• No results found

Marc Laenen

1484-08_St Truiden_04.indd 79

hof van de abdij van Sint-Truiden en de hoeve Schroots-Deborre.9 Deze weg was één van de twee belangrijkste landelijke noord-zuidverbindingen in de regio. Meest westelijk verbond de weg Herk-de-Stad via Melveren en Guvelingen met Sint-Truiden. En zuidwaarts verbond hij de stad vanuit de Stapelpoort langs Kerkom, Niel, Montenaken en Trognée, met Hoei aan de Maas enerzijds en met het belangrijke knooppunt Landen anderzijds. De tweede, oostelijke weg, waarlangs het begijnhof lag, verbond Hasselt met Sint-Truiden. Hij bakende binnen de muren van de stad onder de namen Schurhovenstraete (huidige Clement Cartuyvelstraat) en Plankstraat, het abtelijke domein van het prins-bisschoppelijke territorium af, en gaf uit op de Markt. Deze weg verliet de stad zuidwaarts via de Cloppenpoort, kruiste de Romeinse weg Tongeren-Tienen in Straeten en bereikte via Kerkom, Muizen en Jeuk, Borgworm. Daar sloot hij aan bij de oude Romeinse weg Keulen-Bavai. Beide noord-zuidverbindingen kruisten op de Markt de in- en uitvalswegen van het oosten van Tongeren naar Duras vanuit de Sint-Gangelofpoort en naar Tienen en Zoutleeuw vanuit de Stapelpoort. In dit geografi sche kader werd het begijnhof gesticht.

De begijnenparochie: structuur en ontwikkeling

De structuur van de begijnenparochie moet begrepen worden vanuit de introverte beslotenheid en afzondering van de wereld die het begijnenwezen kentekent; de interne samenhang, hiërarchie en organisatie van gemeenschaps- en privéfuncties; en de visie om deze samenleving architecturaal en ruimtelijk structuur, inhoud en vorm te geven. Belangrijke factoren in die vormgeving zijn de sociale en demografi sche schommelingen in de bewonerspopulatie en de wisselende beleidsaccenten en prioriteiten in de loop van de geschiedenis van het hof.

[4.2] Reconstructie van de waterhuishouding van de stad Sint-Truiden in de middeleeuwen (uit Charles 1965, fi g. 14, p. 172-173).

De weg naar Hasselt was een landelijke weg in een agrarisch sterk ontwikkeld gebied, waarlangs in de 17de en 18de eeuw verschil-lende boerderijen stonden. In en rond de gehuchten Schurhoven en Melveren bevonden zich toen, naast middelgrote en kleine bedrijven, drie belangrijke landbouwexploitaties die door groot-grondbezitters uitgebaat werden: de begijnhofwinning, het

Speel-[4.3] Prekadastrale kaart van Sint-Truiden en omgeving, door Lambrecht Warnouts uit 1697 (RAH, Archief van de abdij van Sint-Truiden, Register 270, p. 2-3).

1484-08_St Truiden_04.indd 80

geschetst en er zijn ook enkele huizen met schoorsteen rond de begijnhofk erk afgebeeld. Aan de straatzijde zijn enkele monu-mentale gebouwen zichtbaar die misschien het poortgebouw en de portierswoning of de oude infi rmerie met boerderij voorstellen. Preciezere topografi sche informatie krijgen we door de bunder-geldkaart van Lambrecht Warnouts uit 1694,14 [2.30] en de schets van Petrus Cartuyvels uit 1696.15 [4.4] De bundergeld-kaart bevatte alle bezittingen van de stad en ze is heel nauwkeurig, ook voor de topografi e van het begijnhof. De schets van Cartuyvels, de pastoor van het begijnhof die dat ambt uitoefende van 1675 tot aan zijn dood in 1724, was bedoeld als aanzet voor een boek. Daarin zouden de bezittingen en de opbrengsten van het begijnhof in kaart worden gebracht en opgetekend worden: de landbouw-gronden, beemden, ‘borgen’, cijnshoven en de opbrengsten en cijnzen op veldvruchten.16 Deze schets was het model voor de inventaris met tekeningenvan alle eigendommen: secundum hanc

ideam debet fi eri novus liber. Het boek is er helaas nooit gekomen.

