• No results found

De student Seraphinus

In document vox MINORUM Vrede en alle Goeds ^Und ^ (pagina 47-50)

Uit vervlogen tijden

1. De student Seraphinus

Wat meteen opvalt is de prille leeftijd waarop Seraphinus, vermoedelijk te Leuven, werd ingekleed. Op 21(?) nov. 17575was Pieter Catry nog maar 16 1/2 jaar, wateen flinkstuk onder deopgelegde minimumleeftijd ligt.

5 ACB 111.8505.

5 Men aanvaardde van dan af nog steeds jongere kandidaten, maar hun professie werd uitgesteld tot ze daadwerkelijk 25 waren geworden. Het kwam dus na 1772 meermaals voor dat een jonge kapucijn zijn professie niet vóór maar tijdens zijn studies deed.

7 In de archivalische bron ACB 111.1005, p. 205 stond oorspronkelijk als professiedatum voor Seraphinus : "Lov.

21.9br. 1758". In de hoofding bovenaan de pagina "Etas professio et obitiis" werd "professio" doorstreept en in de plaats "investitio" geschreven, terwijl de jaartallen bij de namen telkens met één jaar werd verminderd. Nu staat er dus bij Seraphinus geschreven: "Lov. 21.9br. 1757", en zijn leeftijd 17 (in plaats van de oorspronkelijke 18).

8 Hildebrand, De kapucijnen in de Nederlanden, X, p. 512.

9 Caeremoniale in usumfrat. minorum capucinorum provincies Flandro-Belgicae, Lovanii: Typis Joan. Franc. Van Overbeke, [1759].

10 Één op het einde van het eerste jaar (over logica en grammatica); een tweede na 3 jaar filosofie (op het einde van deze cursus, om na te gaan of men kon overstappen naar de cursus theologie); een derde na twee jaar theologie en de vierde op het einde van de studies, het eindexamen.

11 Belangrijke richtlijnen sinds 1760; zie ACB 111.3008, p. 99-103.

12 Indien te Dendermonde: daar waren toen nog werken aan de gang (1759-1761) om veranderingen aan het

De eerste constituties (1529) bepaalden weliswaar dat men vanaf 15jaar ingekleed kon worden, maar reeds in 1575 werd de intredeleeftijd verhoogd tot ouder dan 17 jaar en nog later werd deze vastgelegd op "ouder dan 18 jaar". Op 18 april 1772 zal Maria Teresia bepalen dat jongemannen zich pas op 25-jarige leeftijd d.m.v. professie aan een religieus instituut mochten binden.6

Na de inkleding volgde doorgaans één jaar noviciaatsopleiding (te Leuven), zodat Seraphinusop 21(?) november 1758 zijn professiedeed, dus op 17-jarige leeftijd.7

Sedert 1738 had Rome erin toegestemd dat de kapucijnen in Vlaanderen reeds één jaar na hun professie konden beginnen aan hun studies; men moest dan wel 5 in plaatsvan 4 jaar theologie volgen, maar men kon de filosofie terugbrengen van3 naar 2 jaar. Zoduurden de studies in totaal toch de gebruikelijke 7 jaar. theologie).8 Bij de theologiestudie hoorde sinds 1746 een volwaardige aparte cursus Heilige Schrift, gegeven door een eigen lector. In 1757, het jaar van Seraphinus' inkleding, had men te Rome voor heel de orde nieuwe richtlijnen aangaande de studieleer afgekondigd. Deze kan men grotendeels terugvinden in het ceremoniale van de Vlaamse kapucijnen, dat werd gedrukt in 1759.9 In het decreet van 1757 werd onder meer het verval van de examensbetreurt, en stelde men dat er voortaan 4 strenge examensmoesten ingericht worden.10

Na zijn professie ontving Serpahinus zijn verdere vorming waarschijnlijk in Tervuren, waar een seminarie was opgericht voor jong-geprofesten. Vermoedelijk omwille van zijn jonge leeftijd verbleef hij daar bijna 2 jaar, zodat hij op 18 aug. 1760 (hij was toen 19 jaar en veruit dejongste van de groep) zijn studies kon aanvatten, te beginnen met2 jaar filosofie.11 Deze cursus volgde hij ofwel te Meersel bij Franciscus van Calcar, ofwel te Dendermonde bij Bernardinus van Marke.12 We kunnen uit de plaats van Seraphinus' eerste wijdingen in die periode afleiden dat Seraphinus tot de groep van Dendermonde behoorde : zijn wijdingen

van de kleinere orden en van subdiaken gebeurden te Gent (27-28 mei 1763) en niet te Antwerpen, waar studenten van

Meersel hun wijdingen ontvingen. Van de 19 studenten die hun eindexamen aflegden volgden er 9 in Dendermonde en 10te Meersel lessen.

