• No results found

STUK VOOR STUK WILDEN

ver-antwoordelijkheden had. Die gesprekken daarover konden wij niet uit de weg gaan. De mensen die werden ondervraagd zijn begeleid door mensen van het BOT-team, zodat ze na afloop

WIJ HEBBEN

HET BEELD GEKREGEN DAT DE

ONDERZOEKS-INSTANTIES

STUK VOOR STUK WILDEN

SCOREN.’

Sterke Schouders

4

Jeroen Meijering & Matthijs Bakker



Maar zeker bij het Openbaar Ministerie is de insteek dat er iets is fout gegaan waar iemand schuld aan heeft. Als het geen opzet is, dan moet dat eerst worden bewezen. Terwijl iedereen die op het moment van het ongeluk op de kade stond, weet dat er naar eer en geweten is gehandeld. Niemand heeft expres iets verkeerd gedaan. De teneur van het onderzoek had daardoor iets heel on-rechtvaardigs voor de mensen die zijn ondervraagd.’

Amateurisme

Als Jeroen de gesprekken met het Openbaar Ministerie en de onderzoeksinstanties vergelijkt, valt hem vooral het verschil op in de manier waarop de verhoren verliepen. ‘Het Openbaar Mini-sterie heeft ons de dag na het ongeval gesproken. Hier-bij waren tevens de Arbeidsinspectie en de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid aanwezig. Daarna volgde een interview van de Onderzoeksraad. Er zat veel verschil in de opstelling van de onderzoekers en de manier van vragen stellen. Een aantal in-terviews werd door mensen gedaan die duidelijk minder vaak dit soort onderzoeksgesprekken voerden. Het feit dat we soms meerdere keren het gesprek moesten aangaan, trok sowieso een zware wissel op het korps. Wij kregen tussen de interviews door nauwelijks de tijd om op adem te komen. Naar ik heb begrepen is het de gemeente Apeldoorn na het drama op Koninginnedag voor het eerst gelukt dat de onderzoeksinstanties de interviews gezamenlijk aflegden. Het zou bij ons enorm hebben gescheeld wanneer de gesprekken gezamenlijk werden gehouden. Of wanneer de Arbeidsinspectie, IOOV en Onderzoeksraad ge-bruik zouden maken van de gegevens die in het strafrechtelijk onderzoek van het OM waren verzameld. Het amateurisme van de vragenstellers van de onderzoeksinstanties was soms fnui-kend. Bij het interview van de Arbeidsinspectie was ook een rechercheur van de politie aanwezig. Op een bepaald moment van zo’n gesprek iemand hadden om op terug te vallen.’ Voor de

medewerkers die niet worden ondervraagd, zijn de onderzoeken al snel een “ver-van-mijn-bed-show”. ‘Toen het conceptrapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid uitkwam, wilden wij het met het hele korps bespreken en becommentariëren’, aldus Jeroen. ‘Toen merkten we al dat de onderzoeken niet meer leef-den bij het korps. Mensen waren er klaar mee. Willeef-den vooral herdenken en gedenken, maar voelden weinig sympathie meer voor de onderzoeken die over hen werden uitgestort.’

Verdachte

Jeroen is door het Openbaar Ministerie als verdachte onder-vraagd. ‘Het was een hele bijzondere ervaring om opeens on-derdeel te zijn van een strafproces. Een proces waarin wordt gekeken of de dood van Wim het gevolg is van een cruciale fout mijnerzijds. Ik ben als duiker en als commandant verdachte ge-weest. Vooraf heb ik het risico afgewogen en vastgesteld dat ik niets meer kon doen aan het feit dat ik mogelijk veroordeeld of ontslagen zou kunnen worden. Gelukkig voelde ik mij ge-steund door de mensen die erbij waren geweest, de rest van het korps, de burgemeester, commandanten in de regio en de regio-naal commandant. Uiteindelijk is niemand vervolgd, maar het duurde lang voordat die duidelijkheid er lag. Een jaar lang was er een knagende onzekerheid. In dat opzicht is het bijzonder hoe verschillend het Openbaar Ministerie met dit soort gevallen omgaat. In De Punt, waar in mei 2008 drie brandweermannen omkwamen, werd door de hoofdofficier van justitie al in de eer-ste twee weken aangegeven dat geen van de leden van het korps vervolgd zou worden. Hier heeft de dreiging van strafrechtelijke vervolging nog een jaar boven ons hoofd gehangen.’ Die drei-ging heeft het korps geen goed gedaan. ‘De onderzoeken heb-ben als belangrijk doel om te leren van fouten uit het verleden.

