en tevens voor het geven van het kernvak

(3)

van mijn studie, de Geschiedenis van de Internationale Betrekkingen. Daarnaast wil ik mijn dank betuigen aan mijn familieleden: mijn moeder, voor haar liefde, steun en goede zorgen, mijn vader voor de sympathie die hij toonde, mijn broertje Ilyas die mij inspiratie gaf en mij scherp hield, mijn zusje Soraya die begrip toonde in tijden dat ik het nodig had en mijn zusje Yüksel die, ondanks dat ze in het buitenland woont, tevens een bron van steun was. Tot slot wil ik mijn goede vrienden bedanken, waarvan ik met een aantal van hen weken in de bibliotheek heb doorgebracht. Dank voor de getoonde interesse, adviezen en behulpzaamheid.

!

Ik hoop dat mijn onderzoek uw kennis van de Westelijke Sahara verbreedt en dat deze kolonie niet meer zo snel vergeten zal worden. Ik wens u veel plezier met het lezen van mijn scriptie.

!

!

!

!

!

!

Amsterdam, 23 juli 2014, Emel Gün

(4)

Inleiding

Op 16 december in 2014 schreef NRC Handelsblad over de tentoonstelling ‘Marokko, 5000 jaar cultuur’ die in de Nieuwe Kerk in Amsterdam plaats had. De tentoonstelling vierde de 400 jaar betrekkingen tussen Marokko en Nederland. Voor de tentoonstelling was een catalogus gemaakt met daarin een landkaart die niet overeen kwam met de Marokkaanse werkelijkheid en aangepast diende te worden. Op de oude kaart werd de Westelijke Sahara gescheiden van Marokko met behulp van een stippellijn, terwijl dit gebied moest worden weergeven als onderdeel van het land. Marokko bezit de Westelijke Sahara al decennia en beschouwt het gebied als integraal deel van Marokko, wat de reden was van de aanpassing. De Nederlandse regering had de

Marokkaanse claim op de Westelijke Sahara echter nooit erkend. Nederland stond evenmin achter verzetsbeweging Polisario, die voor onafhankelijkheid van de Westelijke Sahara pleitte. 1

Ondanks deze posities koos Nederland er voor de wensen van Marokko te respecteren en de aanpassing door te voeren. Dit incident plaatste het conflict in de Westelijke Sahara in de belangstelling die van korte duur was. Inmiddels zijn we een decennium verder en is er in feite niet veel veranderd.

Het conflict in de Westelijke Sahara dat sinds 1975 speelt lijkt op het eerste gezicht een simpel conflict tussen twee partijen, Marokko en het Polisario. Beiden maken aanspraak op de Westelijke Sahara. Echter, er zijn meer partijen bij deze kwestie betrokken. Zo is Algerije een groot voorstander van het Polisario dat naar onafhankelijkheid streeft. En een groot steunverlener aan de Marokkaanse kant zijn de Verenigde Staten, die een goede relatie met het land hebben sinds de onafhankelijkheid in 1954. De VS staat bekend om het steunen van bewegingen die naar onafhankelijkheid streven, zoals in het geval van Algerije. Echter hield het de steun aan Marokko vast om, aanvankelijk, onduidelijke redenen. Als er puur naar het conflict zelf gekeken wordt zou het logischer zijn voor de VS om de andere partijen te steunen, gezien de anti-kolonialistische positie die het land altijd heeft ingenomen. Ondanks de Marokkaanse expansiedrift steunt Washington het land onvoorwaardelijk.

Floris van Straaten, ‘Viering Marokko begint met rel’, NRC (2004): <http://vorige.nrc.nl/binnenland/

1

(5)

Dit onderzoek tracht een drietal zaken te onderzoeken om de volgende vraagstelling te beantwoorden: welke rol spelen de Verenigde Staten in het conflict omtrent de Westelijke Sahara vanaf 1956 tot 1991? Hierbij zijn allereerst de motieven voor de VS om Marokko te steunen de moeite waard te achterhalen om te kunnen begrijpen wat voor belangen het land heeft bij deze betrekkingen. Ten tweede is het interessant om te zien of er een ontwikkeling te bespeuren is in de Amerikaanse motieven en steun aan Marokko. En ten derde is het gunstig om te bekijken of de Amerikaans-Marokkaanse betrekkingen constant zijn of dat een digressie of progressie aan te wijzen is. Verder is voor de periode 1956 tot 1991 gekozen, omdat Marokko in 1956

onafhankelijkheid werd verklaard en vanaf dit jaar een staat vormde. Het onderzoek loopt tot 1991, omdat de Verenigde Naties de partijen, Marokko en Polisario, in dit jaar opriep tot een staakt-het-vuren.

Voor dit onderzoek wordt veelvuldig gebruik gemaakt van secundaire en primaire bronnen die hier kort aan bod komen om inzicht te krijgen in het historisch debat en de experts omtrent de Westelijke Sahara. Wat betreft de secundaire bronnen, zijn er twee fases te

onderscheiden. In de eerste fase, die vanaf 1980 aanvangt, is het opvallend dat de boeken op thematische wijze worden geschreven en bepaalde bronnen gebruiken. Het conflict was ruim een decennium aan de gang, dus waren deze boeken voornamelijk gericht op het informeren van de lezer. Het werk van de journalist Tony Hodges, Western Sahara: The Roots of a Desert War geschreven in 1983, is voornamelijk gebaseerd op Franse media, waaronder de Franse krant Le

Monde. Ondanks deze beperkte bron belooft zijn boek zeer bruikbaar te zijn vanwege de context

die hij gaf met betrekking tot het conflict. Hodges legt de belangstelling, die Marokko en de westerse machten hebben voor de Westelijke Sahara, bij grondstoffen die het gebied bezit, zoals fosfaat, een goede visplek en olie. De spanningen tussen Algerije en Marokko en de Amerikaanse zorgen over de onrust in de Maghreb komen tevens aan bod in zijn boek. Volgens Hodges zag Washington in dat het conflict in de Westelijke Sahara tot de val van de Marokkaanse monarchie kon leiden. Echter toont Hodges zijn voorkeur voor de linkse beweging, het Polisario, maar met beperkte bronnen tot zijn beschikking. Waar volgens de auteur geen twijfel over bestond is de 2

Gerald Horne, Review: ‘Western Sahara: The Roots of a Desert War’ by Tony Hodges, African Studies Review, 28:

2

(6)

oorzaak van de oorlog; de schuld kan volgens hem bij Marokko gelegd worden. Hodges beweert dat de claims van het land, het schenden van de mensenrechten en het militaristische optreden het voortduren van het conflict tot gevolg heeft gehad. De recensent John Wright ziet Hodges, ondanks zijn gebrek aan bronnen, als een van de autoriteiten van het conflict die in staat is een gewogen onderzoek met argumenten aan te dragen. 3

Een andere auteur die in hetzelfde jaar een boek uitbracht, John Damis,historicus en vooraanstaand specialist van de Noord-Afrikaanse geschiedenis, geeft in zijn boek, Conflict in

Northwest Africa: The Western Sahara Dispute, een omschrijving van de strijd die gaande was in

de Westelijke Sahara door dit in de context van de relaties in de Maghreb (Algerije, Marokko en Mauritanië) te plaatsen. De auteur ziet de kwestie als een conflict dat tussen Algerije en Marokko speelt, namelijk om controle over de Sahara te krijgen en macht uit te oefenen op de regio. Damis beschrijft tevens de rol van de VS, de Sovjet-Unie en andere landen die interesse tonen in de kwestie. In zijn optiek hadden de grootmachten slechts een marginale invloed op het conflict en werd er volgens hem geen oorlog bij volmacht gevoerd, een oorlog waarbij de grootmachten de oorlogvoerende landen steunen. De Verenigde Staten en de Sovjet-Unie hadden namelijk geen baat bij een overname van het gebied of de continuering van het conflict, volgens Damis. Verder 4

probeert de auteur een oplossing te bieden voor het conflict en komt tevens het Polisario Front ter sprake. Recensent James J. Cooke is van mening dat Damis een goed geschreven werk heeft afgeleverd, waarbij aangetoond is dat het conflict internationaal van belang was voor andere partijen. De auteur schrijft het belang van het conflict toe aan de productie van fosfaat in de Westelijke Sahara. Verder merkt Cooke dit werk aan als een goede bijdrage aan de Noord-Afrikaanse studies die bruikbaar is voor zowel de historicus als de politicoloog. 5

Een andere benadering vinden we terug bij het werk van Leo Kamil, Fueling the Fire:

U.S. Policy & The Western Sahara Conflict, dat geschreven is in 1987. Dit werk is een handige

John Wright, Review: ‘Western Sahara: The Roots of a Desert War’ by Tony Hodges, International Affairs, 61:2

3

(1985) 335-336, aldaar 336.

F. Ugboaja Ohaegbulam, Review: ‘Conflict in Northwest Africa: The Western Sahara Dispute’ by John Damis, The

4

Journal of Modern African Studies, 22: 4 (1984) 696-703, aldaar 700.

