• No results found

Hoofdstuk 5 Een analyse van huidige lesmethodes Nederlands

5.2 Talent

De lesmethode Talent voor de eerste klas havo-vwo, tweede editie, is letterlijk bedoeld om het talent voor het schoolvak Nederlands te vergroten ‘zodat je daar bij alle andere schoolvakken voordeel van hebt’, zoals in het voorwoord staat. Per hoofdstuk is een inhoudsopgave gegeven en wordt er aandacht besteed aan lezen, grammatica, spelling, schrijven, spreken, kijken en luisteren. Onder het onderdeel lezen vallen ook fictie en woordenschat. De hoofdstukken zijn thematisch en behandelen de volgende onderwerpen: wat een talent, in vorm, dat vieren we, vrij spel, voor elkaar en blik op oneindig. Leesvaardigheid komt in ieder hoofdstuk als eerste aan bod. Grammatica en spelling volgen daarop, waarna de andere taalvaardigheden worden behandeld. Die volgorde suggereert dat taalkunde een meer prominente plaats in de lesmethode

Talent krijgt dan in Nieuw Nederlands. Bovendien lijkt literatuur een grotere plaats in de

lesmethode in te nemen. Enkel het eerste hoofdstuk is in te zien op de website van de lesmethode en zal gedetailleerd besproken worden.

Het eerste hoofdstuk begint meteen met een leestekst centraal op de pagina met in de marges vragen over de tekst. De volgende pagina’s zijn op dezelfde manier opgebouwd. Bij het onderdeel woordenschat wordt er voor het eerst aandacht besteed aan taalkunde. De theorie gaat over samenstellingen. Er wordt niet over voor- of achtervoegsels gerept, zoals in Nieuw

Nederlands het geval is. Enkel wordt uitgelegd dat het laatste woord van een samenstelling

vaak het belangrijkste is voor de betekenis van de samenstelling. Bij het onderdeel grammatica staat de theorie of uitleg centraal op de pagina en staan de vragen in de marges. Het is onduidelijk of het de bedoeling is dat eerst de theorie wordt doorgenomen en vervolgens de vragen worden gemaakt of andersom. Het is ook mogelijk dat die volgorde door de docent of scholieren zelf moet worden bepaald. In het eerste hoofdstuk worden bij het onderdeel grammatica het onderwerp, de persoonsvorm en het verdelen van een zin in zinsdelen behandeld. De eerste opdracht die wordt gegeven is hieronder in Figuur 7 weergegeven.

Figuur 7. Opdracht 1 van het onderdeel grammatica, overgenomen uit Talent: Nederlands voor de onderbouw havo-vwo 1, tweede editie, overgenomen van https://www.malmberg.nl/voortgezet-onderwijs/methodes/talen/nederlands/talent-

onderbouw/lesmateriaal-1.htm.

Deze opdracht is duidelijk bedoeld om de voorkennis van de scholieren te activeren, zodat de nieuwe leerstof beter beklijft aangezien die nieuwe kennis aan al bestaande kennis wordt gekoppeld, volgens het directe instructiemodel (zie paragraaf 3.2). De b-vraag gaat uit van het idee dat kennis van de Nederlandse taal – in dit geval de grammatica – bijdraagt aan de Nederlandse spelling en de beheersing van andere talen. Dat is een misvatting (zie paragraaf 3.2). De beheersing van het Nederlands draagt niet direct bij aan de beheersing en taalvaardigheid van de vreemde talen. Bovendien is het verwarrend dat in de e-vraag gevraagd wordt naar woordsoorten terwijl in de d-vraag wordt gevraagd om een zin in zinsdelen op te delen en in de theorie ernaast de zinsdelen worden uitgelegd. In de volgende opdrachten wordt er ook naar feitelijke kennis gevraagd, bijvoorbeeld naar welk trucje je kunt toepassen om het onderwerp van de zin te vinden. Na redekundig ontleden wordt op de volgende pagina aandacht besteed aan taalkundig ontleden. Deze twee onderdelen volgen snel op elkaar wat verwarrend kan zijn. In Nieuw Nederlands is dat ook het geval.

Bij het onderdeel spelling wordt weer eerst gevraagd naar de voorkennis. In het eerste hoofdstuk worden onder dit onderdeel de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd, leestekens en aanhalingstekens behandeld. Bovendien wordt een rijtje dicteewoorden gegeven waarover een aantal vragen worden gesteld. Gevraagd wordt welke klanken voor spellingsproblemen zorgen en naar regels voor de manier waarop die klanken gespeld moeten worden. Een goede scholier zou op kunnen merken dat sommige klanken meerdere spellingwijzen hebben, dat de <d> op het einde van een woord een [t]-klank heeft en dat er regels zijn voor verenkeling en verdubbeling. Het is te hopen dat de docent op die mogelijke antwoorden ingaat of de scholieren richting die antwoorden stuurt.

Bij het onderdeel schrijven wordt gevraagd om synoniemen en verwijswoorden voor een aantal woorden te geven. Er is echter geen theorie die uitlegt wat een synoniem of verwijswoord is. Bij het onderdeel informatie wordt uitgelegd hoe je bruikbare bronnen vindt voor het vergaren van informatie. In paragraaf 1.2 werd betoogd dat het schoolvak Nederlands niet weerspiegelt wat de studie Nederlands inhoudt en dat één ontbrekend aspect de aandacht voor de wetenschap is. In Talent wordt daar enigszins aandacht aan besteed doordat het vinden van informatiebronnen wordt uitgelegd. Recentelijke wetenschappelijke inzichten zijn niet in het eerste hoofdstuk van Talent opgenomen. Aan het einde van het hoofdstuk zijn nog extra opdrachten grammatica en spelling gegeven. Blijkbaar is er extra oefening nodig. De opdrachten zijn veel van hetzelfde, maar kunnen helpen bij het erin stampen van de trucjes. Er wordt uitgegaan van een deductieve methode waarbij de theorie trucjes aanleert die de scholier vervolgens in opdrachten toe moet passen.

In document Taalkunde in het schoolvak Nederlands. (pagina 56-58)