• No results found

77 Tabel 4.14 Tevredenheid met de bemiddeling

(zeer) tevreden

neutraal (zeer) ontevreden Hoe tevreden bent u over de manier waarop de

bemiddeling/mediation is verlopen? - Slachtoffers (N=41) - Verdachten/daders (N=26) 23 (56%) 18 (69%) 5 (12%) 2 (8%) 13 (32%) 6 (23%) Hoe tevreden bent u met de uitkomst van de

bemiddeling/mediation? - Slachtoffers (N=39) - Verdachten/daders (N=23) 18 (46%) 15 (65%) 9 (23%) - 12 (31%) 8 (35%)

Naast de tevredenheid is de deelnemers gevraagd naar een rapportcijfer voor de bemiddeling. Het gemiddelde cijfer voor deelnemende slachtoffers was 6,4 en voor deelnemende verdachten/daders was dit 7,0. Iets minder dan 20% van de deelnemers zou de bemiddeling een onvoldoende geven, tegen ruim 60% die het een 7 of meer zou geven (zie tabel 4.15).

Deze waardering komt overeen met het gedeelte slachtoffers dat de bemiddeling zou aanraden aan een slachtoffer die hetzelfde heeft meegemaakt. Op deze vraag antwoordt 55% van de respondenten dat ze dit zouden doen, tegen 18% die dit niet zou doen.

Tabel 4.15 Rapportcijfer bemiddeling

Slachtoffers (N=40) Verdachten/daders (N=25)

Onvoldoende (rapportcijfer 1-5) 8 (20%) 5 (20%)

Voldoende (6) 11 (28%) 3 (12%)

Meer dan voldoende (7-10) 21 (52%) 17 (68%)

4.4 Psychologisch-emotionele impact van deelname

De emotionele impact van deelname is op verschillende manieren bepaald (zie uitgebreider paragraaf 2.4). Aan deelnemende slachtoffers is een aantal stellingen voorgelegd over de impact van deelname op de verwerking, aan verdachten/daders is een lijst van Harris (2006) voorgelegd die destructieve,

78

respectievelijke reintegratieve shaming beoogt te meten. Aan slachtoffers en verdachten/daders is verder gevraagd in hoeverre de bemiddeling heeft bijgedragen aan persoonlijke groei. Heeft men versterking van de eigen relaties ervaren door de bemiddeling? Ziet met de bemiddeling als bijdrage aan het eigen gevoel van persoonlijke kracht?

Tot slot zijn de psychologisch-emotionele constructen die in de nulmeting zijn bevraagd in de eerste nameting herhaald. Vanwege de kleine aantallen, met name op de eerste nameting, laten we het in deze tussenrapportage nog enkel bij een vergelijking van de gevonden gemiddelde waarden en betrouwbaarheidsintervallen. In het eindrapport gaan we dieper op deze vergelijking in.

4.4.1 Eigen visie op verwerking delict slachtoffers

Net als in de studie van Laxminarayan et al. (2013) zijn deelnemende slachtoffers gevraagd om de door hen ervaren impact van bemiddeling op de verwerking van het delict in te schatten. Draagt het bij aan een gevoel van controle, zich beter voelen, aan vertrouwen in politie en justitie, optimisme over de toekomst en een geloof in een rechtvaardige wereld (zie ook Laxminarayan, 2012; Orth, 2002)? Schatten slachtoffers in dat de bemiddeling bijdraagt aan de verwerking?

Uit de resultaten van tabel 4.16 blijkt het gedeelte respondenten dat het (geheel) eens is met de stellingen over deze vragen steeds weinig te verschillen van het gedeelte dat het (geheel) oneens is. 42% vindt het bijdragen aan de verwerking, 29% niet. 34% is van mening dat bemiddeling bijdraagt aan gevoel van controle, 27% is het daar niet mee eens. 37% rapporteert dat het bijdraagt aan een beter gevoel, 34% is het daarmee oneens. 34% vindt dat het vertrouwen in politie en justitie verhoogt en 32% vindt dat het bijdraagt aan een gevoel van optimisme over de toekomst. Respectievelijk 32% en 24% is het hiermee oneens. Bijdragen aan een geloof in een rechtvaardige wereld doet de bemiddeling volgens 17%, terwijl 49% dit niet zo ervaart.

Tabel 4.16 Eigen inschatting verwerking delict (N=41)

van meest naar minst frequent (geheel) eens (geheel)

eens

neutraal (geheel) oneens

Geholpen bij verwerking misdrijf/conflict 17 (42%) 12 (29%) 12 (29%)

Bijgedragen aan gevoel van controle 16 (39%) 14 (34%) 11 (27%)

79

Bijgedragen aan vertrouwen in politie en justitie 14 (34%) 14 (34%) 13 (32%)

Bijgedragen optimisme over de toekomst 13 (32%) 18 (44%) 10 (24%)

Bijgedragen aan geloof in een rechtvaardige wereld 7 (18%) 13 (33%) 19 (49%)

4.4.2 Bemiddeling als bijdrage aan groei

Het deelnemen aan een bemiddeling wordt vaak gezien als een mogelijkheid om relaties te herstellen en te versterken, niet alleen met de tegenpartij, maar ook met de naaste omgeving (e.g., Braithwaite, 2002). Daarnaast wordt het gezien als een middel om bij te dragen aan persoonlijk groei (e.g., Bazemore, 1998). Om inzicht te krijgen in hoeverre de respondenten in de herstelbemiddeling dit zo ervaren hebben, zijn ze twee aangepaste subschalen van de Posttraumatische Groei Schaal voorgelegd (PTGS; Jaarsma, Pool, Sanderman, & Ranchor, 2006): In hoeverre heeft de bemiddeling volgens de respondenten bijgedragen aan positieve veranderingen in de relaties met anderen en/of aan het ervaren van persoonlijke kracht (zie paragraaf 2.4). De gemiddelde score voor de deelnemende slachtoffers op de eerste subschaal was 15,9 (sd = 9,3) en op de tweede subschaal 8,6 (sd= 5,6). Voor deelnemende verdachten/daders waren deze waarden respectievelijk 10,5 (10,1) en 7,6 (6,5).