James J. Cooke, Review: ‘Conflict in Northwest Africa: The Western Sahara Dispute’ by John Damis, The

5

(7)

bron voor het achterhalen van het conflict in de Westelijke Sahara, maar gezaghebbend is het niet. Kamil’s werk wordt niet als een analyse van het conflict ervaren, maar eerder als een soort propagandistisch stuk, gezien zijn Saharaanse afkomst. Arthur Kilgore, een recensent, noemt drie punten waar Kamil’s boek op tekortschiet. Allereerst ontbreken volgens Kilgore de antwoorden op de waarom-vraag wat betreft het Amerikaans buitenlands beleid ten aanzien van het conflict in de Westelijke Sahara. Er wordt geen blik geworpen achter de schermen in de Amerikaanse besluitvormingen, ofwel de relatie tussen het Congres en het Witte Huis. De essentie van het Amerikaanse beleid ontbreekt. Wat Kamil wel doet is zich richten op de effecten van een aantal beleidspunten en in hoeverre die de bredere kwesties waar de VS tevens mee te maken had hebben beïnvloed. Een tweede aanmerking op het boek is dat de auteur geen goede argumenten presenteert die de Saharaanse zaak verdedigen, wat de lezer doet twijfelen aan wat er geschreven wordt. Volgens Jerome B. Bookin-Weiner, een andere recensent, is de Saharaanse auteur in 6

werkelijkheid Majid Abdullah die lid is van het Polisario en de Saharaanse Democratische Republiek vertegenwoordigt in Noord-Amerika. De recensent ziet dit korte boek tevens slechts als propagandistisch werk dat bedoeld was om de Amerikaanse opinie ten aanzien van de kwestie in de Westelijke Sahara te doen omslaan, gezien de grootschalige steun die het land verleende aan Marokko. Tevens ontbreekt het boek aan voldoende historische context, wat volgens Bookin-Weiner de propagandistische functie ervan dreigt te doen mislukken. Kortom, de historiografie 7

van het Saharaconflict kent ook sterk propagandistische werken.

De tweede fase van de historiografie omtrent de Westelijke Sahara, vinden we vanaf de jaren nul. Vanaf dit tijdsvak worden meer analyses geboden omtrent het conflict. Er wordt meer gekeken naar relaties tussen landen in de Maghreb en Europese landen. Tevens wordt meer ingezoomd op de relatie tussen Maghreb landen en de VS en de Sovjet-Unie. Het conflict wordt in een bredere context, namelijk de Koude Oorlog, geplaatst. Daarnaast wordt er op de details van de kwestie in de Sahara geconcentreerd. Het boek US. Policy in Postcolonial Africa: Four

Case Studies in Conflict Resolution geschreven in 2004 door F. Ugboaja Ohaegbulam, wordt

Arthur Kilgore, Review: ‘Fueling the Fire: US Policy and the Western Sahara by Leo Kamil’, Third World

6

Quarterly, 10: 2 (1988) 1091-1093, aldaar 1092-1093.

Jerome B. Bookin-Weiner, Review: ‘Fueling the Fire: U.S. Policy and the Western Sahara Conflict’ by Leo Kamil,

7

(8)

ontvangen als een werk dat geschikt is voor ‘global’ en historische studies en tevens voor onderzoekers die zich op de genoemde disciplines richten. De auteur legt de focus op het buitenlandse beleid van de Verenigde Staten en dan met name op het oplossen van conflicten. Ohaegbulam behandelt vier cases, waaronder de Westelijke Sahara in de periode van 1975 tot 2003. Hij maakt voornamelijk de consequenties duidelijk van de Amerikaanse inmenging in het gebied. In het vierde hoofdstuk van het boek wordt de Amerikaanse rol in de Westelijke Sahara 8

behandeld. De auteur bedrijft zijn onderzoek met een negatieve kijk op het Amerikaans beleid, want hij ziet de VS als grootste obstakel voor het oplossen van het conflict in de Westelijke Sahara. Ohaegbulam is er van overtuigd dat de VS met het bewapenen van Marokko, het conflict op deze wijze onder controle houdt. Indien hier volgens hem niets in verandert, zal er geen eind komen aan de oorlog. De bronnen die deze auteur tot zijn beschikking heeft zijn voornamelijk 9

afkomstig van de Verenigde Naties en documenten van de Amerikaanse overheid.

Het boek Western Sahara: War, Nationalism, and Conflict Irresolution dat door Stephen Zunes en Jacob A. Mundy is geschreven in 2010, biedt een uitgebreider perspectief en is

gebaseerd op waardevolle bronnen uit de Maghreb zelf. Deze professionele schrijvers hebben veldwerk gedaan in de Westelijke Sahara en bieden een fatsoenlijke analyse. Zij leggen de oorsprong van het conflict uitgebreid uit en geven een analyse van hoe het conflict zich heeft ontwikkeld vanaf 1975. Tevens geven de auteurs de discussie omtrent het Saharaanse

nationalisme weer en laten zien hoe dit fenomeen tot stand is gekomen en de ontwikkeling daarvan. Het boek is volgens recensent Hugh Roberts helder en betrouwbaar geschreven. Echter ontbreekt het werk aan goed getrokken conclusies. De auteurs presenteren een kwestie en hebben sterk de neiging om hun politieke vooroordelen, gezien hun pro-Saharaanse standpunt,

regelmatig terug te laten komen. De geschiedenis van het conflict hebben Zunes en Mundy goed weten weer te geven, maar zodra een politieke gebeurtenis aan de pas komt, grijpen zij terug op

Chris Alden, ‘U.S. Policy in Postcolonial Africa: Four Case Studies in Conflict Resolution’, The Journal of African

8

History, 46: 3 (2005) 534-535, aldaar 534-535.

Tiffany Herard, Review: ‘US. Policy in Postcolonial Africa: Four Case Studies in Conflict Resolution’ by F.

9

Ugboaja Ohaegbulam, The International Journal of African Historical Studies, 39:1 (2006) 165-167, aldaar 165-167.

(9)

hun vooringenomenheid. Volgens recensent Yahia Zoubir staan Zunes en Mundy bekend om 10

hun pro-Saharaanse positie, maar weten zij hun werk wel op feiten te baseren. Zoubir ziet het boek als het beste werk sinds het vooraanstaande werk van de ‘legende’ Tony Hodges, die voorheen als dé specialist van het conflict in de Westelijke Sahara aangemerkt kon worden. De 11

heren Zunes en Mundy bewijzen in de ogen van Zoubir dus degelijke opvolgers en gezaghebbend te zijn binnen dit onderwerp.

Een derde boek dat gebruikt is voor dit onderzoek is en binnen deze fase te plaatsen is, is het boek van James N. Sater met de titel Morocco: Challenges to Tradition and Modernity, dat geschreven is in 2010. Gezien het jaar waarin zijn boek in is geschreven, heeft deze

Internationale Betrekkingen specialist van alle genoemde auteurs de meeste afstand in tijd, waardoor hij een betere analyse heeft kunnen uitvoeren. In zijn werk staat echter Marokko en haar politieke geschiedenis tot heden centraal. Dit boek was zeer bruikbaar voor het achterhalen van het Marokkaanse beleid, waar helaas niet veel primaire bronnen over te vinden zijn. Deze auteur is gespecialiseerd in Arabische democratisering, het Amerikaanse beleid ten aanzien van het Midden-Oosten en internationale veiligheid. De bronnen die hij gebruikt zijn voornamelijk boeken en artikelen, maar tevens online documenten waaronder speeches van de Marokkaanse presidenten en voornamelijk Franse en Marokkaanse kranten. Sater heeft geprobeerd een bijdrage te leveren aan de literatuur omtrent de Maghreb, door analyses uit te voeren op basis van politieke, economische en buitenlands beleid. Wat zijn bijdrage des te waardevol maakt is dat hij van 2005 tot 2008 het vak Noord-Afrikaanse politiek en internationale relaties heeft gedoceerd aan de Marokkaanse universiteit Al Akhawayn University in Ifrane. 12

Wat betreft de primaire bronnen is voornamelijk het archief van de Amerikaanse

Buitenlandse Zaken geraadpleegd, waarvan documenten en publicaties via de website ter inzage zijn. Deze documenten bevatten alle correspondentie tussen de Amerikaanse overheid en de Amerikaanse ambassade in Rabat. Daarnaast is informatie uit kranten, zoals The New York Times

Hugh Roberts, Review: ‘Western Sahara: War, Nationalism and Conflict Irresolution’ by Stephen Zunes and Jacob

10

Mundy, International Journal of Middle East Studies, 24: 2 (2014) 418-420, aldaar 418-420.

Yahia Zoubir, Review: ‘Western Sahara: War, Nationalism and Conflict Irresolution’, Mediterranean Politics

11

(2012) 17:2, 255-257,aldaar, 255-257.

James N. Sater, Morocco: Challenges to Tradition and Modernity (New York 2010) xi-xii.

(10)

en The Washington Post benut. Deze bieden het Amerikaanse perspectief van het conflict in de Westelijke Sahara. Een andere krant die veelvuldig gebruikt is, is de krant van het Polisario Komitee Nederland, die ter inzage is in het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG). Deze krant is afkomstig van een Nederlandse organisatie die zich sinds de jaren tachtig inzet voor het Saharaanse volk in de Westelijke Sahara en zich schaart achter het Polisario. Dit verbond heeft vele edities uitgebracht die voor abonnees beschikbaar waren. Hoewel de Marokkaanse regering niet transparant is en het lastig is primaire bronnen over haar beleid te vinden, hebben de kranten van het Komitee een bijdrage geleverd aan het verkrijgen van inzicht.