Centraal voor het begijnenwezen staat de gedeelde en persoonlijke devotie – het ‘kerken’ – en in functie daarvan de persoonlijke ambachtelijke bedrijvigheid of caritatieve zorg – het ‘werken’ – ten dienste van de buitenwereld om in eigen onderhoud te voor-zien. Om het samenleven op het hof te beheren en te onder-steunen werden een stevige organisatie- en instellingenstructuur bedacht. De statuten regelden de modaliteiten van de samen-leving, de organisatiestructuur regelde het beheer van het hof, en een verzorgend en logistiek instellingenapparaat ondersteunde de samenleving. Een bedreven economisch exploitatiesysteem en een behendig patrimoniumbeheer zorgden voor structurele en occasionele inkomsten. Ten slotte bewaakte een sluitend controlesysteem door de wereldlijke en geestelijke overheid de toepassing van het beheer en het geestelijke leven. Dat alles maakte begijnhoven tot zelfvoorzienende organisaties in een besloten nederzetting – de curtis beghinarum – waar vrouwen samenleefden rond een gedeelde religieuze overtuiging.10 In de kroniek van de abdij en de stichtingsoorkonde uit 1265 wordt gewag gemaakt van een curia, van uno loco sub una clausura omgeven door een

murus fi rmus,11 die de afzondering van de wereld zowel symbolisch als concreet vertaalde.

Het begijnhof eind 17de eeuw

Over het ruimtelijke concept van de curtis of curia in de 13de eeuw is, buiten de componenten kerk, kerkhof, infi rmerie en huizen, niets bekend. De oudste topografi sche documenten stammen pas uit het einde van de 17de eeuw en hun documentaire waarde is afh ankelijk van de intentie waarmee ze gemaakt werden. De prekadastrale kaart van Lambrecht Warnouts uit 1697 situeerde de ligging van het begijnhof in het wegennet rond de stad. Op de topografi sche tekening die hij in 1697 van de abdijbezittingen maakte, werd het ‘Begijnhoff ’ schetsmatig gesitueerd ten zuid-oosten van het Speelhof. [4.1] Abt Christoff el de Blocquerie liet dit abtelijke buitenverblijf bouwen in 1585 en in de 18de eeuw groeide het uit tot één van de belangrijkste uitbatingen van de omgeving.12 Een symbolisch aantal ingekleurde huizen in de Poortstraat staat afgebeeld in een ruime boomgaard. De Cicindria, ‘de beke’, werd buiten de grenzen ingetekend. De zuidgevel en het westportaal van de kerk werden op het grondplan weergegeven. Schuin tegenover de toegang tot het begijnhof, aan de overzijde van de Schurhovensteenweg, werd een poel of plein met ver-moedelijk de pastorie afgebeeld.

Op de fi guratieve kaart van Brustem die Jan Van der Borght, alias Joannis a Castro, in 1661 voor het Registrum bonorum et

pastoratuum monsterii Averbodiensis maakte, werd de omgeving

van Sint-Truiden met het begijnhof op de voorgrond afgebeeld. De kaart werd in opdracht van abt Servatius Vaes (1648-1698) getekend volgens de opmetingen van Cornelis Lowis, sinds 1646 beëdigd landmeter van koning Filips IV voor het hertogdom Brabant. Ze bevat een reeks parochies van de abdij (Kortenbos, Kozen, Velm, Gingelom, Halmaal enzovoort), waaronder die van Brustem. De voorstelling van het begijnhof blijft schematisch, maar geeft enkele markante details van de bebouwing weer.13 [2.9] Op deze tekening is de begijnhofmuur met de boomgaard kleurig

[4.4] Schets van het begijnhof van Sint-Truiden door Petrus Cartuyvels uit 1696 (SAST, Fonds der burgerlijke godshuizen,

Register 41, f. 5v).