Sterke Schouders



Jeroen Meijering & Matthijs Bakker



heb ik meegemaakt dat deze rechercheur de onderzoeker van de Arbeidsinspectie tot de orde riep, omdat de vraagstelling veel te suggestief werd. Tijdens de verhoren werd duidelijk dat sommige onderzoekers een eigen agenda hadden. In het verhoor door de Arbeidsinspectie kregen wij bijvoorbeeld het beeld dat een Haagse discussie tussen de ministeries van Sociale Zaken en Binnenlandse Zaken in Terneuzen samenkwam. Bij alle vragen leek het niet om de waarheidsvinding te gaan, maar om een politieke missie die het brandweerduiken aan de kaak moest stellen. Het heeft mij een aardige inkijk gegeven in de manier waarop Nederland wordt be-stuurd. Het is wrang als je uiteindelijk constateert dat het hele onderzoekstraject een bestuurlijke en politieke werkelijkheid op zich werd en weinig meer van doen had met het incident zelf. Ze-ker het eindrapport van de Arbeidsinspectie had in de Ze-kern weinig meer met het leren van incidenten van doen.’ Matthijs vult Jeroen aan: ‘Wij hebben het beeld gekregen dat de onderzoeksinstanties stuk voor stuk wilden scoren. Het geld dat met deze onderzoe-ken is gemoeid, had beter in een gezamenlijk opgezet onderzoek gestopt kunnen worden. Alleen al aan onze kant is iemand een jaar lang fulltime bezig geweest met het voorbereiden, begeleiden, toelichten en becommentariëren van de rapportages.’

Zelfs het onderzoek van de onafhankelijke Onderzoeksraad voor Veiligheid is Jeroen en Matthijs in de praktijk tegengeval-len. Jeroen: ‘In het rapport van de Onderzoeksraad wordt met geen woord gerept over het feit dat wij met drie duikers waren, terwijl in Nederland standaard met twee duikers wordt gedoken.

Als ik niet als derde duiker beschikbaar was geweest, hadden wij niets kunnen beginnen, omdat de tweede duiker door zijn hoge ademfrequentie zelf niet in staat was om te duiken. Ver-der verwacht je bij de OnVer-derzoeksraad een wetenschappelijke aanpak, waarbij op een methodologisch verantwoorde manier

naar de waarheid en niets dan de waarheid wordt gezocht. Maar ook daarin zijn we teleurgesteld. Naar ons idee heeft de raad betrekkelijk veel vrijheid genomen in de interpretatie waarom Wim in paniek is geraakt. Het werd aannemelijk geacht dat hij in paniek raakte omdat zijn lijn vast was komen te zitten, net op het moment dat hij op reservelucht moest overschakelen. Aan-gezien onze seinlijn op gebaggerde bodems regelmatig vastzit en we áltijd blijven doorduiken tot we op reservelucht zijn overge-schakeld, vinden we dat de Onderzoeksraad die conclusie alleen kan trekken als ze die steviger had onderbouwd. Het wordt aan-nemelijk geacht, maar nergens blijkt uit waaróm dat aanaan-nemelijk zou zijn. Bij de oprichting van de Onderzoeksraad hadden wij hoge verwachtingen, juist omdat de raad als exclusief doel de waarheidsvinding had. Maar als je ziet hoe zij aannames maken in een situatie waar je zelf alle ins en outs van kent, dan is de manier van onderzoek ons in de praktijk tegengevallen.’

Oorzaak

Ondanks de rapportages van vier onderzoeksinstituten is nooit helemaal duidelijk geworden wat er op dat fatale moment is gebeurd. Ook de politie heeft geen verklaring waarom Wim is omgekomen, terwijl uit de duikcomputer blijkt dat er nog lucht in zijn fles zat. Ook voor Jeroen en Matthijs blijft het gissen.

Jeroen: ‘Het is heel onbevredigend dat het nooit duidelijk is ge-worden, omdat je liever aanwijsbare punten wilt hebben waar je als korps aan kunt werken. De training was voldoende en de hele inzet was geen onbezonnen actie. Dat is het enige wat zeker is.’

 

Xander

Beenhakkers

OUD-POLITIEAGENT EN VOORMALIG