Dit onderzoek bestaat uit drie hoofdstukken. In het eerste hoofdstuk wordt het conflict in detail toegelicht. Hierbij wordt gekeken naar de achtergronden van de Westelijke Sahara en de Saharaanse bevolking. Tevens worden alle betrokkenen bij de kwestie behandeld, met enerzijds de steunverlener van de Saharanen, Algerije, en anderzijds de steunverleners van Marokko, namelijk de Verenigde Staten en Frankrijk. De rol van de Verenigde Naties bij het conflict komt tevens aan bod. De motieven van elke betrokken partij worden kort uiteengezet.

Het tweede hoofdstuk is gewijd aan het Amerikaanse buitenlands beleid ten aanzien van de Westelijke Sahara en onderscheidt een drietal fases. De eerste fase loopt vanaf medio jaren vijftig tot en met 1977. Deze staat gelijk aan de termijnen van vijf Amerikaanse presidenten, namelijk Dwight D. Eisenhower, John F. Kennedy, Lyndon B. Johnson, Richard Nixon en Gerald Ford. Daarna volgt de tweede fase die begint en eindigt met de termijn van Jimmy Carter, van 1977 tot en met 1981. Tot slot een laatste fase die gelijkstaat aan het presidentschap van Ronald Reagan tussen 1981-1989. Deze periodisering is op deze wijze aangebracht om de

ontwikkelingen in het Amerikaans buitenlands beleid te beargumenteren.

Tot slot wordt in het derde hoofdstuk het Marokkaanse buitenlandse beleid met

betrekking tot de Westelijke Sahara onderzocht. Het hoofdstuk vangt aan met een kort overzicht van de ontwikkeling van het politieke systeem onder koningen Mohammed V en Hassan II tussen de jaren zestig en negentig. Hierbij wordt gekeken in hoeverre de politici en de bevolking achter de koning stonden wat betreft de claim op de Westelijke Sahara. Daarnaast wordt een blik geworpen op de ontwikkelingen van de Amerikaans-Marokkaanse betrekkingen. Hierin wordt tevens een periodisering aangebracht, namelijk de periode 1956 tot 1974, de periode vanaf 1974

(11)

tot en met 1981 en de periode 1981 tot 1991. Het jaar 1975 is het begin van het Saharaconflict, maar een jaar eerder toont een ommekeer te zijn in het Marokkaanse buitenlandse beleid. En vanaf 1981 volgt, ondanks de wisseling van Amerikaanse presidenten en een toename in de steun uit de VS, een periode van onrust die tot op heden voortduurt.


(12)

Inhoudsopgave

Voorwoord

1

Inleiding

3

Hoofdstuk 1: Een introductie van het conflict

14

1.1 Het conflict van de Westelijke Sahara in een notendop 14

1.2 Wie zijn de Saharanen? 17

1.3 De betrokkenen bij het conflict 19

Hoofdrolspelers: het Frente Polisario en Marokko 19

Steunpilaar van het Polisario: Algerije 21

De steun aan Marokko: Frankrijk en de Verenigde Staten 24

Een ‘neutrale’ partij: de Verenigde Naties 27

Hoofdstuk 2: Perspectieven uit Washington

30

2.1 Terughoudende steun (1956-1977) 30

Het volk in de Maghreb tot bedaren brengen 32

Noord-Afrikaanse conflict 35

Een goede tactiek is van belang 38

Vermindering steun 39

De grootmachten treden naar de achtergrond 41

2.2 Grote wending in de steun (1977-1981) 45

(13)

Hoofdstuk 3: Perspectieven over Rabat

52

3.1 Het begin van de Marokkaanse monarchie (1956-1974) 52

De militaire coups 57

3.2 Ommekeer in de Marokkaanse politiek (1974-1981) 59

Neutrale Amerikanen 60

Frictie tussen de bondgenoten 61

3.3 Geen einde aan de onrust (1981-1991) 64

Motieven van Marokko 66

Conclusie

70

Bibliografie

75

(14)

Hoofdstuk 1: Een introductie van het conflict

Het Amerikaanse beleid ten aanzien van het conflict in de Westelijke Sahara zal in dit onderzoek centraal staan. Er zal worden gekeken naar de ontwikkeling in de motieven van de Verenigde Staten jegens partijen die betrokken waren in het conflict. Voordat hier naar gekeken wordt is het belangrijk om eerst een helder beeld te hebben van het conflict in de Westelijke Sahara, namelijk wie zijn de Saharanen en waarom legt dit volk een claim op het gebied? Daarnaast worden alle partijen die betrokken zijn bij het conflict kort toegelicht. Hierbij staan met name dan

Amerikaanse motieven voor hun betrokkenheid centraal.

!

1.1 Het conflict van de Westelijke Sahara in een notendop

In 1884 vestigde Spanje een protectoraat dat later de naam ‘Westelijke Sahara’ kreeg

toegekend. De Westelijke Sahara werd vermoedelijk bewoond door zwarte Afrikanen in de 13

prehistorische tijd, waarna de Berberstammen van de Sanhaja zich in het gebied vestigden. Deze mensen stonden later bekend als de Saharanen of de ‘Sahrawi’, de bewoners van de Sahara. In de jaren zestig zetten de Verenigde Naties Spanje onder druk om vaart te zetten achter de

dekolonisatie van de Westelijke Sahara. Dit naar aanleiding van artikel 73 van het VN handvest 14

en resolutie 1514 die door de Algemene Vergadering in 1960 was aangenomen. In deze resolutie staat dat men volgens internationale wetgeving recht heeft op zelfbeschikking. Echter in 1967 zette Spanje een bijeenkomst op waarvan de meerderheid politiek sympathiseerde met Spanje. 15

In 1973 werd een vrijheidsbeweging opgericht, afkomstig uit de Westelijke Sahara, die zich het Frente Popular para la Liberación de Saguia el Hamra y Rio de Oro (Frente Polisario of gewoon Polisario) noemde en claimde de Saharaanse bevolking te vertegenwoordigen. Deze beweging kwam in opstand tegen de overheersing van het Spaanse regime en maakte daarbij gebruik van guerrilla tactieken. Een jaar later ging Spanje akkoord met een referendum om

John Damis, Conflict in Northwest Africa: The Western Sahara Dispute (Stanford 1983) 1.

13

Charter van de Verenigde Naties: <http://www.un.org/en/documents/charter/chapter11.shtml> geraadpleegd op 18

14

juli 2014. Artikel 73 geeft aan dat de VN zich inzet voor volkeren die over een bepaald gebied nog geen zelfbeschikking hebben gekregen. De belangen van het volk wegen het zwaarst en worden volop nagestreefd.

Festes Ugboaja Ohaegbulam, U.S. Policy in Postcolonial Africa: Four Case Studies in Conflict Resolution (New

15

(15)

zelfbeschikking toe te kennen aan de Saharanen. Ondertussen zetten Marokko en Mauritanië zich af tegen enige vorm van zelfbeschikking en deden in plaats daarvan claims gebaseerd op

historische verbanden met het gebied. De VN startte een onderzoek naar die twee claims. Allereerst werd onderzocht of het gebied werd bewoond door een van de partijen voor de Spaanse kolonisatie en wat voor banden het gebied had met beide landen. Naar aanleiding van het onderzoek bleek er geen sprake te zijn van een territoriale soevereiniteit van vóór de Spaanse overheersing in 1885, waar door de Marokkanen claim op kon worden gelegd. Volgens het 16

Internationaal Gerechtshof (ICJ) was het gebied wel eigendom van iemand, maar niet van Marokko of Mauritanië. Het gebied werd bewoond door nomaden en was niet terra nullius, land dat tot niemand behoorde (ofwel niemandsland), zoals de Spanjaarden beweerden. Vanwege het gebrek aan Marokkaanse banden met het gebied kon de VN concluderen dat koning Hassan geen aanspraak kon maken op de Westelijke Sahara. 17

De resultaten van het onderzoek van de VN werden genegeerd door zowel Marokko als Mauritanië, waarna Marokko de ‘Groene Mars’ initieerde op 6 november 1975. Hassan stuurde 350.000 ongewapende Marokkanen de Westelijke Sahara in die werk zochten in het gebied. Deze mars was enerzijds bedoeld om de Marokkaanse bevolking af te leiden van de slechte

binnenlandse economie en om veel Marokkanen aan werk te helpen, door werk te creëren in de Westelijke Sahara. Marokko heeft sinds de mars veel geïnvesteerd in het gebied door een

fatsoenlijk infrastructuur aan te leggen en de grondstoffen te benutten. Het gebied biedt namelijk goede visvangst plekken, grote hoeveelheden fosfaat en mogelijk zelfs olie. . De Groene Mars 18

werd anderzijds ingezet om geleidelijk de Westelijke Sahara over te nemen en Spanje onder druk te zetten. Marokko was zich namelijk van bewust dat Spanje niet op onschuldige en

ongewapende Marokkanen zou schieten die het gebied dreigden over te nemen. 19

Ohaegbulam, ‘U.S. Policy in Postcolonial Africa’, 114-115.

16

Stephen Zunes & Jacob A. Mundy, Western Sahara: War, Nationalism, and Conflict Irresolution (Syracuse 2010)

17

106.

European Institute for Research on Mediterranean and Euro-Arab Cooperation: <http://www.medea.be/en/

18

countries/western-sahara/western-sahara/> en Sarah A. Topol, ‘Amid Moroccan Investment in Western Sahara, Tensions Simmer’ Bloomberg Businessweek Global Economics (2013): <http://www.businessweek.com/articles/ 2013-05-30/amid-moroccan-investment-in-western-sahara-tensions-simmer> beiden geraadpleegd op 18 juni 2014.

