• No results found

Van tegenstellingen naar onrust

4 Motieven, belangen en doelen

4.3 Van tegenstellingen naar onrust

Om woeste gronden in cultuur te kunnen brengen, maar ook om een kanalenstelsel te graven, waren enorm veel arbeidskrachten nodig. In de jaren 1930 werden vele werklozen te werk gesteld om de laatste heide- en veengronden in Westerwolde in cultuur te brengen. In de jaren 1880-1890 was van een vergelijkbare tewerkstelling geen sprake, maar er was wel sprake van een grote spanning tussen de arbeiders enerzijds en de herenboeren anderzijds. De bereikte zelfs een hoogtepunt, toen het er op leek dat de anarchie regeerde in het Oldambt. Een beschrijving van de maatschappelijke tegenstellingen is van belang om de hierop volgende paragraaf te begrijpen.

In de eerste paragraaf van dit hoofdstuk zagen we hoe in het Oldambt een klasse van rijke, ondernemende herenboeren was ontstaan. De enorme welvaart van de herenboer ging echter voorbij aan de arbeiders. Langs de dijken en op het afgegraven veen vestigden de landarbeiders zich in kleine lage stenen huisjes. In de buurtschappen Oudedijk, Drieborg en Nieuwolda zien we ook nu nog de kleine arbeiderswoningen die in schril contrast staan met de enorme boerderijen enkele kilometers verder in Beerta.212 Dit verschil qua levensstandaard leidde in sommige gevallen tot regelrechte haat, al zag niet iedereen daar de nadelen van in. Boer en arbeider leefden veelal gescheiden van elkaar in het Oldambt.213 In Westerwolde bestond ook een groot verschil tussen de landarbeiders en de boeren, maar hier leefde men minder gescheiden van elkaar als in het Oldambt. Hier at de arbeider bij de boer aan tafel. Maar ook in Westerwolde gold dat de boer zijn werkzaamheden anders waren dan die van de arbeider. “Geen klap deden ze, niks. Land genoeg, maar de arbeiders die moesten het werk doen.” ; zo leefden de

‘dikke boeren’ van Onstwedde voort in de herinneringen van een hoogbejaarde

oud-arbeider.214 Mede door de

bevolkingsgroei in de 19e eeuw

ontstonden ook in Westerwolde

nederzettingen waar de herenboer zich liever niet zou laten zien. Plaggenhutten, krotwoningen en woonwagens waren het resultaat.215

212

Blijham en Knottnerus, Het Oldambtster landschap, 16.

213

Botke, Boer en heer, 441-444.

214 A. Buursma, Westerwolders over vroeger. Een eeuw Westerwolde in interviews (Groningen 2007) 138.

215

H.E. Rookmaker, Woningtoestanden in Westerwolde (Groningen 1924).

9. De arbeiderswoningen te Kosterverloren

(Finsterwolde) staan in schril contrast met de grote boerderijen die enkele kilometers verderop staan.

96

Het is dus enigszins verbazingwekkend dat aan het einde van de jaren 1880 de herenboer Boelo Tijdens zich aangetrokken voelde tot sprekers die sociale gelijkheid en rechtvaardigheid predikten ten gunste van de arbeiders. Het gezelschap van socialistische vrijdenkers als Jan Poppes Hommes, Tjerk ‘Travailleur’ Luitjes en de eerder genoemde Derk Roelfs Mansholt, schuwde hij geenszins. Dit waren mannen die niet alleen pleitten voor sociale gelijkheid, maar ook voor onteigening en collectivisatie van landbouwgrond.216

Tijdens nam zoals we eerder zagen in 1891 afstand van Mansholt, waardoor hij zich ook min of meer distantieerde van de arbeiders.

