• No results found

De Vereeniging ter bevordering van de kanalisatie van

3 Kanalisatieplannen

3.3 De Vereeniging ter bevordering van de kanalisatie van

Het was zaterdag 7 november 1891. In hotel Dommering annex sociëteit de Harmonie aan de Vissersdijk in Winschoten waren ruim 300 mensen bijeen gekomen op uitnodiging van een voorlopig comité onder leiding van het 33-jarige Tweede Kamerlid Boelo Luitjen Tijdens. ‘Het bezielend woord van den heer B.L. Tijdens, vond weerklank in de harten zijner hoorders en het weemoedig – bijna hopeloos – Westerwolde moest gekanaliseerd worden, – maakte plaats voor een krachtig en hoopvol: Westerwolde moet gekanaliseerd worden!’138

135

Schroor, Wotter, 148.

136 De laatste (onuitgewerkte) notulen dateren van 24 mei 1888. Na deze datum verschijnen slechts enkele ‘mededelingen’.

137

Algemeen Handelsblad, 2 februari 1890.

138 Lubberts, ‘De vereeniging ter bevordering der kanalisatie van Westerwolde’, in: Lubberts e.a. ed.,

57

Deze vergadering was het begin

van de Veereniging ter

bevordering van de kanalisatie van Westerwolde, die op 10

maart 1892 bij Koninklijk Besluit werd erkend.139 Tijdens

werd voorzitter van de

Vereeniging en werd bijgestaan door een bestuur dat moeizaam tot stand kwam.140 Hoewel er binnen korte tijd reeds meer dan 400 mensen zich als lid hadden aangemeld, verliep de vorming van deze vereniging verre van soepel. In de notulen lezen we over de moeizame formering van een (dagelijks) bestuur, de tegenvallende subsidies, de hoge onkosten van een deskundige en zelfs van leden die weigerden de jaarlijkse twee gulden contributie te betalen.141 Uit de notulen van de algemene vergaderingen, maar nog meer van de bestuursvergaderingen, blijkt dat dr. Albert Willem Tresling (1840-1913) evenals Tijdens een grote rol speelde in de eerste jaren van de Vereeniging. Tresling heeft naast een autobiografie, ook vele stukken geschreven over de kanalisatie van Westerwolde.142

Opvallend is dat in het voorjaar van 1892 alle opties nog open lagen voor de kanalisatie. Dat betekent dus dat de Vereeniging – dat wil zeggen de bestuursleden – ogenschijnlijk geen vooropgezet plan had.

139 De Vereeniging ter bevordering van de kanalisatie van Westerwolde zal voorts aangeduid worden met ‘Vereeniging’.

140

Zie kader 3.1 voor een overzicht van het eerste bestuur.

141 RHC GrA, toegang 398 Vereeniging ter bevordering van de kanalisatie van Westerwolde, inv. nrs. 1 en 2 Respectievelijk de notulen van 30 april 1892, 16 juli 1892 en 23 juli 1892.

142

RHC GrA, toegang 507 Families (An)Dries, Hesse en Tresling, 1656-1968, inv. nr. 73 autobiografie A.W. Tresling; RHC GrA, Toegang 398, inv. nr. 14 Aantekeningen van de hand van dr. A.W. Tresling over de kanalisatie van Westerwolde.

Kader 3.1 Het eerste bestuur van de Vereeniging ter Bevordering van de kanalisatie van Westerwolde.

Voorzitter: B.L. Tijdens Nieuw-Beerta

Secretaris: A.A. Lubberts Kroonpolder

Penningmeester: F.H. Boels Onstwedde

Bestuursleden: Dr. A.W. Tresling Nieuwe Schans

J. Roelofs Finsterwolde

J. Hommes Vlagtwedde

H. Oterdoom Bellingwolde

E. Dijkhuizen Vlagtwedde

4. Het bestuur van de Vereeniging ter bevordering van de Kanalisatie van Westerwolde, circa 1900. Zittend tweede van rechts voorzitter B.L. Tijdens.

58

Hoewel er in de jaren 1880 reeds onderzoek was gedaan, wenste de Vereeniging een nieuw onderzoek naar de gesteldheid van Westerwolde. Tresling beval daarvoor August Johan Herman Bauer aan, die opzichter van Rijkswaterstaat in het district Winschoten was. Het bestuur schrok van de vergoeding die Bauer – maar ook andere sollicitanten – vroegen voor het te verrichten werk.143 Bauer kon het werk binnen 10 maanden uitvoeren, maar de door Bauer gevraagde 4 à 5000 gulden aan loonkosten kon de Vereeniging niet betalen. Dat zou de Vereeniging wel kunnen wanneer de kosten over een langere periode gespreid zouden worden. Gebrek aan geld zou in de beginjaren van de Vereeniging het belangrijkste probleem vormen. Daarom besloten de bestuursleden al een half jaar na oprichting van de Vereeniging, tot de creatie van een garantiefonds waarin zij gezamenlijk maarliefst fl. 1075,- inlegden. Hoewel dit garantiefonds niet alle kosten zou kunnen dekken, was er nu wel voor enige tijd een buffer om de onkosten van Bauer te kunnen vergoeden. Door het gebrek aan geld, werd er ook rekening gehouden dat er wellicht gekozen moest worden voor het goedkoopste kanalisatieplan. Het grenskanaal bleef – met name voor enkele leden uit Bourtange – een heet hangijzer. Hoewel het bestuur dit probleem serieus op pakte door in contact te treden met Pruisische instanties en grondbezitters, moest opnieuw de conclusie worden getrokken dat het vooralsnog niet tot een grenskanaal kon komen.