Zunes & Mundy, ‘Western Sahara’, 5.

(16)

Hassan voerde in 1975 de druk nog meer op door de Spaanse enclaves, Ceuta en Melilla, die in het noorden van Marokko lagen, weer ter sprake te brengen, ondanks de in 1963 met de Spaanse dictator Generalissimo Francisco Franco gemaakte afspraak, de kwestie los te laten. 20

Echter, uit de onderhandelingen tussen Marokko en Spanje is af te leiden dat deze gebieden niet zeer van belang waren voor Marokko, want het land sprak met Spanje af dat bij de dekolonisatie van de Westelijke Sahara de twee Spaanse enclaves met rust zouden worden gelaten. 21

Tijdens het bewind van president Ford (1974-1977) in de VS werd Spanje overgehaald om geen conflict aan te gaan met Marokko over de Westelijke Sahara. Op 14 november tartte Spanje de Saharanen, wat tegen de wil van het Saharaanse volk en tevens tegen de internationale wet inging, door een driedelige overeenkomst te sluiten met Marokko en Mauritanië. Hierin werd besloten de administratieve verantwoordelijkheid over de Westelijke Sahara over te dragen aan deze twee Afrikaanse staten. En op 26 februari 1976 trok Spanje zich helemaal terug uit het gebied. Het gebied werd onmiddellijk geannexeerd; Marokko nam tweederde van het noorden over en Mauritanië het zuiden. Zowel de Organisatie van Afrikaanse Eenheid (OAU) als de VN erkenden de annexatie niet, maar ondernamen tegelijkertijd geen actie. 22

Op dezelfde dag van het terugtrekken van Spanje, riep het Polisario eenzijdig de

onafhankelijkheid uit. De Sarahaanse Arabische Democratische Republiek (SADR) was geboren, waarna 170.000 Saharanen vluchtten naar Tindouf, een stad net over de grens van Algerije. Door deze stad voor de Saharanen beschikbaar te stellen, toonde Algerije volledige steun aan Polisario en raakte tevens verwikkeld in de strijd tegen Marokko en Mauritanië. Libië steunde het

Polisario tot 1984. Mauritanië kon de strijd niet lang aan om militaire en financiële redenen en tekende een overeenkomst met Algerije en Polisario in 1978. De oorlog tussen Marokko en Algerije en Polisario werd hierdoor heviger. Marokko was zeer ambitieus om het gebied over te nemen en daarnaast had het land nog een rivaliserende houding jegens Algerije. 23

Zunes & Mundy, ‘Western Sahara’, 4.

20

Albert Stol, Onafhankelijkheid of sterven: De strijd van Polisario voor een vrij West-Sahara (Bussum 1978) 98.

21

Ohaegbulam, ‘U.S. Policy in Postcolonial Africa’, 117.

22

Ibidem, 118.

(17)

Op 3 januari 1989 begonnen de onderhandelingen tussen Marokko en Polisario, maar veel vooruitgang werd niet geboekt. Gegeven de situatie en de slechte reputatie die Marokko had opgebouwd, gingen beide partijen akkoord met een staakt-het-vuren in 1990, geïnitieerd door de VN. Tevens gingen beide partijen akkoord met een plan waarin een referendum werd

geadviseerd. In april 1991 werd een speciale vredesmacht opgezet, de Mission for the

Referendum in Western Sahara (MINURSO), om het staakt-het-vuren te monitoren en om een

referendum te organiseren. Echter, Marokko en Polisario werden het niet eens over de criteria 24

voor het vaststellen van de kiesgerechtigden lijst. Polisario vond namelijk dat alleen hun volk het recht had om te stemmen. Marokko was uiteraard huiverig voor een meerderheid die voor

Polisario zou stemmen en was van mening dat iedereen die in het gebied woonachtig was sinds de Groene Mars mocht stemmen. 25

Om een impasse te voorkomen wees de VN secretaris-generaal Kofi Annan de

voormalige Amerikaanse diplomaat James Baker aan als speciaal gezant van het conflict in maart 1997. Baker initieerde meerdere overeenkomsten zoals de Houston Akkoorden; een

overeenkomst getekend door beide partijen om de lijst van kiesgerechtigden rond te krijgen, de terugkeer van de vluchtelingen, het in hechtenis nemen van troepen en een code voor gedrag die aangehouden moest worden voor het referendum. Al zijn pogingen waren mislukt, waardoor het conflict tot op de dag van vandaag voortduurt. 26

1.2 Wie zijn de Saharanen?

Praktische en politieke redenen maken het moeilijk een exact aantal Saharanen vast te stellen. Een groot deel van de Saharanen zijn nomadisch en trekken rond in gebieden ongeacht of deze gebieden verdeeld zijn door staatsgrenzen. Vanaf de jaren vijftig hebben veel Saharanen het gebied verlaten of zijn verjaagd tijdens de strijd tegen Spaanse en Franse overheersers. Veel van hen hebben zich in het zuiden van Marokko gevestigd of in de kampen van Tindouf in Algerije.

Thomas W. Lippman, ‘Support Dries Up for Western Sahara’s Struggle; Despite Nationalist Leader’s Alarm About

24

Moroccan Takeover, U.N. Prepares to Act on Referendum’, The Washington Post (4 december 1995). Ohaegbulam, ‘U.S. Policy in Postcolonial Africa’, 120-122

25

Zunes & Mundy, ‘Western Sahara’, 208.

(18)

Het is hierdoor lastig om vast te stellen welke mensen oorspronkelijk van de Westelijke Sahara afkomstig zijn. 27

Politieke redenen die het vaststellen van een exact aantal Saharanen belemmeren zijn voornamelijk de betwiste omvang van de bevolking. Enerzijds proberen voorstanders van een onafhankelijke staat het bevolkingsaantal te overdrijven en anderzijds proberen de tegenstanders het tegenovergestelde te bewerkstelligen. Het meest betrouwbare vastgestelde aantal is de telling die de Spanjaarden hebben uitgevoerd in 1974 die rond de 73.497 Saharanen telde; de

Spanjaarden hadden namelijk geen direct politiek belang bij een groter of kleiner aantal Saharanen. Volgens het Polisario zijn echter niet alle Saharanen meegenomen in de telling, omdat alleen de mannelijke leden van de familie een identiteitsbewijs hadden en zijn meegeteld. Aan het totaal van de Spanjaarden moet volgens hen nog 20.000 tot 35.000 aan toegevoegd worden, gezien het aantal Saharanen dat het gebied in de jaren vijftig heeft verlaten. Tevens is een deel ook gevlucht naar Mauritanië en Algerije, waardoor van een totaal kan worden uitgegaan tussen de 120.000 en 150.000 Saharanen. 28

Het bovenstaande licht dan wel enigszins toe wat de oorsprong van de Saharanen is, maar wat is een Saharaan of een ‘Sahrawi’? De term betekent letterlijk ‘een persoon of een ding van de Sahara.’ De Saharanen zijn een mix van nomaden, Arabieren en Berbers, maar toch heeft de etnische groep iets wat hen eigen is, namelijk de Sahara. De term Saharaan of ‘Sahrawi’ geeft 29

geen blijk van een ‘Westelijke Sahara’, maar slechts Sahara. Dit duidt aan dat de populatie Saharanen zichzelf niet zagen als onderdanen van de Spaanse overheersers, maar eerder al als los daarvan. De ‘Westelijke Sahara’ is een naam bedacht en toegepast door de internationale

gemeenschap in de jaren zeventig en geen product van de inwoners zelf. Dit nationalisme is uitgegroeid tot een claim gebaseerd op bloedverwantschap en land, bedoeld voor alle Saharanen. Daarbij horen de Saharanen die gevlucht zijn en Saharanen die bloedverwanten zijn, maar nooit in het gebied hebben verbleven. 30

Damis, ‘Conflict in North West Africa’, 8, 41.

27

Ibidem, 8.

28

Zunes & Mundy, ‘Western Sahara’, 93.

29

Ibidem, 110-111.

(19)

!

1.3 De betrokkenen bij het conflict

Bij het conflict zijn de volgende partijen betrokken: het Polisario en Marokko, die tevens de grootste partijen vormen. Daarbij speelde Mauritanië een kleine rol in het begin van het conflict, maar trok het land zich terug na een verdrag te hebben getekend met het Polisario in 1979. Het 31

conflict speelt een zeer grote rol bij de rivaliteit tussen Marokko en Algerije, de twee leidende landen in de Maghreb, wat voornamelijk te maken heeft met de Algerijnse steun aan de

Saharanen. Naast de genoemde betrokkenen in de regio van de Westelijke Sahara, spelen tevens internationale partijen een grote rol bij het conflict, met name Frankrijk en de VS. De VN speelde daarnaast een bemiddelende rol.

Hoofdrolspelers: het Frente Polisario en Marokko

Marokko claimt historische banden te hebben met het gebied en dat het dan ook om die reden bij het eigen land hoort. Deze banden zijn volgens Marokko ontstaan voor en tijdens de Spaanse kolonisatie in 1884 en waren van politieke, juridische, maar voornamelijk religieuze aard. Het religieuze aspect zou Marokko een zekere autoritaire status geven waardoor zij zich het recht op de soevereiniteit toekent. Sinds het verkrijgen van de Marokkaanse onafhankelijkheid eist het land de Westelijke Sahara op. 32

Het streven om het gebied bij Marokko in te lijven zou bijdragen aan het plan van een ‘Groter Marokko’. Bij dit plan hoort echter niet slechts de Westelijke Sahara, maar de grenzen breiden zich uit tot een deel van het noordwesten van Mali, heel Mauritanië en het westen van Algerije. De Spaanse enclaves in het noorden van Marokko, Ceuta en Melilla, waar Spanje al over heerste sinds 1497 en 1580 werden niet geclaimd door Marokko. Het ging de Marokkanen met name om de Westelijke Sahara en het gebied rond Tindouf dat in Algerije ligt. Marokko 33

beroept zich bij dit plan tevens op het verleden dat het zou delen met de genoemde gebieden, wat

Damis, ‘Conflict in North West Africa’, 14.

