• No results found

Th omas Coomans

1484-08_St Truiden_06.indd 155

1484-08_St Truiden_06.indd 156

[6.2] De begijnhofk erk werd in de jaren 1971-1973 door architect Piet Van Mechelen opgemeten: plattegrond, opstanden van de gevels, dwars- en langssneden (PCCE, archief).

1484-08_St Truiden_06.indd 157

– scheibogen (afstand tussen pijlers, boven plint): 4,15 m (noord), 3,99/4,01 m (zuid)

– scheibogen (hoogte): 7,30 m

– muur boven de scheibogen (hoogte): 10,56 m – hoogte tot de top van het gewelf: 14,10 m

Westgevel

– middenbeuk (afstand tussen de twee halfzuilen): 7,98 m – afstand tussen middensteunberen (boven plint): 7,96 m

– afstand tussen zijsteunberen (boven plint): 4,10 m (noord)/ 4,12 (zuid)

– middensteunbeer (boven plint): 105/108 × 0,84/0,88 m – zijsteunberen (boven plint): 0,78/0,81 × 0,65/0,70 m – dikte muur: 1,50 m (boven plint)/1,66 m (met plint) – portaal (opening tussen stijlen): 1,61 m

– middenraam (opening tussen stijlen): 1,44 m

Behalve de opvallende driedeligheid van de kerk is een reeks andere breuken, verspringingen en asymmetrieën aanwezig. [6.3] Alle onregelmatigheden hebben een reden. Ze vormen elk een aan-wijzing voor de bouwgeschiedenis en moeten dus geïnterpreteerd worden. De meest opvallende onregelmatigheden van de platte-grond en de belangrijkste bouwnaden hebben te maken met de compositie van het gebouw.

In de eerste plaats valt op dat de as van het oostschip 0,53 m naar het zuiden verschoven is in vergelijking met de as van het westschip, maar beide assen hebben precies dezelfde richting. De as van het koor sluit echter aan bij de as van het oostschip, maar met een kleine knik, zodat de richting ongeveer 1 m afwijkt. Die afwijking is duidelijk merkbaar vanaf de westgevel. De as van het koor loopt namelijk uit op de zuidelijke stijl van het westportaal. Vanuit het koor is ook duidelijk te zien dat de gewelven van het schip afwijken. [6.23] Een andere correctie van de as van het koor is de verschuiving van de muraalboog boven de koorzijde van de triomfboog ten opzichte van de triomfboog zelf.

De meest opvallende breuk in het gebouw is het volumeverschil tussen het westschip en het oostschip. [6.17, 6.71] Het zou eenvoudiger zijn geweest om het schip recht en symmetrisch te bouwen, zeker omdat het laagste en smalste deel, het oostschip, jonger is dan het hoge en brede deel, het westschip. Eigenlijk verschillen zowat alle onderdelen van het oost- en westschip: de rijen pijlers, de breedte en lengte van de traveeën, de breedte van de drie beuken, de hoogte van de pijlers en gewelven, het bouwvolume, de binnenruimte, de vorm van de vensters – om niet te spreken van de bouwmaterialen en de dakconstructies.

De overgang tussen west- en oostschip is daarom een bijzonder belangrijke plek voor het bouwhistorische onderzoek. [6.9] De vierde pijler aan de noordkant bestaat uit een oud deel dat tot het westschip behoort en dat geïntegreerd is in een dikkere pijler die opgetrokken is tijdens de bouw van het oostschip. De vierde pijler aan de zuidkant heeft een andere vorm, maar dat verschil viel minder op zolang daar een zijaltaar en de preekstoel tegen stonden. De verspringing van de muren van de zijbeuken hebben gevolgen voor de discontinuïteit tussen de daken van de zijbeuken. Ter hoogte van de gewelven zijn het hoogteverschil en de verplaatsing van de as nauwelijks verborgen achter een verticale

0 5 m

A B

A B

[6.3] Plattegrond van de kerk met aanduiding van de belangrijkste onregelmatigheden: A. as van het schip; B. as van het koor (THOC, 2004).

