• No results found

(tabel 5.1): Beheer en aanplant van landschapselementen en bo men

Extra restwarmte:

GROEP 2 (tabel 5.1): Beheer en aanplant van landschapselementen en bo men

bestaande en nieuwe natuur uit de plannen van het Natuurpact ten aanzien van het Natuur- netwerk. Voor extra bosaanleg is wel aanpassing van de huidige natuurbeheerplannen nodig, aangezien provincies nu nog hoofdzakelijk inzetten op realiseren van open natuur in plaats van bos. De focus op open natuur komt voort uit doelen vanuit de Europese Vogel- en Habi- tatrichtlijnen. Aanpassing van de plannen ten behoeve van extra bos kan gaan botsten met doelen vanuit deze richtlijnen en met afspraken in PAS en Natura 2000.

Als bovengrens is uitgegaan dat door bosbeheerders genoemde hectaren gerealiseerd kun- nen worden binnen de 80.000 ha nieuwe natuur en overige al bestaande natuur. Middelen (financiën en gronden) voor uitbreiding en inrichting van nieuwe natuur zijn immers aanwe- zig (PBL, 2017) en partijen zijn betrokken bij het OKA. De ondergrens is gesteld op 10% om- dat verwachte frictie ten aanzien van VHR, Natura 2000 en PAS onzeker maakt of (tijdige) verandering van plannen wel realistisch is. Bosaanleg rond nieuwe woningen is niet meege- nomen in de berekening. Dit ondanks dat in het OKA is aangegeven dat provincies en ge- meenten bij realisatie van nieuwe wijken direct ook bos gaan realiseren en financieren. Daarbij is echter niet aangegeven om hoeveel bos en/of financiën het dan gaat. In de uitein- delijke berekening is uitbreiding rond stad dan ook niet meegenomen.

GROEP 2 (tabel 5.1): Beheer en aanplant van landschapselementen en bo-

men

Maatregel 10: Herstel en aanleg landschapselementen door afspraken en/of aanvullende subsidiering

In het OKA wordt aangegeven dat partijen (rijksoverheid, gemeenten, waterschappen, infra- beheerders, landbouwers, grondeigenaren) gezamenlijk kansen benutten om areaal bos en natuur en aantallen bomen daarbuiten te vergroten. Zo zal VNG haar leden aanbevelen om te streven naar 1 procent meer bomen per jaar op Nederlands grondgebied. Daarnaast zal LTO zich inzetten richting leden en in samenwerking met (de)centrale overheden, om meer bomen en houtige landschapselementen op hun bedrijf te integreren. In de achtergrondinfor- matie bij het OKA zijn verschillende maatregelen voorgesteld om dit te helpen realiseren, zo- als extra subsidieverlening op beheer, extra subsidieverlening ten behoeve van aanplant, initiatieven voor extra aanplant en promotie en onderzoek. Deze maatregelen sluiten aan bij

bestaande subsidie- en landschapsregelingen (zoals SNL, ANLB, SKNL). Door aanplant en be- heer van bomen en struiken kan meer CO2 worden vastgelegd.

Doorgerekende omvang; voor de bovengrens is van 5.000 ha aan landschapselementen uit- gaande van getallen uit de achtergrondinformatie van het OKA. Ten aanzien van voorstellen voor landschapselementen bij particulieren en langs infrastructuur (wegen, wateren, etc) is uitgegaan gewerkt een ondergrens van 20%. De reden voor de bovengrens is wederom dat betrokken partijen hectaren als haalbaar noemen. Reden voor de ondergrens is dat onduide- lijk is hoeveel precies gerealiseerd zal worden met inzet van eigen/bestaande middelen.

Aanplant en beheer van individuele bomen door afspraken en/of aanvullende subsidiering Maatregelen voor aanplant van individuele bomen zijn in het ontwerp klimaatakkoord be- perkt uitgewerkt. Veelal ontbreken financieringsbronnen en/of zijn alleen intenties uitgespro- ken. Ook worden individuele bomen niet beschouwd in huidige emissieregistratie (methode LULUCF) en is nog weinig inzicht in de referentie situatie 1990 grotendeels onbekend. Gezien deze beperkingen is groei in individuele bomen in de raming niet apart meegenomen. Inten- ties vanuit het OKA zijn beschouwd als onderbouwing ten aanzien van groei van landschaps- elementen.