31

Ibidem, 14-15.

32

Zunes & Mundy, ‘Western Sahara’, 36-37 en Erik Jensen, Western Sahara: Anatomy of a Stalemate (Colorado

33

(20)

een uitbreiding van het land zou legitimeren. De onafhankelijkheidspartij, de Istiqlal Partij, die zich inzette voor een onafhankelijke Marokko verkondigde en propageerde vanaf de jaren vijftig al een ‘Groter Marokko’. Een onafhankelijk Marokko, zoals de landgrenzen nu zijn, zou volgens het land geen eenheid vormen, tot de andere gebieden bij het land worden opgenomen. Aldus de woordvoerder van de Istiqlal Partij, Allal al-Fassi: “The struggle must continue until total union.” 34

Doorgaans wordt door politici en de media beargumenteerd dat een van de belangrijkste factoren van Marokko’s claim op de Westelijke Sahara is vanwege de rijke grondstoffen die zich in het gebied bevinden. Een van die grondstoffen is fosfaat, waarvan een grote hoeveelheid te vinden is in Sakiet al-Hamra, gelegen in de Westelijke Sahara. Echter, de Istiqlal Partij begon in november 1955 na de onderhandelingen over de Marokkaanse onafhankelijkheid, reeds over een overname van het gebied. Spanje kondigde pas in 1965 publiekelijk aan dat de Westelijke Sahara een grote hoeveelheid fosfaat bezat. Marokko was dus al een decennium voor de aankondiging van plan de Sahara in te lijven bij het eigen land. Daarnaast bezit Marokko zelf een aanzienlijke hoeveelheid aan fosfaat dat bijna de helft van het totaal fosfaat in de wereld bedraagt. Marokko is dus niet afhankelijk van de fosfaat uit de Sahara. 35

Polisario is een sociaal-nationalistisch georiënteerde beweging opgezet in 1973 en pleit voor zelfbeschikking in het Westelijke Sahara gebied. De beweging bestaat uit Saharaanse

nationalisten die de Saharaanse bevolking trachten te vertegenwoordigen door een breed scala aan waarden te waarborgen om zodoende zo veel mogelijk Saharanen te verenigen voor hun gezamenlijk doel. Zij riepen in 1976 eenzijdig de onafhankelijkheid uit met een regering die in 36

ballingschap in Algiers verbleef. Hoewel de populatie van de Saharanen was erkend, was het Polisario nog steeds afhankelijk van middelen buiten het gebied, namelijk van de landen Algerije en Libië op economisch, militair en humanitaire vlak. 37

Damis, ‘Conflict in North West Africa’, 16-17.

34

Ibidem, 25-26.

35

Zunes & Mundy, ‘Western Sahara’, 115.

36

Tony Hodges, Western Sahara: The Roots of a Desert War (Westport 1983) 159-164.

(21)

Aanvankelijk bivakkeerde de vrijheidsbeweging in de eerste jaren van oprichting in Mauritanië. De Saharanen keerden zich tot het land voor steun vanwege de etnische

verwantschap die ze hadden met de Moren. Toen in 1975 en 1976 Marokko en Mauritanië de Westelijke Sahara binnen drongen, was het gedaan met de Saharaans-Mauritaanse

samenwerking. Het Polisario moedigde een groot gedeelte van de Saharanen aan om het territorium van de Sahara te verlaten. Een deel van de populatie vertrok, vanwege de steun aan het Polisario of vanwege de nieuwe overheersers en een ander deel ontvluchtte het gebied omdat het niet onder de onderdrukking en intimidatie van de binnenkomende militairen wilde leven. 38

Het Polisario streeft naar een Saharaanse republiek die vrij, onafhankelijk en soeverein is, op democratische wijze wordt bestuurd en tevens een Arabische en progressief-islamitische identiteit behoudt. Tot die tijd bleef de vrijheidsbeweging afhankelijk van cruciale leveranties van voedsel, brandstof en water, afkomstig van de voornaamste steunpilaar Algerije. En net als Marokko hield het Polisario voet bij stuk door de strijd niet op te geven, want zoals hun credo luidt: “Neither peace nor stability before the return to the national territory and total

independence.” 39

Steunpilaar van het Polisario: Algerije

Na de onafhankelijkheidsoorlog die van 1954 tot 1962 duurde werd het buitenlands beleid van Algerije sterk door deze gebeurtenis beïnvloed. Het land zag zichzelf, ondanks het gebrek aan militaire middelen, als een grote speler binnen de wereldpolitiek. Geopolitiek gezien werd 40

Algerije omschreven als de ‘kernstaat van de Maghreb’ en is zowel aan de Afrikaanse als aan de Arabische wereld verbonden. Op economisch gebied had Algerije een belangrijke positie

ingenomen, namelijk een leidende rol in de wereld van de olie-industrie. Het land werd een vooraanstaande handelaar in olie, waarna het lid werd van de Organisatie van olie-exporterende landen (OPEC) en een voorbeeld werd voor de Derde Wereld. 41

Damis, ‘Conflict in North West Africa’, 40.

38

Ibidem, 43.

39

John P. Entelis, Comparative Politics of North Africa: Algeria, Morocco, and Tunis (Syracuse 1980) 123.

40

Entelis, ‘Comparative Politics of North Africa’, 123.

(22)

Algerije heeft nimmer de Westelijke Sahara geclaimd, maar speelde desondanks een grote rol in het conflict. Algerije verzette zich tegen een eventuele overname door Marokko of

Mauritanië. Voor 1975 steunde het land de twee eisende partijen, maar daarna besloot het de Saharanen en het Polisario te steunen. Dit heeft te maken met de eigen ervaring van de strijd voor zelfbeschikking die de Algerijnen acht jaar hadden gevoerd. Sinds het verkrijgen van de eigen onafhankelijkheid zette het land zich in voor vrijheidsbewegingen middels referenda. Tevens zag Algerije in dat het Polisario oprechte intenties had en was het land huiverig voor de plannen die Hassan had met het gebied. Wat de voornaamste reden is voor de steun aan het 42

Polisario, volgens Algerije, is het kunnen uitspreken wat de Saharaanse bevolking wenst, namelijk onafhankelijkheid of inlijving bij Marokko. Dit zou onder toezicht van de VN moeten gebeuren om het rechtsgeldig te maken en zodat de rest van de buurlanden deze uitspraak tevens zou erkennen. 43

Op ideologisch vlak steunde Algerije landen waarvan het dacht dat zij dezelfde strijd voerden tegen de onderdrukking van een overheersende macht, zoals de landen Joegoslavië, Cuba en Vietnam. Echter hoe ideologisch Algerije ook leek, het land ondersteunde niet elke vrijheidsbeweging die de kop opstak, zoals de Amerikaanse Black Panther beweging die voor de zwarte Amerikanen opkwam. Na de Algerijnse onafhankelijkheidsstrijd richtte het land zich op 44

een aantal punten die het buitenlands beleid behelsden, namelijk: het niet-verbondenheid in de Koude Oorlog behouden (Beweging van Niet-Gebonden Landen ofwel Non-Aligned Movement), het versterken van de band met de Derde Wereld, het ondersteunen van bewegingen die tegen het kolonialisme en het imperialisme in gingen, het verbeteren van de Afrikaanse en Arabische eenheid en het ondersteunen van de Palestijnen in de strijd tegen Israël en het zionisme. En door volop contact te onderhouden met verschillende regimes, behield Algerije de positie van een niet-verbonden land. 45

Hodges, ‘Western Sahara’, 189-190.

42

Stol, ‘Onafhankelijkheid of sterven’, 96.

43

Entelis, ‘Comparative Politics of North Africa’, 123-124.

44

Ibidem, 124-125.

(23)

Desalniettemin werd kritiek geleverd op de Algerijnse positie met betrekking tot het conflict. Critici namen aan dat Algerije het Polisario steunde omwille van economische motieven die het had. De voorraad ijzererts die in het zuidoosten van Tindouf geborgen lag zou een

gewilde grondstof zijn. En om deze te kunnen vervoeren, wat niet meer mogelijk was via Marokko vanwege de gesloten grens, was het gunstig goede relaties te onderhouden met de Saharanen om het via hun gebied te verkrijgen. 46

Algerije zag zichzelf als steunpilaar bij de strijd tegen het westerse imperialisme.

