• No results found

Om de vastlegging van CO2 en de kosten van de als voldoende concreet beoordeelde maat-

regelen te kunnen bepalen is geanalyseerd in welke mate OKA maatregelen resulteren in groei van het areaal bos, het areaal aan landschapselementen en/of het areaal aan overige natuur, en/of in de vastlegging binnen bestaand areaal door aanpassing van beheer en/of kwaliteit. Arealen zijn overgenomen uit het OKA of afkomstig van de daarbij behorende ach- tergrondinformatie. Vervolgens is de extra vastlegging van CO2 berekend door de arealen te

vermenigvuldigen met kentallen voor CO2-vastlegging per hectare (zie bijlage 2, tabel B2.1).

Dit zijn kentallen die passen bij een gemiddelde situatie zoals die nu in Nederland voorkomt. Variaties naar boomtype, bodemtype en/of locatie zijn niet meegewogen, tenzij die in de OKA-maatregel expliciet benoemd waren. De kentallen komen voort uit bosmodellen zoals EFISCEN en CO2-fix (Schelhaas et al. 2007, Nabuurs & Schelhaas 2002). Deze modellen wor-

den ook toegepast voor internationale rapportages van Nederland aan de EU of UNFCCC over CO2-emissies.

Kosten voor beheer zijn berekend door hectaren te vermenigvuldigen met normkosten per hectare (Standaardkostenprijzen natuur 2018). Ingeschatte kosten voor investeringen in

aanplant, revitalisatie en aangepast beheer zijn gebaseerd op kennis van experts uit de bos- sector (zie bijlage 1, tabel B2.2). Voor gebruik van duurzaam hout is vooral gekeken naar hoeveel CO2-emissies daarmee kan worden vermeden doordat er minder staal of beton wordt

gebruikt.

Instrumenten

Het onderdeel ‘bomen, bos en natuur’ van het OKA noemt een aantal instrumenten. Soms worden bestaande afspraken, verordeningen en regelingen genoemd. Soms worden deze aangepast, aangescherpt of uitgebreid.

Een aantal maatregelen uit het OKA bouwt voort op de afspraken van het Natuurpact Minis- terie van EZ en IPO, 2013). In het Natuurpact hebben Rijk en provincies afspraken gemaakt over beheer en uitbreiding van bos- en natuurgebieden van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). In het Natuurpact zijn ook afspraken gemaakt over de financiering van dit netwerk in al zijn facetten. Het OKA stelt voor om de provinciale beheerplannen van het NNN die voor- komen uit het Natuurpact meer te gaan richten op bosbehoud, -beheer en -uitbreiding. En daarvoor gebruik te maken van middelen (grond en financiën) uit het Natuurpact. Deze aan- pak maakt het mogelijk om de kosten voor de klimaatmaatregelen in bestaande bos- en na- tuurgebieden te beperken. De mate van realisatie zal met name afhangen van de mate waarin beheerplannen kunnen worden aangepast, mede in het licht van al gestarte uitvoe- ring en/of frictie met bestaand beleid zoals Natura 2000 en PAS.

Het OKA verwijst ook naar de inzet van diverse bestaande regelingen zoals SNL en SKNL die beheervergoedingen verstrekken voor het beheer en/of aanleg van (agrarische) natuur en landschapselementen. Daarnaast worden POP3 gelden genoemd, waarin middelen voor ont- wikkeling van natuur en landschapselementen (bijv. houtwallen) beschikbaar zijn. Dit zijn bestaande regelingen, die feitelijk deel uitmaken van het basispad en die zonder extra finan- ciële aanvulling niet zullen resulteren in een extra klimaateffect. Het OKA bevat ook maatre- gelen die grondeigenaren zelf kunnen nemen of financieren. De mate van realisatie van de maatregelen die grondeigenaren zelf kunnen doen zal sterk afhangen van de bereidheid om deze keuze te maken, beschikbare middelen uit bijvoorbeeld SNL of fonds hiervoor aan te vragen en in te zetten of zelf maatregelen te bekostigen.

Extra geld is wel beschikbaar uit de klimaatenvelop en via het Nationaal Groenfonds. De mid- delen uit de klimaatenvelop dragen waarschijnlijk echter vooral bij aan het opstarten van pi- lots en onderzoeksprogramma’s. Een belangrijke bron van financiering zijn de extra middelen die het Nationale Groenfonds kan inzetten voor landbouw en voor landgebruik. Deels zal dit geld naar verwachting worden ingezet voor natuur en landschap en voor klimaatmitigatie. In de analyse is aangenomen dat de helft van deze extra door LNV beschikbaar gestelde midde- len (70 miljoen euro aan garantiegelden) ingezet kan worden voor landgebruik en daarvan zo’n 20-40 procent voor klimaatmitigatie. Vertaald naar investeringsvolume betekent dit dat in totaal 30 tot 60 miljoen euro in de periode tot 2030 beschikbaar is. In de praktijk zal het over een langere periode worden uitgesmeerd. Als het percentage voor klimaatmitigatie ho- ger wordt en de investering vooral gericht zijn op bossen kan een veelvoud geïnvesteerd worden (60-120 miljoen euro). Dit kan ingezet worden voor bosaanplant, revitalisering en leidt daarmee toe extra emissiereductie. Het is echter onduidelijk welke investeringen via het Groenfonds precies gerealiseerd zullen gaan worden. Ook mogelijk is dat een deel van dit geld wordt ingezet voor veenweidegebieden of landbouwbodems, waardoor er minder be- schikbaar is voor bossen. We concluderen dat de extra middelen er zijn, maar dat de toede- ling niet vast staat. De voorgestelde maatregelen voldoen overigens wel aan eisen zoals gesteld door het Groenfonds, en dat lijkt nog niet te gelden voor de veengebieden, en in die zin is revitalisatie van bossen en het aanleggen van bossen kansrijk voor financiering.

Berekende hectaren en benodigde budgetten zijn beoordeeld in het licht van de beschikbaar- heid van middelen en instrumenten zoals genoemd in het OKA. In die analyse is ook gekeken of instrumentarium, zoals bijvoorbeeld financiering uit het Nationaal Groenfonds voor

boscompensatie of bijvoorbeeld aanpassing van wetgeving voor vermindering van boskap, wel werken en/of wel de benodigde budgetten en hectaren op kunnen leveren. Zo kan reali- satie beperkt zijn door ontbreken van heldere afspraken met betrokken partijen en kunnen er conflicterende andere afspraken zijn (in bijvoorbeeld kader van PAS, Natura 2000) die zorgen dat benodigde hectaren en/of budgetten niet beschikbaar komen. Uiteindelijk is ge- werkt met een ondergrens en bovengrens voor realisatie.