Inspectie van de items (zie tabel 4.17) illustreert dat veel deelnemers aan de bemiddeling elementen van groei ervaren. Ongeveer 60% van deelnemende slachtoffers en verdachten/daders zeggen bijvoorbeeld dat ze hebben ontdekt dat ze sterker zijn dan ze dachten, terwijl ongeveer 50% beter in staat zegt te zijn dingen te accepteren zoals ze zijn. Uit de gemiddelde waardes lijken slachtoffers, meer dan daders/verdachten positieve veranderingen in hun relaties te hebben ervaren. Waar ongeveer 60% van de slachtoffers zegt door de bemiddeling meer energie in relaties te steken; zich er meer bewust van te zijn dat ze ook op anderen kunnen rekenen in moeilijke tijden; en beter te kunnen accepteren dat ze andere mensen nodig hebben, zegt ongeveer 40% van de bevraagde verdachten/daders dit.

Tabel 4.17 Bemiddeling als bijdrage aan groei

enigszins – in zeer sterke mate ervaren Slachtoffers

(N=37)

Verdachten/daders (N=27)

A1. Ik ben me er meer van bewust dat ik op mensen kan rekenen in moeilijke tijden

23 (62%) 11 (41%, N=26)

A2. Ik voel me sterker met andere mensen verbonden

80

A3. Ik vind het nu makkelijker om mijn gevoelens te tonen

13 (35%) 8 (30%, N=26)

A4. Ik voel meer medeleven voor anderen

17 (46%) 8 (31%, N=25)

A5. Ik steek meer energie in mijn relaties

22 (60%) 10 (39%, N=25)

A6. Ik heb echt ervaren hoe geweldig mensen kunnen zijn

17 (46%) 9 (33%, N=26)

A7. Ik kan beter accepteren dat ik andere mensen nodig heb 17 (46%) 9 (35%, N=25) B1. Ik heb meer zelfvertrouwen gekregen 16 (43%) 10 (37%, N=26)

B2. Ik weet beter dan voorheen dat ik moeilijkheden aan kan

16 (43%) 13 (48%, N=26)

B3. Ik ben meer dan voorheen in staat te accepteren dat dingen gaan zoals ze gaan

18 (49%) 14 (56%, N=26)

B4. Ik ben erachter gekomen dat ik sterker ben dan ik dacht

22 (60%) 15 (62%, N=25)

4.4.3 Destructieve en reintegratieve shaming

Een kernhypothese van het herstelrecht ten aanzien van de behandeling van daders is dat zij in het traditionele strafrecht te maken hebben met zogenaamde destructieve shaming. Het strafproces zouden ze stigmatiseren en zou ze wegzetten als een onverbeterlijke crimineel (Braithwaite,1989). In plaats daarvan zou reintegrative shaming betere resultaten kennen. Tijdens de bemiddeling zou afkeuring van het delict gepaard moeten gaan met positieve feedback op de persoon van de dader zelf. Hate the sin, love the sinner. Het onderzoek naar shame-management van Nathan Harris (Harris, 2001; 2006) poogt meer inzicht op te leveren in de mate waarin daders/verdachten stigmatiserend en/of re-integrerend commentaar te horen krijgen tijdens een bemiddeling. In het onderzoek is daarom de vragenlijst van Harris (2006) naar shaming meegenomen.

81

Inspectie van de items van deze vragenlijst levert vooralsnog de volgende constatering op. De deelnemende daders/verdachten rapporteren inderdaad nauwelijks stigmatiserende opmerkingen, maar ook geen positieve feedback.

Tabel 4.18 Stigmatiserende en reintegrative shaming

Shaming van verdachte/dader (geheel)

eens Mensen hebben zich tijdens de bemiddeling/mediation negatief uitgelaten over het conflict (N=26)

5 (19%)

Stigmatiserende uitlating over de verdachte/dader

Ik werd tijdens de bemiddeling/mediation behandeld alsof ik in de toekomst nogmaals een dergelijk conflict zou veroorzaken (N=26)

5 (19%)

Mensen hebben zich tijdens de bemiddeling/mediation negatief uitgelaten over mij als persoon (N=26)

5 (19%)

Ik werd tijdens de bemiddeling/mediation behandeld alsof ik een crimineel ben (N=26) 5 (19%)

Ik werd tijdens de bemiddeling/mediation behandeld alsof ik een slecht mens ben (N=26) 5 (19%)

Re-integrerende uitlatingen over de verdachte/dader

Er waren mensen bij de bemiddeling/mediation die zeiden dat ik mijn les heb geleerd (N=26)

8 (31%)

Ik heb door de bemiddeling/mediation geleerd dat er mensen zijn die om mij geven (N=26) 11 (42%)

Aan het einde van de bemiddeling/mediation hebben mensen uitgesproken dat ze mij vergeven (N=24)

7 (29%) )

Mensen hebben tijdens de bemiddeling/mediation positieve eigenschappen van mij besproken (N=25)

10 (40%)

Mensen hebben mij bij de bemiddeling/mediation verteld dat het niet bij mijn persoonlijkheid past om slechte dingen te doen (N=25)

82