• No results found

Hoofdstuk 2: Perspectieven uit Washington

2.2 Grote wending in de steun (1977-1981)

Vanaf 1977, ofwel het aantreden van de Amerikaanse president Jimmy Carter, is een ommekeer merkbaar in het Amerikaans buitenlands beleid. Hij stapte namelijk af van het pad dat de vijf genoemde presidenten, Eisenhower, Kennedy, Johnson, Nixon en Ford, voor hem hadden betreden, en sloeg een nieuwe weg in. De president streefde tot 1981 naar meer moraliteit.Dit doel dat Carter zich had gesteld had te maken met de Vietnamoorlog die de VS net achter de rug had en het Watergate schandaal dat de Amerikaanse president Nixon had doen aftreden. Carter wilde met een schone lei beginnen. Ofwel, de positie van de VS in de wereld moest veranderen.

Document 8,’National Intelligence Estimate 60-70’, FRUS, Washington, March 12, 1970: <http://

103

history.state.gov/historicaldocuments/frus1969-76ve05p2/d8> geraadpleegd op 7 mei 2014.

Document 8,’National Intelligence Estimate 60-70’, FRUS, Washington, March 12, 1970: <http://

104

history.state.gov/historicaldocuments/frus1969-76ve05p2/d8> geraadpleegd op 7 mei 2014.

Document 11, ‘Response to National Security Study Memorandum 90’, FRUS Washington, June 12, 1970: 105

<http://history.state.gov/historicaldocuments/frus1969-76ve05p2/d11> geraadpleegd op 7 mei 2014.

Document 12, ‘Memorandum From the Under Secretary of State (Irwin) to the Assistant Secretary of State for 106

African Affairs (Newsom)’, FRUS, Washington, December 9, 1971: <http://history.state.gov/historicaldocuments/ frus1969-76ve05p2/d12> geraadpleegd op 7 mei 2014.

Vanaf zijn campagne in 1976 presenteerde de president zijn beoogde beleid dat hij op een aantal doelen baseerde, namelijk het behoud van vrede, het nastreven van mensenrechten, het nastreven van nucleaire non-proliferatie, internationale samenwerking en nadruk op het ontwikkelen van de wereld in plaats van slechts te richten op de belangen van het oosten en het westen. In Carter’s optiek had de VS niet het alleenrecht om oplossingen te opperen voor de problemen die in de wereld speelden. Washington moest niet multilaterale oplossingen aan landen opleggen, maar kon nog wel de leiding nemen in het toewerken naar een stabiele wereld. 107

De doelen die Carter zich had gesteld uitten zich enigszins in zijn handelen; hij probeerde zo veel mogelijk te onderhandelen. Zo had de president in 1977 en 1978 een overeenkomst gesloten met Panama inzake het Panama Kanaal. Hierin werd vastgesteld dat de controle over het kanaal overgedragen werd aan Panama tegen 1999 aan. Daarnaast begon Carter in september 1978 een bemiddelende rol te spelen in de onderhandelingen tussen de Israëlische minister- president Menachem Begin en de Egyptische president Anwar Sadat, waarna een vredesakkoord bereikt werd tussen Israël en Egypte in 1979. Verder institutionaliseerde Carter mensenrechten en maakte het onderdeel van het buitenlandse beleid, wat voortaan zwaarder zou wegen in besluiten van de Amerikaanse overheid. Hierdoor werd er meer aandacht besteed aan schendingen van mensenrechten wereldwijd. Een ander hoogtepunt van de president waren de ontwikkelingen van de Amerikaans-Chinese betrekkingen in 1979, die tijdens Nixon van start waren gegaan, maar nog niet waren voltooid. En op economisch gebied had de president het Amerikaanse

handelssysteem uitgebreid. 108

De onvoorwaardelijke steun aan Marokko vanuit Washington hield in 1977 voor een korte termijn op,toen Carter de verkoop van wapens aan het land beperkte tot 1979. Dit deed de president, omdat Hassan het verdrag van 1960, waarin staat dat verworven wapens slechts in het binnenland en ter verdediging mochten worden gebruikt, had geschonden. Een andere reden voor de president om minder wapens naar de Maghreb te exporteren, was vanwege de goede

economische relatie die de VS inmiddels had met Algerije. Het Noord-Afrikaanse land was

‘Milestones: 1977-1980, The Presidency of Jimmy Carter’: <http://history.state.gov/milestones/1977-1980>

107

geraadpleegd op 24 juni 2014.

‘Milestones: 1977-1980, The Presidency of Jimmy Carter’: <http://history.state.gov/milestones/1977-1980>

108

belangrijk vanwege de olie en gas dat het produceerde en de grote rol dat het had binnen de NAM. Desondanks bleef Marokko militaire steun ontvangen en de VS verzoeken om meer wapens. 109

Hoewel Carter getracht had het bipolaire wereldsysteem probeerde te ondermijnen, was hij gedwongen toch met de Sovjets direct te onderhandelen en onder druk te zetten. Hij steunde de détente die van start was gegaan tussen de Sovjet-Unie en de VS (getekende verdragen SALT I en de Helsinki Akkoorden). In 1979 tekenden Carter en de Russische Brezhnev het SALT II verdrag, waarin door beide partijen zou worden ingestemd met een vermindering van hun nucleaire wapens en een verbod op het gebruik hiervan. Echter pleegde de Sovjet-Unie kort na het ratificeren van het verdrag een invasie op Afghanistan, wat Carter in december 1979 dwong het SALT II te heroverwegen en nog niet door te voeren. Tegelijkertijd ervoer de VS in het binnenland economische problemen; de brandstofprijzen waren gestegen, er heerste inflatie en een toename aan werkloosheid. Dit gaf Carter een reden om naar aanleiding van de Sovjet invasie een embargo in te stellen op graanprijzen, technologie experts te bannen en verbood hij de Amerikanen mee te doen aan de olympische zomerspelen die in Moskou zouden plaatsvinden in 1980. Vanaf dit jaar was de détente opgeheven. 110

De inval in Afghanistan door de Sovjets en het stuklopen van de détente waren factoren die de beperking op de wapenexport aan Marokko ophief. Aan het einde van 1979 had Carter de beperkingen die hij Hassan had opgelegd opgeheven. Andere redenen voor de beëindiging van de beperkingen waren factoren die de stabiliteit van Marokko in gevaar brachten. Factoren zoals het feit dat Marokko de oorlog, die nog gaande was tegen het Polisario, dreigde te verliezen, de val van de Shah in Iran in 1979 en zoals genoemd de invasie op Afghanistan door de Sovjets speelden een grote rol. Harold Saunders, de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, liet tijdens een hoorzitting in 1980 doorschemeren waarom het noodzakelijk was Marokko weer volop militair te steunen:

!

Ohaegbulam, ‘U.S. Policy in Postcolonial Africa’, 130-131.

109

‘Milestones: 1977-1980, The Presidency of Jimmy Carter’: <http://history.state.gov/milestones/1977-1980>

110

“We believe an outright victory over Morocco by Morocco’s adversaries would constitute a serious setback to major U.S. interests. First and foremost, such a

development would destabilize the region in general, and the political equilibrium in Morocco in particular. Beyond that, the United States cannot turn a blind eye to the fact that Morocco has historically been a good friend and, indeed, in practival sense, an ally.” 111

!