De manier van werken van de Vereeniging was geheel anders dan die van de onderzoekscommissie van Gedeputeerde Staten. Allereerst was de Vereniging veel transparanter dan de onderzoekscommissie. De Vereeniging belegde openbare vergaderingen, publiceerde stukken, stond veelvuldig in contact met de pers en bovenal wist zij mensen – geldschieters en belanghebbenden – aan zich te binden. Daarnaast konden belanghebbenden met elkaar in discussie gaan en hun wensen kenbaar maken. Dit was mogelijk doordat de Vereenging vergaderde in Westerwolde en in het Oldambt, waardoor belanghebbenden uit het gebied konden deelnemen.

Op de algemene vergaderingen van de Vereeniging werden ook lezingen verzorgd. Hoewel deze stuk voor stuk voor kanalisatie pleitten, gaven ze wel blijk van de diversiteit aan inzichten. Zo werden er lezingen gehouden over het gebruik van kunstmest, over de afwatering van de Veenkoloniën, maar ook over de mogelijke gevolgen van kanalisatie voor zowel de beneden als bovenloop van het stroomdal.

Helaas ontbreekt een complete ledenadministratie, waardoor er geen volledig beeld is van de samenstelling van de Vereniging. We krijgen echter wel een beeld van de betrokkenheid, maar ook van het imago van de doorsnee ingezetene van Westerwolde. Secretaris Lubberts moest in de vergadering van 12 november 1892 meedelen dat er twintig leden hadden bedankt, twaalf van hen waren afkomstig uit Westerwolde. Gelukkig traden

143 Van de ruim twintig sollicitanten ontbreken de sollicitatiebrieven. Uit de notulen van de

bestuursvergaderingen blijkt dat er navraag is gedaan naar de sollicitanten. Op basis van die gegevens heeft het bestuur gekozen en een tiental geselecteerd. Bauer werd uit deze tien kandidaten gekozen. Hij had het bestuur laten weten dat hij het onderzoek binnen tien maanden kon uitvoeren en dacht daarvoor “4 à 5000 gulden nodig te hebben”. Zie: RHC GrA, toegang 398, inv. nr. 2, notulen bestuursvergadering 16 juli 1892.

59

er ook twintig nieuwe leden toe, maar geen van hen was afkomstig uit Westerwolde. Het feit dat er weinig initiatief van de Westerwolders zelf kwam, leidde er toe dat er bij het bestuur brieven binnen kwamen van mensen die zich ergerden aan de “laauwheid” en “onverschilligheid”. “Laat Westerwolde zelf wakker worden; ’t is zijne zaak in de eerste plaats.”; aldus een verontwaardigde briefschrijver uit Groningen.144 Wel moet gezegd worden

144

RHC GrA, toegang 398, inv. nr. 4 notulen bestuursvergadering 27 mei 1893.

5. Met subsidieverzoeken zoals deze aan het gemeentebestuur van Onstwedde, probeerde het bestuur van de Vereeniging meer geld te verzamelen om de onkosten van het

60

dat aan het garantiefonds een grote bijdrage werd geleverd door enkele welgestelde Westerwolder families.145

Hoe kwam het kanalisatieplan van de Vereeniging tot stand? Zoals eerder gezegd werd Bauer aangetrokken als deskundige door de Vereeniging. Hoewel hij werd voorgedragen door dr. Tresling, werd hij pas na een sollicitatieronde aangesteld. Hij stond in overleg met zowel het bestuur, als met de bevolking en leden. Zo was hij ook met regelmaat aanwezig bij de openbare vergaderingen. Bauer was niet enkel onderzoeksuitvoerder, hij gaf ook zijn eigen mening over zaken. Wel is duidelijk, dat al voordat hij werd aangetrokken, er wensen bestonden bij de Vereeniging. Als het mogelijk was – technisch en financieel – was de aanleg van een drietal kanalen het meest wenselijk. Deze kanalen zouden parallel lopen aan de Mussel-Aa, Ruiten-Aa en Westerwoldse-Aa. Bauer kreeg dus wel degelijk richtlijnen mee, maar kon hier zelf invulling aan gaan geven. Het is onduidelijk in hoeverre de Vereeniging kennis heeft genomen – of heeft kunnen nemen – van de in de jaren 1880 gedane onderzoeken en gemaakte ontwerpen, maar het bestuur was sowieso op de hoogte van Lewe Quintus’ inspanningen.

Terwijl Bauer dankzij het garantiefonds aan de slag kon, zat het bestuur niet stil. De bestuursleden benaderden vele instanties en particulieren om subsidie te verkrijgen voor de Vereeniging. Daarnaast dachten ze in de vergaderingen na over de uitvoering. Wie zou het moeten uitvoeren en hoe moest het bekostigd worden. Het stond immers vast, dat de Vereniging dit zelf nooit zou kunnen bekostigen. Ook gingen de algemene vergaderingen door, zodat de aandacht – en dus het draagvlak – niet zou verslappen. Voordat we de rol van de Vereeniging – en met name de rol van voorzitter Tijdens – verder in beschouwing nemen, is het goed eerst eens te kijken naar het kanalisatieplan waar Bauer mee kwam. Daarbij dienen we ons te realiseren dat dit niet het enige en ook niet het eerste kanalisatieplan voor Westerwolde was.