Voordelen van het bereiken van een Saharaanse staat was het resultaat van een socialistische, niet partijdig en vooral pro-Algerijns land. Het Noord-Afrikaanse land pleitte er voor de Saharaanse 47

bevolking vrijheid te geven in het kiezen zich ofwel te laten inlijven bij Marokko ofwel voor zelfbeschikking te kiezen. Uiteraard wilde Algerije dat de Westelijke Sahara onafhankelijk werd, zodat er op economisch en geopolitiek gebied gerekend kon worden op samenwerking met het bestuur van het gebied. 48

Een ander belangrijk kenmerk van de Algerijnse buitenlandse politiek is de rol van woordvoerder van de Derde Wereld die het land op zich neemt. Algerije, met haar niet-verbonden en anti-imperialistische houding, pleitte voor een betere samenwerking tussen de Arabische landen. Het land besefte dat de Arabische regio de potentie had een van de meest welvarende gebieden in de wereld te worden, mits er onderling eenheid bestond. Echter diende voor dit streven nog veel werk te verzet te worden. 49

De voornaamste bondgenoot van het Polisario lijkt betrouwbare bedoelingen te hebben bij het steunen van de Saharaanse zaak. De Algerijnen en de Saharanen hadden dan ook een ideologische overeenkomst. De strijd voor onafhankelijkheid en het recht op zelfbeschikking is waar ze beiden naar hebben gestreefd en tevens nog steeds naar streven. Daarnaast hebben tevens de Algerijnen met een nationalisme of Arabisering gekampt die de wil en legitimatie voor onafhankelijkheid louter versterkte. Een zaak van twee handen op één buik.

Stol, ‘Onafhankelijkheid of sterven’, 98.

46

Robert Rézette, The Western Sahara and the frontiers of Morocco (Parijs 1975) 146.

47

Damis, ‘Conflict in North West Africa’, 34-35.

48

Stol, ‘Onafhankelijkheid of sterven’, 97.

(24)

!

De steun aan Marokko: Frankrijk en de Verenigde Staten

Twee westerse landen, Frankrijk en de VS, steunden Marokko onvoorwaardelijk sinds het begin van het conflict. Er werd namelijk gedacht dat als Marokko de controle over de Westelijke Sahara niet zou krijgen, dit zou leidden tot een ineenstorting van de monarchie. De Amerikanen en Fransen vreesden dat wanneer de monarchie uiteen zou vallen, Marokko zich in chaos zou verkeren en overgenomen zou kunnen worden door een macht die niet langer de westerse belangen zou behartigen. Een macht zoals de Sovjet-Unie, een ideologische tegenpool. 50

Frankrijk en de VS beschouwden zich als neutrale spelers binnen het conflict, wat zij baseerden op twee feiten. Beide landen hadden de Marokkaanse soevereiniteit over het gebied niet erkend, wat tevens gold voor de onafhankelijkheid van de Saharanen die ook niet erkend werd. Echter ontkrachtte de militaire en diplomatieke steun aan Marokko de Amerikaanse en Franse neutraliteit. Daarnaast hadden zowel Frankrijk als de VS nooit ontkend volledig achter de Marokkaanse monarchie te staan. Tevens toonden zij geen vertrouwen te hebben in Algerije en zagen zij Polisario als een destabiliserende factor in de Afrikaanse regio en zelfs in het Midden-Oosten. Het Polisario zorgde volgens Washington namelijk voor onrust in Noord-Afrika, 51

waardoor de Marokkaanse monarchie in gevaar kwam en met een mogelijke val van het Marokkaanse regime, zou dit volgens de VS tevens onrust veroorzaken in het Midden-Oosten. Het uiteenvallen van het Marokkaanse regime had een afname in Hassan’s invloed in de regio kunnen aantasten. Hij zou namelijk zijn stem in landen zoals Egypte, Israël en Zaïre kunnen verliezen. Dit effect zou doorlopen tot in het Midden-Oosten, waarna een eind had kunnen

komen aan Hassan’s steun aan de verzoening tussen Egypte en Israël. De Amerikanen moesten er uiteraard niet aan denken wat de gevolgen zouden zijn na de val van Hassan’s regime. De VS deed er dan ook alles aan om het land stabiel te houden door onvoorwaardelijk middelen en steun te verlenen, want het land kon anders niet langer rekenen op directe steun vanuit de Noord-Afrikaanse regio. 52

Zunes & Mundy, ‘Western Sahara’, 59.

50

Ibidem, 60.

51

Damis, ‘Conflict in North West Africa’, xii.

(25)

Voor Frankrijk was de keuze voor een partij van het conflict snel gemaakt, gezien het koloniale verleden dat het land deelt met Algerije. De relatie tussen de twee landen was ook na de onafhankelijkheid van Algerije, alleen maar complexer geworden. Verder speelde Parijs een rol die meer achter de schermen plaatsvond. Zo had Frankrijk een reactie vanuit de

Veiligheidsraad van de VN gevetood, die tegen de Marokkaanse agressie was tegen Spanje, aangezien de monarchie op dekolonisatie aandrong. Het streven van de Fransen was de

betrekkingen met het Marokkaanse regime te versterken door economische, politieke, militaire en culturele invloed uit te blijven oefenen in het noorden, het westen en het centrum van Afrika. 53

Hoewel de Frans-Algerijnse banden niet warm waren, bleek de Franse steun aan

Marokko een tijd lang niet meer vanzelfsprekend te zijnvanaf de jaren 1980 tijdens het bewind van de Franse president François Mitterrand (1981-1995). Frankrijk had natuurlijk nog steeds een economische relatie met Algerije, naast Marokko, te onderhouden en toonde niet altijd blijk van onvoorwaardelijke steun aan de monarchie. De Fransen wilden niet langer geassocieerd worden met de Amerikaanse positie ten aanzien van het conflict; er werden namelijk aan het begin van het conflict militaire stappen genomen, waar Frankrijk het niet mee eens was. Tegelijkertijd toonde Frankrijk aan ambivalent te zijn in de steun: hoewel het land niet militair wilde optreden, vormde de export van een grote hoeveelheid wapens aan Marokko geen

probleem. Zij leverde vijftig procent van de binnenkomende wapenleveringen aan Marokko ten tijde van de oorlog in de Westelijke Sahara (1975-1988). Tegen het naderen van het einde van de oorlog, begonnen de aantallen in wapens te dalen aan de Franse kant. Dit had niets te maken met ethische of juridische factoren, maar slechts met financiële. 54

!

Vanaf het begin van het conflict in 1975 was de doelstelling van het Amerikaanse beleid om de koning van Marokko als bondgenoot van het Westen te behouden. Hierdoor hield de VS geen rekening met de VN of de regio rond de Westelijke Sahara, maar was slechts gericht op de

Toby Shelley, Endgame in de Western Sahara: What Future for Africa’s Last Colony? (London 2004) 198-199 en

53

Zunes & Mundy, ‘Western Sahara’, 75. Zunes & Mundy, ‘Western Sahara’, 77-78.

(26)

stabiliteit van de Marokkaanse monarchie. Verder lag het voor de VS voor de hand dat zij niet 55

partij koos voor Algerije, een ‘Derde Wereldland’, een lid van de Beweging van de

Niet-Gebonden landen (NAM), een olie prijs havik als OPEC land, en zich liever schaarde achter de pro-Westerse Marokkaanse monarchie. 56

De VS speelde een grote rol in het beïnvloeden van Spanje om de Akkoorden in Madrid te tekenen in 1975, waarbij de verantwoordelijkheid van de Westelijke Sahara werd

overgedragen aan Marokko en Mauritanië. De Spanjaarden gingen met dit verdrag akkoord, omdat zij in een kwetsbare periode verkeerden. Hun politieke leider lag op sterven en er bestond een kans dat Hassan zou aftreden. De Marokkaanse koning was naast een vriend ook een sterke bondgenoot van de VS, dus Spanje moest wel instemmen met de Akkoorden van Madrid. Daarnaast wilde Spanje de goede relatie met de Amerikanen blijven onderhouden. Een

Amerikaans-Spaans verdrag met een verlenging van vijf jaar werd getekend door beide partijen, na de Madrid Akkoorden in november 1975. 57

De Amerikanen waren in hun handelen, net als de eerder genoemde betrokkenen,

doorgaans erg dubbelzinnig, want enerzijds steunden zij zelfbeschikking in de Westelijke Sahara, maar onafhankelijkheid voor de Saharanen werd tegelijkertijd niet als oplossing gezien. Een argument vanuit de VS hiervoor is dat de belangen die het land heeft in het noordwesten van Afrika niet gediend zouden zijn bij de oprichting van een ‘zwakke’ Saharaanse staat. Verder werd onder president Ronald Reagan (1967-1975) gespeculeerd dat als de Westelijke Sahara

onafhankelijk en een volwaardig lid van de VN zou worden, het land gedomineerd zou worden door Algerije. Dan zouden de Saharanen tegen de VS stemmen binnen de VN en de activiteiten van Libië en de Sovjet-Unie steunen. Verder waren de Amerikaanse militaire experts van mening dat een militaire oplossing ook geen goede oplossing zou zijn voor het conflict. Echter werd Marokko wel voorzien van wapens en training, ondanks het militaire verdrag gesloten in 1960, dat Marokko een verbod oplegde om wapens te gebruiken buiten de eigen nationale grenzen. 58

Ohaegbulam, ‘U.S. Policy in Postcolonial Africa’, 127.

55

Toby Shelley, Endgame in de Western Sahara: What Future for Africa’s Last Colony? (London 2004) 198-199.

56

Ohaegbulam, ‘U.S. Policy in Postcolonial Africa’, 127-128.

57

Ibidem, 129.