Een eerste examen (logica en grammatica) vond plaats op 16 okt. 1761. Op 18 okt 1763 volgde dan het examen dat besliste of men mocht overgaan naar de studie van theologie. Van zijn lector Bernardinus van Marke is een

filosofiecursus tot ons gekomen, die enkele jaren later (28 mei 1764- 6 mei 1766) te Kortrijk door één van zijn studenten, Raphael van Kortrijk, werd opgetekend (zie afbeelding).13 Qua inhoud zal dit nietzo veel verschillen van wat Bernardinus van Marke enkele jaren eerderaan Seraphinus en zijn medestudenten doceerde.

13 ACB 111.7043.

14 Vanaf 1746 werd een eigen lector H. Schrift ingesteld, eerst nog voor een cursus van één jaar, maar spoedig werd dit vak over meerdere jaren gegeven.

Geslaagd voor zijn examen, vatte student Seraphinus midden oktober 1762 dan de cursustheologie aan, nog steeds bij Bernardinus van Marke te Dendermonde. Als handboek werd in die tijd vaak gebruik gemaakt van het driedelig werk Theologia capucino-seraphica scholastica van Franciscus M. van Brussel, waarvan in 1744de vierde editie verschenenwas.

We vinden geen spoor terug van een tussenexamen (theologie), wel wachtte voor deze groep studenten natuurlijk nog het eindexamen na5jaartheologie.

Er bestaat een bibliografische referentie van een theses theologicae uit de studentengroep van Dendermonde, afgelegd op 2 sep. 1763, dus na het eerste jaar theologie. De praeses was zoals steeds de lector, in dit geval Bernardinus van Marke; de verdedigers waren Berardus van Herselt en Theodosius van Nieuwerkerken, die dus twee studiegenoten waren van Seraphinus.

Op 16 maart 1764 werden de twee parallelle studiegroepen (Meersel en Dendermonde) samengevoegd om in het grote Brusselse klooster de cursus theologie voort te zetten onder Franciscusvan Calcar, de lector van de groep van Meersel. Eentweede lector, Theophilusvan Ginneken, werd aangesteld om er de cursus HeiligeSchrift te doceren.14 Deze aparte cursus was sinds 1758 gereorganiseerd : men behandelde niet langer de hele Heilige Schrift, maar spitste zich vooral toe op het Nieuwe Testament, de Psalmen en teksten die hun nut hadden voor de dogmatiek en moraalleer.

Tijdens zijn drie studiejaren te Brussel, werd Seraphinus ook nog tot diaken (Mechelen, 16 juni 1764 of 1765) en priester (Mechelen, 1 juni 1765 of 1766)15 gewijd. Zijn studiegenoten hadden hun diakenwijding en priesterwijding reeds ontvangen nog voor ze in Brussel terechtkwamen. Ze waren dan ook enkelejaren ouder dan Seraphinus.

15 Hildebrand geeft als respectieve data 16 juni 1765 en 1 juni 1765, maar beide kunnen onmogelijk correct zijn, want dan komt priesterwijding voor diakenwijding!

16 Te Meersel waren er vanaf de aanbouw van een vleugel 33 cellen tegenover vroeger 22. Mogelijk zijn hier echter ook de ziekenkamers bijgerekend (H. V, p. 176).

17 Ook Bonaventura van Oostende was een belangrijk figuur in de geschiedenis van de Vlaamse kapucijnen.

Hildebrand heeft er twee artikels aan gewijd: "P. Bonaventura van Oostende (f. 1771) en zijn ceremonieel der Vlaamsche Kapucijnen" (Franciscaans leven 12(1929), 162-165 en 210-212), en "P. Bonaventura van Oostende (f. 1771), een groot bewonderaar van het inwendig gebed" (Ons geestelijk erf 4(1930), 27-45). Hildebrand had ooit eens gezegd dat men over deze pater een heel boek zou kunnen schrijven, wat ook kan gezegd worden van Seraphinus.

18 ACB 1.1667-1668; ACB 111.1008, p. 94-95.

19 Caeremoniale (Leuven :, 1756, p. 270-273.

20 Hij was één van de twee studenten waarvan we de bibliografische gegevens van zijn gedrukte theses uit 1763 hebben. Theodosius werd later gardiaan van Oudenaarde (1779-1781), maar nam dan ontslag. Van Seraphinus

Het gebeurdegeregeld dat zowel in Dendermonde alsin Meersel een cursus filosofie en daarna theologie werd opgestart, om na enkele jaren de twee groepen samente voegen te Brussel om er hun studies in theologie en de H. Schriftaf te ronden. Dit had waarschijnlijk te maken met het beperkt aantal plaatsen in de kleinere kloosters te Meersel16 en

Dendermonde. Daartegenover was Brussel het grootste en belangrijkste klooster van de Vlaamse kapucijnenprovincie: in die tijd verbleven er doorgaans een 70-tal kloosterlingen.