GROEP 3 (tabel 5.1): Beheer en aanleg overige natuur

Maatregel 11: maatregelen tegen verdroging door uitvoering plannen Natuurpact

In de OKA wordt gesproken over maatregelen uit het Natuurpact. De achtergrondinformatie bij het OKA spreekt van uitvoering van bestaande plannen uit het Natuurpact ten aanzien van natuurontwikkeling op veen en anti-verdrogingsmaatregelen. Daarnaast wordt voorge- steld de daarna overblijvende verdroging verder in beeld te brengen en te gaan zoeken naar middelen om ook deze verdroging aan te gaan pakken. Daarbij wordt ook gesproken over het formuleren van plannen voor zones agrarisch gebied rond verdroogde natuurgebieden. Verdroogde natuurgebieden op koolstofrijke (organische) bodems hebben vaak een nega- tieve CO2-balans: er gaat meer koolstof verloren aan de atmosfeer in de vorm van broeikas-

gassen dan er CO2 wordt vastgelegd. Door het nemen van anti-verdrogingsmaatregelen,

zoals peilverhoging in sloten, valt de emissie te verminderen en zelfs om te zetten in CO2

vastlegging. De voorgestelde aanpak in het OKA refereert aan bestaand beleid, zoals de im- plementatie van de KRW-verplichting om aquatische en terrestrische waterafhankelijke eco- systemen in een goed conditie te brengen en uitvoeren van anti-verdrogingsbeleid in het Natuurpact om natuurkwaliteit te verhogen.

Doorgerekende omvang; Voor de effectinschatting van antiverdrogingsmaatregelen heeft PBL zich gebaseerd op de voorgestelde provinciale natuurmaatregelen tot 2030 (PBL, 2017). Deze maatregelen zijn geen onderdeel van het basispad en zijn daarom te beschouwen als maatregelen die extra bijdragen aan CO2-vastlegging. Met hydrologische maatregelen en in-

richtingsmaatregelen in nieuwe natuur zal in meer dan 100.000 ha NNN het grondwaterpeil toenemen (PBL, 2017). Het gaat om 32.600 ha vernatting in bestaande natuur op veengron- den. In de evaluatie van het natuurpact is door experts het uitvoeringspotentieel van Natuur- pact plannen bekeken (PBL, 2017). Voor de hydrologische maatregelen is toen aangegeven dat dat 100%-realisatie (‘gaat volledig lukken’) niet reëel lijkt. Dit ondanks het dwingende karakter van een deel van de anti-verdrogingsmaatregelen die genomen worden binnen de PAS en de goed geregelede instrumentatie en financiering. Volgens de experts was toen ‘Gaat bijna volledig lukken’ een reëlere inschatting. Dit betekent dat een realisatie van 80% reëler leek (0,8 * 36.500 = 28.000 ha). Echter, gegeven recente informatie over voortgang van PAS-maatregelen en inrichtingsmaatregelen (IPO, 2018) is nu gerekend met een aanvul- lende effectiviteit van 90% (voor zowel de ondergrens als bovengrens).

Effecten van extra anti-verdrogingsmaatregelen bovenop de plannen uit het Natuurpact, zo- als benoemd in het achtergrondinformatie bij het OKA, zijn niet nu doorgerekend omdat uit- werking en financiering ontbreken.

Maatregel 12, 13 en 14: Natuurontwikkeling overige natuur (niet bos, kwelders, inclusief nieuwe natuur op veen)

In het OKA staat dat dat moeras-, veen- en kustecosystemen met een grote CO2 voorraad

beter beschermd moeten worden. Het OKA geeft aan dat waterschappen, provincies, Rijks- waterstaat en LNV CO2 vastlegging zullen meewegen in de uitvoering van het water- en om-

gevingsbeleid en beheer grote wateren, zoals Deltaprogramma, Kaderrichtlijn Water, Programma Ecologie Grote Wateren, waterbeheerprogramma’s, de provinciale omgevings- plannen en beheer van IJsselmeer, Waddenzee en zeearmen. Concrete hectaren of bedragen worden echter niet genoemd. In de achtergronden wordt gesproken over verbeterd beheer, herstel en aanleg van extra kwelders. Dit als aanvulling op plannen uit het Natuurpact. Ge- noemd wordt een extra inzet op herstel/realisatie van 500 tot 1.000 ha. Financiering is ech- ter nog niet geregeld. Bovendien moet nog bekeken worden hoe kwelderontwikkeling en beheer past in de systematiek van emissie inventarisatie. In de berekeningen is derhalve niet gekeken naar kwelder beheer of uitbreiding.

Ten aanzien van natuurontwikkeling op veen is uitgegaan van de plannen uit het Natuurpact. Duidelijk is dat uitbreiding van het NNN deels plaatsvindt op veengronden, deels op andere gronden. Echter, door invulling van maatregelen uit het OKA zal een deel bebost worden en een deel niet (zie eerder). Afhankelijk van de hoeveelheid bebossing zal het areaal met ove- rige natuur afnemen. Bij de berekeningen van onder- en bovengrenzen is hiermee rekening gehouden.