(27)

De VS steunde Marokko zoals genoemd al sinds het begin van het conflict waar een aantal redenen voor aan te wijzen zijn. De grootste en voornaamste reden voor de Amerikaanse steun was ten behoeve van het creëren van goede contacten in Noord-Afrika die de controle hebben over de Straat van Gibraltar. Hiermee had de VS een steunpunt in zowel het noorden van de Atlantische oceaan als in het westen van het Mediterrane gebied. Washington had het gebied nodig om territoriale luchtbasissen en communicatie te behouden voor het ontwikkelen van de ‘Rapid Deployment Force’, een militaire formatie.

Kortom, een van de obstakels die het conflict doet voortduren lijkt de steun van de VS aan Marokko te zijn. Het westerse land voelde zich geneigd te interveniëren in het conflict en de VN te weerhouden van acties die de eigen belangen in de weg staan, door samen met Marokko telkens een referendum te voorkomen. Daarnaast zijn de Amerikanen niet eenduidig in waar zij achter staan, want enerzijds steunen zij de Saharanen, maar anderzijds is dit niet merkbaar aan hun handelen. De angst voor de expansie van het communisme blijft ook hier een rol spelen, maar toch lijken de belangen zwaarder te wegen in de steun aan Marokko.

!

Een ‘neutrale’ partij: de Verenigde Naties

De interventie van de VN begon officieel vanaf 1964, toen de dekolonisatie commissie vaststelde dat de oorspronkelijke bevolking in de Westelijke Sahara recht had op zelfbeschikking. 59

In 2001 werd een resolutie aangenomen om te onderhandelen over autonomie voor de Westelijke Sahara. Twee jaar later presenteerde Baker een plan waarin hij pleitte voor

zeggenschap voor de Saharaanse bevolking over de Westelijke Sahara en voor Marokko het behoud van de soevereiniteit over het gebied. Hier ging Polisario echter niet mee akkoord. 60

Baker heeft nog twee pogingen gewaagd die op niets uitliepen. Daarna werd hij opgevolgd door Peruaanse diplomaat Alvaro De Soto in 2004. De Soto kon geen oplossing vinden, dus gaf hij zijn mandaat al snel op in 2005 en werd op zijn beurt opgevolgd door oud-diplomaat Peter van Walsum. Deze Nederlander gaf de zoektocht naar een oplossing op in 2009 en diende een rapport in bij de Veiligheidsraad. Hij was van mening dat onafhankelijkheid voor de Saharanen een

Toby Shelly, ‘Endgame in Western Sahara’, 128-129.

59

Ohaegbulam, ‘U.S. Policy in Postcolonial Africa’, 137-146.

(28)

onbereikbaar doel was en dat een referendum georganiseerd zou moeten worden om tot een oplossing te komen. Dit konden Polisario en Algerije niet waarderen, waarna het contract van Van Walsum niet werd verlengd. Sinds 2009 is voormalig diplomaat Christopher Ross benoemd tot speciaal gezant. 61

De VN is wat betreft het conflict binnen de Westelijke Sahara niet effectief geweest in het zoeken naar een oplossing. De organisatie heeft gefaald bij het naleven van de eigen principes en de internationale wet voor dekolonisatie van het gebied. Zo had de VN de overgave van het gebied uit Spaanse handen naar Marokko en Mauritanië toegestaan, zonder rekening te houden met de wensen van de Saharaanse bevolking. En dit terwijl de VN wel andere Afrikaanse landen heeft geholpen met het beslissen van hun eigen lot, namelijk onafhankelijkheid. Dit waren landen zoals Kameroen, Rwanda en Burundi. In 1960 werd tevens een verklaring uitgeroepen om gekoloniseerde landen en mensen te helpen dekoloniseren, waarna Guinea, de Cook eilanden en Nieuw-Zeeland hun onafhankelijkheid kregen. Er zijn uiteraard andere volkeren die tevens tot op heden nog geen onafhankelijkheid hebben kunnen uitroepen, maar dat neemt niet weg dat de VN in dit conflict nog niet tot een oplossing is gekomen voor Marokko en het Polisario. De organisatie probeerde echter wel een referendum af te dwingen van Marokko, wat tot een moeizaam proces is verworden. De permanente leden van de VN deden dit met tegenzin, vanwege hun steun aan Marokko, waarna Rabat de kans schoon zag om een mogelijke referendum te saboteren en zo het vredesproces te vertragen. 62

Binnen de VN worden telkens speciaal gezanten benoemd om mee te helpen met de onderhandelingen in de Westelijke Sahara. Echter in het verleden zijn enkele gezanten zeer subjectief geweest door goede banden te hebben met koning Hassan, waardoor zij een voorkeur voor Marokko hadden. Dit betreft de Egyptische secretaris-generaal Boutros-Ghali en de Amerikaanse generaal Vernon Walters. Deze generaal werd later opgevolgd door de Amerikaan Frank Ruddy die later op 16 februari 2000 bekend had gemaakt dat Boutros-Ghali persoonlijk had geïntervenieerd om te voorkomen dat Ruddy zijn ervaring met dekolonisatie zou delen met

Zunes & Mundy, ‘Western Sahara’, 239-249.

61

Ohaegbulam, ‘U.S. Policy in Postcolonial Africa’, 124.

(29)

het vierde comité binnen de VN dat gericht is op dekolonisatie. Volgens het Polisario Komitee, 63

een groep Nederlanders die zich inzet voor de rechten van de Saharanen, laat de VN zich inpakken door de praktijken van de VS en zou de organisatie harder moeten optreden:

!

‘De Verenigde Naties zou zich ervoor moeten inzetten rechtstreekse

onderhandelingen tot stand te brengen tussen de wettige vertegenwoordigers van het Saharaanse volk en Marokko en zou een zelfbeschikkingsreferendum m o e t e n bewerkstelligen. De secretaris-generaal zou de uitvoering van de a a n g e n o m e n resoluties moeten versnellen. (...) Ernstiger nog, elke poging het Saharaanse volk het recht te ontzeggen zelf over zijn toekomst beslissen zou de g r o n d s l a g e n v a n h e t internationaal recht ondermijnen en zou de doeltreffendheid van de Verenigde Naties als instrument bij vreedzame regeling van conflicten tot illusie maken.’ 64

!

De neutraliteit en de daadkracht van de VN kunnen in dit conflict betwist worden en zijn uiterst funest voor het bereiken van vrede tussen Marokko en de Saharanen. De internationale

wetgeving is onvoldoende gehandhaafd in de Westelijke Sahara. Het internationaal recht dient nageleefd te worden door niet per se een neutraal partij, maar met name door een eerlijk beleid te voeren jegens de Saharanen.

!

Ohaegbulam, ‘U.S. Policy in Postcolonial Africa’, 125.

63

Polisario Komitee Nederland, ‘Hoe de Verenigde Naties zich laten inpakken’, Polisario Krant, 15e jaargang (april

64

(30)

Hoofdstuk 2: Perspectieven uit Washington

In dit hoofdstuk wordt het Amerikaans buitenlands beleid met betrekking tot de Westelijke Sahara geanalyseerd. Hierbij wordt gekeken naar de motieven waarmee de Verenigde Staten Marokko steunden en in hoeverre de motieven veranderden, in de periode 1956 tot en met 1991. De VS steunde Marokko ten eerste om de westerse positie in de Maghreb te versterken en tevens te beschermen. Tot deze positie behoorde eveneens Frankrijk; het was zaak dat het land goede betrekkingen onderhield met Noord-Afrika. Het dekolonisatie tijdperk was aangebroken en hier moest door het westen adequaat op worden ingespeeld. Een tweede motief voor de VS was voorkomen dat de Sovjets invloed zouden krijgen in de Maghreb. Deze motieven bleven

gedurende het conflict hetzelfde, wat tevens merkbaar is aan de Amerikaanse steun die verleend werd. Echter, in de hoeveelheid financiële en materiële steun traden wel een veranderingen op. De paragrafen zijn aan de hand van deze veranderingen ingedeeld. De eerste paragraaf wordt gewijd aan een langere periode, omdat hierin niet veel veranderde aan de steun. Echter, in deze periode worden veranderingen in de situatie binnen de regio geconstateerd. Deze kleine

veranderingen zijn de moeite waard om te noemen, aangezien zij de steun constant houden. Vanaf de tweede paragraaf duikt een grote ommekeer op in het Amerikaans buitenlands beleid, die drastisch verschilt van de decennia daarvoor. Deze is echter van korte duur, waarna in de derde paragraaf een herstel van het Amerikaanse beleid, dat vóór de ommekeer gevoerd werd, volgt en bovendien een schepje bovenop de reeds verleende steun doet.

!