Op die manier diende nu ook slechts één lector H. Schrift aangesteld te worden, aangezien met de aankondiging van de verhuis ook een lector H. Schrift werd aangesteld voor de hele groep. Gardiaan te Brussel was toen Seraphinus' stadsgenoot Bonaventura van Oostende.17 Één van degrootste verdiensten van deze kapucijn was het samenstellen en uitgeven van het ceremoniaal voor de Vlaamse provincie waarin ook de tekst van het decreet over de studies (van 20 sep. 1758)18 werd opgenomen, zij het met enige aanpassingen.19

Seraphinus' eindexamen vond plaats op 18 mei 1767. Hij werd samen met zijn studiegenoten beoordeeld door het samengeroepen definitorium. We kennen de resultaten van negentien studenten.

De zwakste studenten werden slechts bevorderd tot predikant, de goede tot predikant en biechtvader en de beste tot predikant, biechtvader en lector. Seraphinus behoorde tot deze laatste groep. Wanneer men de titel van lector toegewezen krijgt op zijn eindexamen, wil dit zeker nog niet zeggen dat men deze bediening ook daadwerkelijk zal uitoefenen. Seraphinus viel deze bediening wel te beurt en zijn lectoraat zal de hoofdmoot vormen van de rest van deze bijdrage. Zijn optreden als predikant en biechtvader krijgen in een volgend deel de nodige aandacht.

Nog vier andere studenten promoveerden samen met Seraphinus tot lector, waaronder één met degraad "2de loco": Theodosius van Nieuwerkerken. Hij was één vande twee verdedigers van de theologische theses uit 1763 .20 Seraphinus was dus niet de primus van zijn jaar, maar hij zat wel in de"kopgroep".

if/ Jpbitu. éi2

4 ¿’Lfl'b *■<■ pJ/YtlIf J-f <1^ ¿p.

21 Dorotheus van Retie, waarbij achteraf lector was bijgeschreven, heeft later nog wel als novicemeester dienst gedaan te Leuven, waar hij Seraphinus van Oostende opvolgde.

22 Antonius van Kerkom zou enkele jaren later op zijn beurt te Mechelen Benignus van Antwerpen vervangen als lector theologie op 15 nov. 1772 die door ziekte zijn functie moest neerleggen. Echter, op 14 jan. 1775, dus een goede 2 jaar later, moet Antonius zelf ontslag nemen opnieuw wegen ziekte (zwakke ogen). Hij wordt opgevolgd door Melchior van Straelen. Seraphinus' studiegenoot Balduinus van Hamme, werd in 1768 aangesteld tot lector Heilige Schrift.

e/'i^ht/ £>C^at/ia/ciJdbajifUi/

£> ¿OiofuJ éZfafaHMf Jf /

tp^Vc^e^

/■ ¿fe^zzZ ZV’X^ fc.M éi.

De volgorde waarin de studenten op de lijst voorkomen volgt de volgorde van momentvan inkleding: Gervasiusvan Tervuren staat bovenaanwanthij was reedsop 28 april 1757 ingekleed; Maximus van Merchtem sluit de rij, want hij was pas een jaar later ingekleed, op28 april 1758. Opmerkelijk aan deze lijst met de resultaten van het eindexamen is dat bij vier anderen achteraf (wantin een andere inktkleur en handschrift) "Lect(or)" werd bijgeschreven. Niemand van deze vier "bijgemaakte" lectoren zou later tot deze bediening bevorderd worden.21 Van deze lichting studenten waren er 3 van de oorspronkelijk 5

"lectoren" (of 3 van de 9, indién de extra 4 meegerekend) die het effectief tot lector schopten: naast Seraphinus van Oostende was dit Balduinus van Hamme en Berardus van Herselt. Deze laatste doceerde onder meer de cursus Heilige Schrift bij de groep studenten aan wie Seraphinus van Oostende theologie onderrichtte. Hij was ook één van de verdedigers van degedrukte theologische theses eerder vermeld. Ook Balduinus van Hamme zou later de H. Schrift doceren (1774-1778); van hem is nog een cursus H. Schrift bewaard gebleven, opgetekend door éénvan zijn studenten, namelijk Venantius van Meerhout.

In document vox MINORUM Vrede en alle Goeds ^Und ^ (pagina 47-50)