1484-08_St Truiden_04.indd 81

Uitbreiding tussen 1700 en 1777

De kaart die graaf de Ferraris in 1777 van Sint-Truiden en om-geving maakte, toont hoe het begijnhof tussen 1700 en 1777 sterk uitgebreid werd. De begijnhofmuur, het stratenpatroon en het huizenblok vóór het westportaal van de kerk waren in 1777 nog altijd bewaard. De belangrijkste uitbreidingen gebeurden aan de noordoostelijke en de zuidwestelijke kant en in mindere mate aan de noordwestelijke zijde van het hof.17 [4.5] De in de 17de eeuw nog magere bebouwing aan de noordwestelijke rand werd maar matig uitgebreid. Ten zuidwesten van de Poortstraat werd een nieuwe reeks gebouwen toegevoegd, die van de begijnhof-muur gescheiden waren door een kleine strook bomen. De nieuwe infi rmerie en de boerderij zijn duidelijk herkenbaar. De belang-rijkste uitbreiding gebeurde echter noordoostwaarts in de boom-gaard, die in de 17de eeuw haast heel het noordoostelijke deel van het begijnhof innam. Op de kaart van Ferraris staat ook de begijnhofmuur aangegeven, waarvan het noordwestelijke deel in 1750 door de infi rmerie vernieuwd was.18

Het stratenpatroon, dat in de 17de eeuw het westelijke gebouwencomplex structureerde, werd in de 18de eeuw noord-oostwaarts doorgetrokken, volgens eenzelfde denkpatroon. De noordelijke straat eindigde in het resterende deel van de boom-gaard, de zuidelijke straat liep dood op een noordwest-zuidoost-georiënteerde straat. Rond deze uitbreiding van het stratennet werden nieuwe huizenrijen en een tweede centraal huizenblok gebouwd.

Deze uitbreiding tussen 1700 en 1777 kan verklaard worden door een toenemende belangstelling voor het begijnenleven na de turbulente oorlogsjaren tussen 1690 en 1710. Ook de voorafgaande interne problemen tussen hoogmeesteres Anna Vanderborcht en pastoor Petrus Cartuyvels hadden vermoedelijk het imago van het begijnhof geschaad en kwamen het aantal intredes niet ten goede. De demografi sche analyse van Hanne Van Herck, in het vorige hoofdstuk, toont aan hoe het aantal begijnen en leken op De schets van Cartuyvels situeert het begijnhof in een breder

geografi sch kader: de richtingen naar Luik (luijc), Leuven (loven), Hannuit (hennuijt) en Hasselt (die straet van struijden naar hasselt

gaende). Ook begrenzende percelen en wegen werden aangegeven.

Aan de noordwestelijke rand liggen de Cicindria (de beeke) en het pad naar Melveren (de straet comende van het Vissegat en

de beeke). Aan de zuidwestkant zien we de weg naar het Speelhof

(de cattesteech gaende van Schuhooven naar speelhof). En aan de noordoostkant liggen de gronden die toebehoren aan de familie Creeft (regenoeten de Hg. Sig. Creeft en het Waterscap). Op beide documenten werd de kerk centraal gesitueerd. Warnouts tekende het kerkhof, Cartuyvels niet. Wellicht bedoelde Warnouts met de dubbele omlijning van het terrein de begijnhofmuur. Beiden tekenden de Cicindria binnen de grenzen van het hof. De bebouwde zone is bij Cartuyvels omzoomd met beemden en bij Warnouts met boomgaarden. De bewoning was geconcentreerd in de zuidwestelijke hoek van het terrein. De noordwestelijke zijde was weinig bebouwd.