1484-08_St Truiden_06.indd 158

eigenaardigheid is dat de twee oostelijke steunberen van het oostschip niet tegen de hoeken van het metselwerk komen, maar 1,20 m (noord) en 2 m (zuid) naar het westen. Er zijn dus gewone steunberen gebouwd, terwijl de regels van de kunst hier hoek-steunberen vergen.

Door die verschuiving tussen de pijlers en de steunberen van het oostschip is ook de plaats van de vensters afwijkend. Ze staan op gelijke afstand van de steunberen en stemmen dus helemaal niet overeen met de scheibogen tussen de pijlers. Wie de kerk vanbuiten bekijkt, ziet de vensters in het midden van de traveeën, terwijl ze binnenin verschoven zijn, wat visueel storend is. Naast die grote breuken en verspringingen zijn er ook enkele bouwnaden in het metselwerk.

– Westgevel: verticale tandnaad links van het middenvenster, alleen in de middengeleding van de opstand. [6.18]

– Westgevel: horizontale verspringing ter hoogte de waterlijst tussen het portaal en het middenvenster; loopt door de twee eerste vensters van de noordzijbeuk. [6.5, 6.51]

bebording waarop in de 19de eeuw heraldische motieven geschilderd werden. [10.1]

De pijlers van het schip vormen twee rijen, met elk een knik ter hoogte van de vierde travee. [6.4] De verschuiving is niet symme-trisch en aan beide kanten is de vierde pijler aanzienlijk steviger. Bovendien staan de pijlers van het schip niet pal tegenover elkaar. De afwijking is nauwelijks zichtbaar bij de eerste westpijlers (ca. 10 cm), maar is wel met het blote oog te zien in het oostschip (20 cm). Met de trede van de eerste travee van het oostschip – waar de communiebank stond – als referentiepunt, is die afwijking duidelijk.

De inplanting van de steunberen van de zijbeuken is een waar raadsel. [6.3] Alleen de eerste noordwestelijke steunbeer van het westschip stemt overeen met de aanpalende pijler. Alle andere steunberen wijken af. Voor de overige steunberen van het west-schip is de afwijking nog verklaarbaar: ze werden immers later aangebracht. Maar voor het oostschip, dat in één keer en op nieuwe – en dus geen hergebruikte – funderingen werd opgetrokken, is het verschil van 0,90 m tot 1,40 m onverantwoord. Een andere

[6.4] Binnengezicht naar het koor en overgang tussen oost- en westschip (VIOE, Kris Vandevorst, 2007).

1484-08_St Truiden_06.indd 159

ancien régime en die van de nieuwe tijd. Die eerstgenoemde zijn bijzonder schaars, de laatste zijn dan weer onevenwichtig en betreff en vooral de laatste restauratie. Ook bodemonderzoek had belangrijke bijkomende informatie kunnen leveren over de architectuurgeschiedenis van de begijnhofk erk, maar er werd jammer genoeg tijdens de twee grote restauratiecampagnes weinig of geen aandacht aan het bodemarchief besteed. Heel punctuele opgravingen werden alleen in 2004 buiten de kerk uitgevoerd en die brachten onbekende funderingsmuren aan het licht.

Archiefbronnen en iconografische bronnen vóór 1800

Voor de 13de eeuw is de bouw van de begijnhofk erk in twee heel verschillende bronnen vermeld. In de stichtingsoorkonde uit juni 1265 vermeldt Willem van Rijckel (1248-1272), abt van de Sint-Trudoabdij, duidelijk het recht om een kerk te bouwen en een kerkhof aan te leggen op het begijnhof: (…) ad construendum