Al in april 1889 deed zich een eerste opstand voor in Finsterwolde, waarbij keienkloppers loonsverhoging eisten van het gemeentelijk en kerkelijk bestuur. In de maanden dat de boer geen werk had voor de arbeiders, werden deze te werk gesteld door het gemeentelijk en kerkelijk bestuur. Dag in dag uit moesten ze keien kloppen tot puin. In het najaar van 1892 – een jaar na Tijdens’ verkiezing tot Kamerlid – was het opnieuw raak. In zijn onderzoek naar de socialistische- en de arbeidersbeweging in het Oldambt, gaat Piet Hoekman uitgebreid in op de gebeurtenissen in Finsterwolde.217 Nadat het graan was geoogst, zaten opnieuw vele honderden mensen zonder werk en dus zonder inkomsten.

216

Westerman, De graanrepubliek, 34. J.D.R. van Dijk en W.R. Foorthuis, Vierhonderd jaar Groninger

Veenkoloniën in biografische schetsen (Groningen 1994) 141-143. 217

P. Hoekman, Socialisme en arbeidersbeweging in het Oldambt (Groningen 1985) 71-79.

10. De angst voor het door Domela Nieuwenhuis gepredikte socialisme wekte veel angst op bij de gevestigde orde. Zijn boodschap kon op veel steun rekenen bij de arbeiders in het Oldambt. Op deze prent is Domela Nieuwenhuis – Kamerlid voor het Friese Schoterland – te zien, die met de zweep het kapitaal van de gevestigde orde trotseert.

97

Onder andere door de speeches van Tjerk Luitjes werden de vele werklozen aangezet om hun eisen kracht bij te zetten. Als er geen werk voor hen zou komen, dan moest de maatschappij omvergeworpen worden. Tijdens vestigde in de Kamer de aandacht op de situatie in het Oldambt en toonde zich zeer verontwaardigd over de gebeurtenissen aldaar. Het slot van zijn betoog was echter niet dat de overheid de arbeiders tegemoet moest komen. “Treedt nu de overheid niet krachtig en beslist op en straft de rechter niet streng, dan voorzie ik allerbetreurenswaardigste gevolgen.”218

Door de marsen, massabijeenkomsten en stakingen voelde de gevestigde orde zich bedreigd. Militairen en marechaussees kwamen naar het Oldambt om de orde te herstellen. In december 1892 bereikte het oproer een hoogtepunt. Vrijwel dagelijks waren er rellen. De angst werd gevoed door berichten dat de arbeiders over wapens en dynamiet zouden beschikken. Op tweede kerstdag 1892 bereikte het oproer in Finsterwolde een hoogtepunt. Het hotel van Jan Poppes Hommes was het epicentrum. Tjerk ‘Travailleur’ Luitjes had die avond onder andere gesproken over het Kamerlid Tijdens “die zich vroeger als socialist had voorgedaan, maar nu oorzaak was dat hen [de werkloze arbeiders] lood in plaats van brood werd gegeven”.219 Na afloop van de speech van Luitjes, kwam het tot een treffen tussen de militairen en de aanwezigen waarbij enkele gewonden vielen.

De Sociaal-Democratische Bond (SDB) van Domela Nieuwenhuis werd verantwoordelijk gehouden voor de revolutionaire lading van het oproer. Voor het eerst

218 Handelingen Tweede Kamer, 25e vergadering, 9 december 1892, 6.

219

Nieuwe Provinciale Groninger Courant, 29 december 1892.

11. Kranten rapporteerden in het najaar van 1892 en 1893 vrijwel dagelijks over samenkomsten, stakingen en rellen in Oost-Groningen. Uit: Ordelijke Hervorming 25 november 1893; Winschoter

98

klonk er een revolutionaire ideologie door in een oproer.220 Deze ideologie werd gezien als een grote bedreiging voor de bestaande maatschappelijke orde. Media spraken van een

jacquerie, een opstand tegen de gevestigde orde. 221 Dit beeld werd gevoed door de

mededelingen van noordelijke Kamerleden zoals Tijdens. Hierdoor is het ook begrijpelijk waarom de autoriteiten heftig reageerden op de gebeurtenissen in Oost-Groningen. De uitgeroepen noodtoestand werd pas in de zomer van 1893 opgeheven, maar ondanks dat bleef de marechaussee ook daarna nog aanwezig.