De schikking van de huizen is schijnbaar volgens een regelmatig en beredeneerd stratenpatroon opgevat. Op de tekening van Warnouts zijn de Poortstraat, de weg naar het Speelhof en de Infi rmeriesteeg duidelijk herkenbaar. [2.30] Het terrein vóór het westportaal van de kerk schijnt volgens de tekening van Warnouts bebouwd te zijn geweest met een U-vormig huizenblok. Cartuyvels tekende dit detail niet, mogelijk omdat het niet zijn bedoeling was een exacte topografi sche kaart te maken, maar alleen een ontwerpschets voor de illustraties van andere goederen in het geplande kaartboek. De woongedeelten bevinden zich aan de straatkant, de tuinen op de achtererven. De oriëntering van de bebouwing en van de toegang is bij Warnouts vrij correct. Op de schets van Cartuyvels werden de kerk en de toegang tot het hof foutief georiënteerd ten opzichte van de wegeninfra-structuur: de zuidelijke gevel van de kerk met hangende klok aan de westkant van de dakruiter werd op het grondplan getekend en van noordwest naar zuidoost georiënteerd. De tekening van de poort werd uitgewist, vermoedelijk omdat de foutieve oriëntering werd gezien.

De kaart van Lambrecht Warnouts toont duidelijk het monu-mentale poortgebouw links, gefl ankeerd door twee huizen – rechts door een huis dat vermoedelijk de huidige portierswoning is. Net voorbij de toegang is een langgerekt monumentaal gebouw zichtbaar, met twee schoorstenen en meerdere toegangen in de langsgerichte gevel. Het zou kunnen gaan om de oude infi rmerie. Als de topografi sche betrouwbaarheid van Warnouts’ kaart ook geldt voor de detaillering van het getekende huizenblok vóór het westportaal, dan kan dit gebouwencomplex, dat ongeveer een eeuw later op de kaart van graaf de Ferraris voorkomt, best uit de 17de eeuw dateren. De gebouwen die vóór het westportaal geschilderd werden op een ongedateerd schilderij op doek ver-moedelijk uit de vroege 17de eeuw, waarop de legende van de jongeling en het begijntje werd afgebeeld [2.1], kunnen zowel naar dit huizenblok als naar de huizen aan de noordwestelijke zijde van het hof verwijzen. De aandacht van de kunstenaar ging immers hoofdzakelijk naar het afgebeelde gebeuren, met de kerk als achtergrond.

[4.5] Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden, in opdracht van Graaf de Ferraris, 1771-1778 (Brussel, Koninklijke Bibliotheek, Kaarten en Plannen, XIII B, Bel. Gén., 1775, IV, 5.629, kaart 12, blad 150).

1484-08_St Truiden_04.indd 82

uit 1846-1854 en de Atlas der Buurtwegen van rond 1842-1845 geven grosso modo dezelfde toestand weer.23 [4.6] Op de primitieve kadasterkaart van rond 1842-1844 is het oostelijke complex, op één gebouw na, verdwenen. [4.7] De begijnhofmuur langs de Schurhovensteenweg was afgebroken en vervangen door een reeks woningen die via de steenweg toe gankelijk waren.24

Van de historische bebouwing was in de eerste helft van de 19de eeuw, buiten de kerk, maar een beperkt aantal huizen bewaard gebleven: de portierswoning; de infi rmerie met boerderij, met in de tuin een onbekend, nu verdwenen langwerpig gebouw; een aantal huizen aan de zuidwestelijke kant van het hof; enkele huizen aan weerszijden van de Poortstraat; het Torenhuis; het conventhuis uit 1690 met aan weerszijden een nu verdwenen vakwerkgebouw; twee huizen aan de noordwestelijke kant van de Poortstraat naar de Cicindria toe (nummers 19 en 20); enkele huizen aan de noordwestelijke pleinwand, waarvan maar twee huizen (nummers 23 en 29) en het zogenaamde Godshuis (nummer 30) overbleven; vijf huizen aan de zuidoostelijke plein-wand (nummers 57 tot 61), toen nog met hun tuinhuisjes; het huis op de hoek van de Infi rmeriesteeg (nummer 54), met twee huizen in dezelfde steeg (nummers 55 en 56); een aantal huizen aan de zuidoostzijde van het hof, waarvan er maar twee – weliswaar met ingrijpende verbouwingen – tot op heden bewaard zijn (nummers 53 en 41/42); en ten slotte drie gebouwen in de meest zuidwestelijke hoek van het hof, waarvan een fragment van de schoorsteen bewaard bleef. Deze toestand bleef ongeveer dezelfde tot in de tweede helft van de 19de eeuw, zoals blijkt uit de topografi sche kaart van het Dépôt de la Guerre uit 1877.25