curiam et edifi candum in ea ecclesiam et cymiterium et domos ad opus et commodum beghinarum duximus ordinandem (…). Quia vero ecclesia in predicta curia edifi cata (…).5 In de kroniek van de abdij van Sint-Trudo is de stichting van het begijnhof in 1258 aan dezelfde abt Willem van Rijckel toegeschreven. Ook hier is expliciet sprake van de bouw van de eerste begijnhofk erk, van huizen en de omheiningsmuur, en ook van de schenking van talrijke relieken: Anno Domini 1258 Willelmus abbas Beginas (…)

in unum locum collegit, et in suburbio de Schurovem in allodio et districtu monasterii nostri ecclesiam in honorem sancte Agnetis construxit, ad quam contulit reliquas de corporibus sanctorum 132, ubi edifi catis per girum mansionibus, murum fi rmum in munitionem circumponi procuravit.(…) Anno Domini 1260 Willelmus abbas attulit de Colonia plures reliquias, tam de sanctis undecim milibus virginibus quam sanctorum Th ebeorum et Gereonis.6

– Westschip: verticale bouwnaad in het midden van de tweede travee ter hoogte van de drempels van de vensters. Aan de noordkant is er een dikteverschil van 5 à 8 cm aan de binnenkant van de muur. Tijdens de opgravingen bleek duidelijk dat de bouwnaden door de fundering lopen. [6.15, 6.20]

– Koor: horizontale onderbreking ter hoogte van de toppen van de steunberen, gemarkeerd door materialenverschil. [6.46] – Koor: kleine verticale tandnaad aan de binnenkant van de

tweede rechte travee, onder het venster.

– Triomfboog: verticale naden en materiaalverschil ter hoogte van de verbinding met oostschip [6.21]

– Triomfboog: verticale verspringing aan de buitenkant van de noordwesthoek tussen het koor en het oostschip. [6.17] Het materialenverschil is duidelijk, van de plint tot de top van de muur.

– Triomfboog: twee verticale naden markeren de hoeken van de triomfboog aan de binnenkant van de kerk. Duidelijk zichtbaar door het verschil tussen de ontpleisterde triomf-boog en de bepleisterde baksteenmuur van het oostschip. Andere onregelmatigheden betreff en de bouwmaterialen, de kappen en gewelven, de portalen en deuren, de vormen en profi elen van de vensters, de profi elen van de lijsten en de verschillen tussen onderdelen. Die worden verderop besproken.

Archiefbronnen, iconografische bronnen en bodemarchief

Naast het kerkgebouw, dat de belangrijkste bron vormt voor het architectuurhistorische onderzoek, kan beroep gemaakt worden op bijkomende archiefbronnen en iconografi sche bronnen. Een fundamenteel onderscheid is gemaakt tussen de bronnen uit het

[6.5] Horizontale verspringing en bouwnaad in de eerste traveeën van de noordelijke zijbeuk (VIOE, Kris Vandevorst, 2007).

1484-08_St Truiden_06.indd 160

Archiefbronnen en iconografische bronnen na 1800

Het gros van het recente archief over de begijnhofk erk betreft de verschillende restauratiecampagnes in de 20ste eeuw. Die archieven zijn verspreid over verscheidene fondsen in vier instellingen.

Documenten over de onderhandelingen en de overdracht van de begijnhofk erk, en het beschermingsdossier van 1933 worden bewaard in het archief van de Vlaamse Overheid, Agentschap RWO, in Hasselt. Ze worden aangevuld door het archief van de Vrienden van het Begijnhof dat deel uitmaakt van het Archief van de Dekenij van Sint-Truiden. Het gaat hier om enkele mappen met briefwisseling, rekeningen en administratieve documenten. Het plannenmateriaal beperkt zich tot de reeks van Guillaume Govaerts.