2.1 Terughoudende steun (1956-1977)

Na de onafhankelijkheid in 1956 had Frankrijk de verwachting in nauw contact te blijven met zowel Marokko als Tunesië. Het begrip “independence within interdependence” was hier van toepassing, namelijk de wederzijdse afhankelijkheid die de landen hadden. In ruil voor financiële steun aan de Noord-Afrikaanse landen zou Frankrijk militaire basissen in de gebieden behouden en de investeringen die het land deed. De VS gaf aan de rol van Frankrijk te erkennen door tevens steun te verlenen aan Marokko en Tunesië om de Franse inspanningen aan te vullen. Dit was niet bedoeld om de Fransen in de weg te staan. Echter kwamen de landen al snel met elkaar in botsing. Het nationalisme dat in Marokko en Tunesië opkwam zorgde ervoor dat de volken het

(31)

niet langer eens waren met de basissen die in hun landen waren geplaatst, de privileges die de Fransen genoten, de vastgestelde landgrenzen en andere kolonisatiepraktijken die Noord-Afrika in de greep van Frankrijk hield. De Algerijnse oorlog maakte de mogelijkheid op een stabiele relatie in de regio nog moeilijker en sloot deze uit. Marokko en Tunesië steunden namelijk de Algerijnse vrijheidsbeweging, het Front Libération Nationale (FLN), wat Frankrijk de twee landen zeer kwalijk nam. Dit vergrootte de spanningen tussen de voormalige protectoraten en Frankrijk. In juli 1961 vond de Bizerte crisis plaats; Tunesië wilde de Franse basissen in Bizerte verwijderd hebben, echter deed Frankrijk geen aanstalten dit te doen. Dit leidde tot een strijd die een week duurde, maar wel een duidelijke boodschap aan de Franse president Charles de Gaulle afgaf. 65

Hoewel de betrekkingen tussen Frankrijk en Marokko en Tunesië stroef verliepen, hadden de Fransen nog een zekere invloed op deze landen. Er leefden in de jaren zestig nog een 200.000 Fransen in Marokko en 50-60.000 in Tunesië. Verder waren de twee landen nog steeds afhankelijk van Frankrijk op gebied van technologie en onderwijs. Daarnaast is de tweede taal van beide landen Frans gebleven. De Franse geldkraan was echter dichtgedraaid, wat een motief was voor de VS om deze leemte op te vullen. Dit vanwege de eigen belangen en tevens om een stevige positie voor het westen te bewaren in Noord-Afrika. Naast financiële steun verleende de VS tevens militaire steun, omdat Marokko en Tunesië deze anders bij de Sovjet-Unie zouden zoeken. Frankrijk was uiteraard niet tevreden over de uitbreiding van Amerikaanse steun in de Afrikaanse regio, maar deze kon zij niet verhinderen. De Fransen maakten zich tevens zorgen over de Engelse talenprogramma’s die de VS in Noord-Afrika initieerde. Dit zagen zij als een gevaar voor de dominante Franse cultuur. 66

De Amerikanen bleven echter wel benadrukken dat zij geen overheersende rol wilden spelen in Noord-Afrika en dat zij erop hoopten dat Frankrijk dit wel weer zou doen na de

Algerijnse onafhankelijkheidsoorlog (1954-1962). Tegelijkertijd was de VS vastbesloten steun te blijven verlenen aan Marokko en Tunesië, zo lang het land nog belangen had in de regio en er

Christopher Alexander, Tunisia: Stability and Reform in the Modern Maghreb (London 2010) 90-91.

65

Document 1, ‘Briefing Paper Prepared in the Department of State’, FRUS, This paper was part of the Briefing

66

Book prepared for the President's visit to France May 31-June 2, 1961: <http://history.state.gov/historicaldocuments/ frus1961-63v21/d1> geraadpleegd op 5 mei 2014.

(32)

nog spanningen bestonden tussen Frankrijk en Noord-Afrika die de westerse positie in het gebied in gevaar zou brengen. 67

!

Het volk in de Maghreb tot bedaren brengen

Onder het bewind van de Amerikaanse president Dwight D. Eisenhower (1953-1961) werd een bipolair beleid gevoerd, gezien de aanvang van de Koude Oorlog kort na de Tweede 68

Wereldoorlog. De angst voor het verspreiden van het communisme en een toename van de macht van de Sovjets waren twee zaken die sterk leefden binnen de Amerikaanse maatschappij. Naast het feit dat de Sovjets Oost-Europa in hun greep hielden, kwamen tevens vrijheidsbewegingen op in Afrika en Azië die in opstand kwamen tegen hun koloniale overheersers. De Amerikaanse beleidsmakers waren toen in de veronderstelling dat deze opkomende bewegingen door de Sovjet-Unie werden beïnvloed en tevens steun kregen van de grootmacht. Naar aanleiding van deze constatering voerde Eisenhower een ‘massive retaliation’ beleid door; een militaire strategie waarbij bepaald werd dat als de VS werd aangevallen, het land dan met een wedervergelding kon reageren. En naar aanleiding van de toename van het wapenarsenaal van de Sovjet-Unie, trachtte de VS deze te overtreffen door de ontwikkeling van de Amerikaanse technologie op te voeren. De president liet in het buitenland Amerikaanse basissen plaatsen om zich voor te bereiden op een potentieel militair conflict met de Sovjets. Dit gold dus tevens voor Marokko waar 69

eveneens basissen werden geplaatst. De ligging van het land was zeer gunstig voor de VS en toonde het belang aan van de goede betrekkingen die de VS met de monarchie diende te behouden om de Sovjets af te kunnen schrikken. 70

Wat betreft het conflict in de Westelijke Sahara, gebeurde in de periode van 1953 tot en met 1960 vrij weinig: de Spaanse Sahara stond nog onder toezicht van Spanje en kreeg later pas

Document 1, ‘Briefing Paper Prepared in the Department of State’, FRUS, This paper was part of the Briefing

67

Book prepared for the President's visit to France May 31-June 2, 1961: <http://history.state.gov/historicaldocuments/ frus1961-63v21/d1> geraadpleegd op 5 mei 2014.

Peter Sutch & Juanita Elias, International Relations: the Basics (London en New York 2007) 179-180.

68

Bipolariteit: een term die kenmerkend was voor de Koude Oorlog, namelijk een internationaal wereldsysteem waarin twee machtsblokken bestaan.

‘Milestones: 1953-1960, Entrenchement of a Bi-Polar Foreign Policy’: <http://history.state.gov/milestones/

69

1953-1960> geraadpleegd op 24 juni 2014.

Ohaegbulam,’U.S. Policy in Postcolonial Africa’, 130.

(33)

de naam ‘Westelijke Sahara’ door de internationale gemeenschap toegekend.De Verenigde Naties zouden Spanje nog verzoeken het land te dekoloniseren, aangezien het gebied de ‘laatste kolonie van Afrika’ was. Echter was Amerikaanse steun aan Marokko in deze periode al vroeg zichtbaar en werd deze tevens veelvuldig door de VS verkondigd. Na de Marokkaanse

onafhankelijkheid in 1956 begonnen de Amerikaans-Marokkaanse betrekkingen zich te ontwikkelen. De Amerikanen verleenden militaire steun en twee jaar na de onafhankelijkheid van Marokko was deze steun nog steeds merkbaar. In deze periode drukte de VS de zorgen uit 71

over de invloed die de Sovjet-Unie zou kunnen krijgen op het Noord-Afrikaanse gebied. De Amerikaanse ambassadeur Foster die gestationeerd was in Rabat in 1958, sprak zijn bezorgdheid naar de president uit:

!

‘I noted the danger that, if developments draw France and Spain on the one hand, and the North African nations on the other, into opposing blocs, the Soviets would

intervene on behalf of North Africa; this would tend to put the United States on t h e other side, and the result would be a great disaster for all.’

!

Hoewel de Sahara nog onder het bewind was van Spanje, liet heel Noord-Afrika, inclusief Marokko, merken tegen de verdere Spaanse overheersing van de Westelijke Sahara te zijn. Een escalatie van de meningsverschillen tussen de West-Europeanen en de Noord-Afrikanen, had een groter probleem kunnen veroorzaken waar de grote machtsblokken van de Koude Oorlog

volledig bij betrokken hadden kunnen raken. Washington diende hier dus in te grijpen en moest wel interveniëren nu de Sovjets een ingang zagen in de Maghreb. Hierdoor moest de VS zich gedwongen voegen bij de aloude West-Europese bondgenoten. De Amerikanen betreurden dan ook de acties van Marokko, omdat het land ook een goede bondgenoot van hen was, maar als de VS partij moest kiezen in de Koude Oorlog, koos het Europa; die de prioriteit had in de strijd tegen de Sovjets. Echter was het volgens Eisenhower van belang dat de kwestie van de Spaanse Sahara onder de Europeanen en Noord-Afrikanen adequaat moest worden opgelost, om het

Document 344, van Department of State naar de Am. ambassade in Marokko, FRUS, 16 januari 1958: <http://

71

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De meeste Marokkaanse werknemers die aanvanke- lijk naar Gouda kwamen hadden deze stad niet specifiek uitgezocht, maar kwamen hier min of meer bij toeval terecht, zoals de

Voor de hervorming van de afvalsector in 2008 werd volgens cijfers van de Wereldbank slechts 70% van het stedelijk afval opgehaald en slechts 10% werd verwerkt in

Door de synergie tussen de bedrijven, overheid en AMICA zijn er verschillende scholen opgericht waar specifieke opleidingen voor de automobielindustrie worden

Dieren en dierlijke producten (vlees, vis, maar ook producten gebruikt voor de voortplanting van dieren zoals sperma) kunnen geïmporteerd worden in Marokko op voorwaarde dat

Deze technologieën zijn nog niet goed gekend in Marokko en kunnen dus een grote markt worden.. In België kennen we deze technologieën al langer en weten we al beter hoe deze

Les plants de framboisier sont produits dans une pépinière agréée et ont été testés et trouvés indemnes des virus de: Arabis mosaic virus, Cherry leafroll virus, Raspberry

Op dag 7 van de reis word je in de buurt van Ouarzazate opgehaald door de Jebel Siroua staf en rijden jullie naar Anezal.. De reis is dan in totaal 13 dagen waarvan

Berbertapijten. Je daalt af naar het dorp en stopt voor de lunch ietsje verder in de vallei. Na de lunch loop je verder tot vlakbij het dorpje Tachokchte waar je voor de laatste keer