Ingrijpende nieuwbouw in de 20ste en 21ste eeuw

De tweede ingrijpende wijziging vond plaats na de Tweede Wereldoorlog, vooral tussen 1950 en 1966 en tussen 1997 en 2006. De verandering betrof niet zozeer de verdere afbraak van het begijnhof – ondanks ziekte in 1730 – de eerste decennia van

de 18de eeuw toenam met 204 begijnen, maar na 1739 geleide-lijk afnam.19 Deze afname, met een relatief stabiele periode in de laatste decennia van de 18de eeuw, zorgde zelfs voor leegstand, verkrotting en afbraak van huizen.

Afbraak vanaf eind 18de eeuw

De afbraakpolitiek begon al eind 18de eeuw. Zo beslisten de hoogmeesteres, de pastoor, de mombers en de raadsjuff rouwen op 1 september 1783 – na een periode van al uitgevoerde afbraken en leegstand van verschillende huizen in het blok vóór het westportaal van de kerk – om de nog resterende huizen af te breken tot cieraet

van ons hoff , de bewoners van deze panden elders onder te brengen,

en de afbraakmaterialen te bewaren. Het vrijgekomen plein zou worden gebruikt voor een plantagie of andere wercken.20 Het zo ontstane plein werd tot in de 20ste eeuw als tuin gebruikt. Zo werd het stratenbegijnhof een pleinbegijnhof.

De eerste belangrijke afbraak van huizen op het begijnhof vond pas plaats tijdens de eerste decennia van de 19de eeuw, na de verkoop van de goederen door het Franse bestuur in 1799. Op 8 Ventôse van het jaar VII (26 februari 1799) werden de gronden en zestig woningen, waarvan dertig nog bewoond waren door begijnen, door Michel Laurent Selys uit Luik en door Hubert François Hermans uit Maastricht verworven.21

De toestand van het begijnhof in die periode valt af te lezen van de kaarten van J.F. Bonniver. Deze ingénieur-vérifi cateur van het kadaster maakte de kaarten op basis van verkleiningen van kadastrale plans van de aan Nederland grenzende gebieden Limburg en Luxemburg. Dat deed hij rond 1839 in opdracht van de dienst Militaire Verkenningen van het Nederlandse leger. De kaarten tonen hoe de zuidwestelijke huizenrij, op enkele panden na, volledig verdween en hoe het noordoostelijke gebouwencomplex opvallend uitgedund was.22 De topografi sche kaart van Philippe Vandermaelen

[4.6] Topografi sche kaart van Sint-Truiden en omgeving, door J.F. Bonniver, ca. 1839 (Den Haag, Nationaal Archief Nederland, 4, TOPO).

1484-08_St Truiden_04.indd 83

De bouw van het bejaardentehuis Meiland tussen 1964 en 1996 betekende een defi nitieve breuk in de onderlinge betrokkenheid van de gebouwen op het hof.