Van de door de Provincie Limburg in de jaren 1970 uitgevoerde restauratie is het archief veel omvangrijker. Het archief van restauratiearchitect Piet Van Mechelen dat op het Stadsarchief Sint-Truiden bewaard is bevat briefwisseling, bestekken, reke-ningen, opmetingen, plannen en werkfoto’s. Bij het Agentschap RWO is weinig bewaard over de restauratie van het gebouw, maar de dossiers voor de uitbreiding van de bescherming, de behandeling van het meubilair, en de elektriciteits- en verwarmingsinstallatie zijn compleet. Bij de Provincie Limburg is het archief verspreid Vóór 1800 wordt de kerk maar één andere keer in een

verhalende bron vermeld. In zijn vita van de Heilige Begga geeft Josephus Geldophus Ryckel in 1631 een korte beschrijving van de begijnhofk erk, haar approximatieve afmetingen, de altaren en een Mariabeeld: Templum habet longum 250. latum 60. pedes:

In quo plura altaria, & una pia Imago Deiparae Virginia praegrandis, quam ferunt violentia quadam humidejectam, sed permansisse illaesam: at cum illa fi dis non nitantur testibus, nolo minus fi da pro fi dis obtrudere. Credulitatis argumentum aliquod subministrat pluriumerga illam Iconem devotio.7

In het hele archief van het begijnhof van Sint-Truiden konden maar enkele rekeningen gevonden worden met uitdrukkelijke vermeldingen van werkzaamheden aan de kerk. Ze vormen clusters en verwijzen naar vier campagnes van bouw- of herstellingswerken.8 De oudste gaat van 1484 tot 1511 en betreft de laatste grote werkzaamheden aan de structuur van de kerk, in het bijzonder de nieuwbouw van het oostelijke deel van het schip. De tweede betreft herstellingswerken na een heft ige hagelslag in 1680. De derde gedocumenteerde campagne betreft de vernieuwing van de dakbedekking in de jaren 1741-1745. De vierde is een opknapbeurt van het interieur in 1784. Het onderhoud en de versiering van de kerk komen af en toe aan bod in de rekeningen van het begijn-hof, die onder de bevoegdheid van de hoogmeesteressen vielen. De rekeningen en contracten voor de bouw van het orgel en voor enkele schilderijen in de kerk en de visitatieverslagen van de aartsdiaken voor Haspengouw worden vermeld in de hoofdstukken over het interieur.9

Voor het begijnhof van Sint-Truiden zijn iconografi sche bronnen van vóór 1800 uiterst zeldzaam. Het betreft vier fi guratieve kaarten uit de 17de eeuw die het begijnhof of de stad Sint-Truiden afbeelden en waarop het kerkgebouw, de huizen en de omheining meestal summier en onrealistisch geschetst zijn.10 Op de achter-grond van twee 17de-eeuwse schilderijen zijn uitzonderlijke buitengezichten van de begijnhofk erk afgebeeld, gezien vanuit het zuiden: De legende van de jongeling en de begijn van Sint-Truiden, van rond 1610-1630 [2.1, 6.6], en Processie met Heilige Agnes en

musicerende engelen en knielende schenkers, uit de eerste helft

van de 17de eeuw. [2.29] Beide gezichten vertonen nauwe ver-wantschappen. Dat doet het vermoeden rijzen dat ze van elkaar zijn afgetekend – wat niet ondenkbaar is, gezien hun context en stijl. De drie onderdelen van de kerk zijn duidelijk herkenbaar en het aantal traveeën van elk onderdeel en de daklijnen zijn juist getekend. Alleen de vorm van de apsis is vereenvoudigd. De proporties van het schip zijn ingedrukt om binnen de compositie te passen. Opvallend is de nauwkeurigheid waarmee de ver-schillende bouwmaterialen weergegeven zijn, namelijk mergel, baksteen en leien. De vereenvoudigde vensters van de koorapsis en die van de vier oostelijke traveeën van de zuidzijbeuk bevatten maaswerk. Tussen de steunberen van twee traveeën van het schip en boven het zijportaal van het koor zijn er afdakjes.

De westelijke gevel staat afgebeeld op de achtergrond van een devotieschilderij van de Heilige Aloysius van Gonzaga uit heit einde van de 18de eeuw of het begin van de 19de eeuw. [2.16]

Binnengezichten van de begijnhofk erk zijn niet bekend.

[6.6] De begijnhofk erk ca. 1610-1630. Schilderij met de legende van de jongeling en de begijn (S.5) (PCCE, Eddy Daniëls, 2007).

1484-08_St Truiden_06.indd 161

[6.9, 6.21, 10.3] Alleen het gebint werd niet gefotografeerd. Ook de binnengezichten tijdens de restauratie zijn zeldzaam. Ze maken het niet mogelijk precies te weten te komen hoe er met het bodemarchief is omgegaan. De collectie van het Provinciaal Centrum Cultureel Erfgoed in Hasselt bevat ook complete reeksen opnames van het meubilair en van de muurschilderingen, en kleurenopnames vanaf 1975.16

Tot de iconografi sche bronnen horen ook de verschillende reeksen plannen en opnames van de begijnhofk erk. Er werden drie reeksen getekend, maar ze kopiëren elkaar. De eerste opmeting van de kerk werd door de Truiense stadsbouwkundige Guillaume Govaerts gemaakt, in 1933-1934. Die reeks bestaat uit vier plannen op 1 %.17 De opmeting is heel onnauwkeurig en onbetrouwbaar: het koor is getekend met een bakstenen kruisribgewelf, het gebint is pure fantasie en de dakruiter staat boven het koor in plaats van de eerste travee van het schip. Naast de algemene reeks zijn nog twee detailplannen bekend, en een algemene tekening van het begijnhof.18 De tweede reeks opmetingen werd vervaardigd door Piet Van Mechelen in 1971-1973.19 [6.2] Uit het bewaarde archief van de architect blijkt dat hij zich gebaseerd heeft op de plannen van Govaerts en dat hij ook enkele fouten heeft over-genomen, zoals de inplanting van de dakruiter boven het koor.20 Tijdens de restauratiewerken tekende Van Mechelen nog enkele detailplannen.21 De derde reeks plannen van de begijnhofk erk werd in 1987 getekend door J. Rabijns en Eddy Leunen van de provinciale Dienst der Gebouwen. Het is een onkritische kopie van de reeks van Van Mechelen, met de losse hand getekend en met rasters ‘verlevendigd’.22 Naast de drie reeksen algemene plannen zijn enkele technische plannen en enkele detail- en uitvoeringsplannen bewaard.23

over de verschillende betrokken diensten: de Directie Patrimonium (voormalige Dienst der Gebouwen), het Provinciaal Centrum Cultureel Erfgoed (deel van het archief van het Provinciaal Museum voor Religieuze Kunst) en het Provinciaal Archief, waar een ander deel van het archief van het Provinciaal Museum voor Religieuze Kunst in 1997 gestort werd.11

Tot de opkomst van de fotografi e zijn de iconografi sche bronnen voor de begijnhofk erk schaars. In de in 1845 verschenen collectie Haspengouwse epitafen van Léon de Herckenrode zijn vieren-twintig grafzerken van de begijnhofk erk getekend.12 In 1876 wordt de monografi e van François Straven geïllustreerd met twee lithografi eën: een driekwartgezicht op de begijnhofk erk vanuit het zuidwesten en de oudste op schaal getekende plattegrond (0,5 %). [6.7, 10.2] Rond 1900 maakte de Brugse kunstenaar en archeoloog Camille Tulpinck een reeks aquarellen maken van de muurschilderingen.13 [7.6]

De oudste foto’s zijn niet gedateerd. Het is dus moeilijk te bepalen of de foto’s van de kerk vóór de restauratie van de jaren 1930, van vóór 1900 zijn of niet. In het fotoarchief van het Koninklijk Instituut voor Kunstpatrimonium is een twaalft al oude foto’s bewaard waarvan zes zeldzame binnengezichten.14 [6.8, 10.5, 10.22] Die binnengezichten van de kerk, voor haar ontwijding en herinrichting, zijn unieke bronnen. De rijke collectie van het Provinciaal Centrum Cultureel Erfgoed in Hasselt bewaart de omvangrijkste reeks foto’s van de restauratie van 1934.