De laatste ingreep, naast de wettelijke bescherming van het volledige historische gebouwenpatrimonium in 2005, is de her-aanleg van het begijnhofplein en de publieke begijnhofruimte in 2005. Deze ingreep was een eerste initiatief binnen het master-plan voor de verdere ontwikkeling van het begijnhof, dat de provincie Limburg in 2003 liet ontwerpen28. Dit masterplan sluit aan bij ideeën en concepten over de her bestemming van het begijnhof, die Clemens Guido De Dijn vanuit de Provinciale Dienst voor het Kunstpatrimonium van Limburg en Daniël V. Depoorter, architect, in 1971 al maakten in opdracht van de depu-tatie. Dit concept beoogde de doorontwikkeling van het begijn-hof als een historisch leefgebied voor en van een gemeenschap, historische gebouwen, dan wel ingrijpende nieuwbouw. De

nieuwbouw sluit qua vormgeving en volume niet aan bij de karakteristieke eigenschappen van de historische bouwsubstantie. Hij doet afbreuk aan het historische straatbeeld en doorbreekt de onderlinge samenhang en betrokkenheid van de gebouwen en de centrumgerichte oriëntering van de bebouwing.26 De gedeeltelijke afbraak van de muur en de toegevoegde toegang doorbreken de beslotenheid van de nederzetting. De oude functionele, stedenbouwkundige en beeldvormende relatie tussen componenten, zoals bijvoorbeeld de pastorie, werd verstoord. De aanleg van de Speelhofl aan en de bouw van het slachthuis hebben de groene, zachte en geleidelijke overgang van het platte-land naar de stad omgevormd tot een breukvlak. Het belangrijkste positieve gevolg daarvan is dat het begijnhof niet in het opruk-kende verstedelijkingsproces werd opgenomen, zoals dat bij de meeste begijnhoven in de Zuidelijke Nederlanden gebeurde.27

[4.7] Primitief kadasterplan, Sint-Truiden, 1842-1844 (Ministerie van Financiën, 2de afd., sectie D, 3de blad).

1484-08_St Truiden_04.indd 84

de sociale onlusten in de 14de eeuw en de oorlogssituaties in de 16de en 17de eeuw. Daarnaast werkte de muur ook psycho-logisch de introversie van het leven op het hof in de hand. [4.9] met socioculturele inbreng.29 In een eerste uitvoeringsfase van

het masterplan van Michel De Visscher en Jozef Legrand werd de publieke ruimte geherformuleerd als een ontmoetingsplaats voor de huidige bewoners van het begijnhof en voor hun bezoekers. Het oude kerkhof werd hervormd tot een groen kunstwerk met liggende kruisen van taxus op een dynamisch licht golvend bed van buxus. [1.2, 1.3, 4.8]

Bij gebrek aan bronnen is het vrijwel onmogelijk om zich een beeld te vormen van het concept en de vorm van de oudste nederzetting uit de beginperiode tot de 17de eeuw. Toch mogen we veronderstellen dat de in de formele documenten gebruikte begrippen curtis beghinarum en curia verwezen naar een geor-dende manier om de samenleving architecturaal en ruimtelijk inhoud en vorm te geven. Wellicht mogen we voorzichtig aannemen dat de eerste topografi sche documenten van eind 17de eeuw een veel ouder concept weergeven, zij het met een aantal aanpassingen in de loop van de geschiedenis.

De afzondering van de wereld in een clausura werd volgens de stichtingsoorkonden verzekerd door de begijnhofmuur, een

murus fi rmus, en door de beperking en bewaking van de toegang

tot de nederzetting. De muur was waarschijnlijk zowel symbolisch als materieel een begrenzing van de wereld en tegelijk ook een bescherming tegen wereldse invloeden en onveilige situaties – zoals

[4.8] Het begijnhofplein na de renovatie (PCCE, Eddy Daniëls, 2007).

[4.9] Begijnhofmuur, noordwestelijke zijde (PCCE, 2007).

1484-08_St Truiden_04.indd 85

De beheersfunctie was in de 17de eeuw ondergebracht in de residentie van de hoogmeesteres – we vermoeden dat zij toen in het zogenaamde Torenhuis woonde. Muurankers dateren het Torenhuis in 1619. Het lag bij de toegangsweg, op een symbolische en reële sleutelpositie van de nederzetting, vanwaaruit alle