Voordat de restauratie in 1972 van start ging, bestelde de Provincie Limburg een volledige fotografi sche opname van de kerk. Tientallen detailfoto’s van de binnen- en buitenmuren waren bedoeld als werkdocumenten om de restauratie voor te bereiden.15

[6.7] De begijnhofk erk in het boek van François Straven uit 1876 (litho. E. & S. Gyselynck, Gent).

1484-08_St Truiden_06.indd 162

verhaal met veel vraagtekens. Systematische speurtochten in de verschillende archieven van de restauraties van 1934-1935 en 1971-1981 hebben weinig opgeleverd, behalve twee zekerheden. Enerzijds hebben tot nu toe geen geplande archeologische opgravingen in de kerk plaatsgevonden. Anderzijds werd het bodemarchief door werkzaamheden in de kerk behoorlijk verstoord.

De kerk als begraafplaats

De kerk stond in het midden van het kerkhof, dat omringd was met een muur zoals afgebeeld op de twee 17de-eeuwse schilderijen. [6.6, 2.29] Wanneer het kerkhof opgeheven werd en de omhei-ningsmuur werd afgebroken, is niet bekend. Na de afschaffi ng

Bodemarchief en -onderzoek

De bodem van de kerksite is drassig. Het begijnhof staat op een van de laagste punten van Sint-Truiden, langs de Cicindriabeek en een plek die het ‘Vissegat’ genoemd is. Het niveau van de kerk ligt ongeveer 45 m boven het zeepeil.24

Sinds de stichting van het begijnhof, tijdens de tweede helft van de 13de eeuw, wordt er op de site gebouwd en begraven. De archeologische waarde van de bodem is dus onmiskenbaar. Er bestaan tot nu toe geen indicaties van een oudere nederzetting op de begijnhofsite. Toch mag die mogelijkheid niet defi nitief uigesloten worden, zolang het tegendeel niet door opgravingen bewezen is. Hoe belangrijk ze ook mag zijn, de problematiek van het bodemonderzoek in en rond de begijnhofk erk blijft een

[6.8] Een van de oudste binnengezichten van de begijnhofk erk rond 1900 (PCCE, archieff oto).

[6.9] Scheiboog van de vierde travee aan de noordzijde en overgang tussen west- en oostschip (PCCE, Foto Graux, 1971).

1484-08_St Truiden_06.indd 163

Vernietiging van het bodemarchief binnen de kerk In de 19de eeuw richtte de toenmalige eigenaar van de kerk, familie de Pitteurs-Hiégaerts, het koor van de begijnhofk erk in als grafk apel. Onder het koor van de kerk werd een grafk elder gegraven en tegen de noordmuur van het koor werd een neogotisch marmeren grafmonument geplaatst. Daardoor ging een groot deel van het bodemarchief van het koor verloren. De oude grafplaten werden wel boven de gewelven van de kelder herplaatst, maar het is niet zeker dat ze op hun oorspronkelijke plaats liggen.28 Rond 1900 werd de grafk elder uitgebreid in de richting van de eerste travee van het schip. Die uitbreiding bestaat uit een met baksteen overwelfde ruimte met vakken aan weerskanten van een centrale gang.29 De oudste ‘archeologische vondst’ in de begijnhofk erk gebeurde bij de ontwijding in 1927. Toen werd in het hoogaltaar een buikig bruin tuitpotje in gebakken aardewerk ontdekt dat relikwieën bevatte van de Heilige Trudo en de Heilige Agnes, de twee patroonheiligen van de kerk.30 Het potje werd gemaakt in Schinveld-Brunsum in de periode tussen 1260 en 1340 en werd als reliekhouder ingemetseld in het hoofdaltaar, vermoedelijk bij de