• No results found

1484-08_St Truiden_03.indd 65

werden bij toeval muurschilderingen blootgelegd.14 Dat leidde tot nader onderzoek in de hele kerk en er werden nog vijfentwintig andere muurschilderingen ontdekt. Zo stond de begijnhofk erk van Sint-Truiden voor het eerst in de schijnwerpers en ze wekte de aandacht van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en van prominente kunsthistorici,15 onder wie Camille Tulpinck die rond 1900 drieëntwintig aquarellen maakte van de muur-schilderingen. [7.6] Een laatste getuige uit de 19de eeuw is François Straven, de auteur van de in 1876 verschenen historische monografi e van het begijnhof. Hij eindigt zijn boek met vrij bittere woorden over de toestand en de toekomst van het kerk-gebouw. “La situation de cet édifi ce, au sein même d’un propriété privée, fait aisément deviner que jamais il ne passera au domaine public et que partant jamais ne seront sacrifi ées les sommes considérables que la restauration exige. L’église du béguinage est donc destinée à la ruine! Dans un prochain avenir, (…) le temps aura achevé l’œuvre commencée par la révolution et de tant de beautés, nos descendants n’auront plus qu’un traditionnel souvenir”.16

In het derde kwart van de 19de eeuw was een binnenrestauratie van de kerk noodzakelijk. Op de oudste interieurfoto’s blijkt dat de muren zijn gewit en gedecoreerd met een typisch 19de-eeuwse regelmatige voegenschildering. [3.4, 10.5] Die werd tijdens de restauratie van 1934 volledig verwijderd. Op het boogveld tussen de tongewelven van de twee delen van het schip en op dat tussen de gewelven van het koor en het schip werden de wapenschilden van de families de Pitteurs de Budingen en de Pitteurs-Hiégaerts geschilderd. Dat doet vermoeden dat de gewelfschilderingen toen afgewerkt werden. Het glas-in-loodwerk en de traceringen van de vensters moeten grotendeels in die tijd vervangen zijn geweest. Op de interieurfoto’s blijken ook de verlichting met olielampen en de kruisweg uit de 19de eeuw te dateren. Enkele kunstobjecten uit de begijnhofk erk werden verkocht, onder meer de twee antependia die Tulpinck rond 1900 nog in Sint-Truiden zag. Die worden nu in New York en Glasgow bewaard.17 [2.7, 10.14] Bij gebrek aan archief en als gevolg van de drastische restauraties in 1934 en 1970 blijven veel vragen over de 19de-eeuwse toestand en inrichting van de kerk onbeantwoord.18

[3.2] Portret van Michel-Laurent de Sélys-Longchamps door

Jean-Joseph Ansiaux (Luik, Collection artistiques de l’Université de Liège, Galerie Wittert, inv. 12509).

[3.3] Portret van Henri Th éodore Jules de Pitteurs-Hiégaerts, gouverneur van de provincie Limburg (PCCE, archieff oto).

1484-08_St Truiden_03.indd 66

De Vrienden van het Begijnhof en de eerste grote restauratie van de begijnhofkerk (1934-1970)

Na het beschermingsbesluit van 30 december 1933 zou alles plotseling heel snel gaan. Op 26 mei 1934 werd de vzw Vrienden van het Begijnhof van Sint-Truiden gesticht.23 De stichtende leden waren: kanunnik Gustave Boes, bestuurder van het kleinseminarie van Sint-Truiden (voorzitter); William Th enaers, burgemeester van Sint-Truiden (ondervoorzitter); graaf Jean de Salaberry (ondervoorzitter); Jozef Vanbergen, rentmeester (schatbewaarder); Guillaume Govaerts, ingenieur-stadsbouwkundige (secretaris); Jozef Knapen, gemeentesecretaris, Robert Ulens, advocaat, en Jozef Tysmans, kunstschilder (leden); Hubert Verwilghen, gouverneur van Limburg (erevoorzitter). Het tweede artikel van de stichtings akte omschreef het doel van de vzw: het behoud

te verzekeren van de kerk van het Begijnhof te Sint-Truiden en gebruikelijk ook van alle andere soort oude monumenten in het kanton Sint-Truiden, het inrichten van kunstmusea in het hierboven bepaald gebied, de belangstelling der toeristen op te wekken voor de streek, en de studie des plaatselijke geschiedenis en kunst te bevorderen.24

De moeizame overdracht van de begijnhofkerk, en haar bescherming (1913-1933)19

Na de opknapbeurt van de jaren 1860 takelde de begijnhofk erk langzaam af. In 1896 werd het gebouw eigendom van barones Mathilde de Pitteurs-Hiégaerts (1873-1941), die in 1900 in het huwelijk trad met de Franse graaf Jean d’Irumberry de Salaberry (1867-1935). Het is duidelijk dat het echtpaar geen geld meer wou investeren in het onderhoud van de begijnhofk erk. Al in 1913 werd de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen gealarmeerd door de bijzonder slechte toestand van het gebouw. Ze organiseerde een inspectiebezoek om de restauratiewerken te evalueren, maar de Eerste Wereldoorlog zou de zaak uitstellen. Tijdens de oorlog ontstond belangstelling voor de begijnenhuisjes die beschouwd waren als zuivere regionale types en mogelijke modellen voor de wederopbouw.20 [4.37, 4.53] In 1920-1921 ondernam de eigenaar vergeefse pogingen om de begijnhofk erk weg te schenken, eerst aan de parochie van Schuurhoven, daarna aan die van Onze-Lieve-Vrouw. De stad Sint-Truiden liet weten dat ze bereid was om de schenking door de Burgerlijke Godshuizen te laten aannemen, op voorwaarde dat alle begijnhofh uisjes in de schenking zouden zijn inbegrepen. De stadsarchitect Guillaume Govaerts tekende zelfs een ontwerp voor een tuinvoorstad van ’t Speelhof waarvan het begijnhof het centrum zou vormen.21 Dat was voor de eigenaar onaanvaard-baar. De toestand werd nog dramatischer toen een deel van het plafond van de noordelijke zijbeuk op 27 juli 1922 instortte. Om de impasse te doorbreken nam de eigenaar contact op met senator Paul Cartuyvels, gouverneur Th éodore de Renesse en Charles Lagasse de Locht, de toenmalige voorzitter van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen. Hij dreigde ermee de kerk te sluiten en zelfs af te breken. Op 1 januari 1928 werd de kerk voor de eredienst gesloten en de bisschop van Luik schaft e de functie van dienstdoende priester van het begijnhof af. De toestand bleek volkomen hopeloos, ondanks het protest van vele kunstliefh ebbers, onder wie graaf Joseph de Borchgrave d’Altena en architect Paul Saintenoy (Société royale d’Archéologie de Bruxelles). Ook artikels in de pers hielpen niet.22 [3.5]

Door de monumentenwet van 1 augustus 1931 kregen beschermde gebouwen, inclusief privé-eigendommen, recht op overheids-subsidies voor restauratie. Dat creëerde weer hoop voor de begijn-hofk erk van Sint-Truiden, die door de Limburgse Commissie voor Monumenten al in februari 1932 ter bescherming voorgesteld werd. Het zou nog bijna twee jaar duren voordat koning Albert I, op 30 december 1933, het beschermingsbesluit van de kerk onder-tekende om reden van haar kunst-, historische en oudheidkundige

waarde. [3.23A]

Ondertussen was het plan ontstaan om een vzw te stichten

met het oog op overname, behoud en eere-stelling van de begijnhofk erk en tevens om een museum van oudheden in te richten. De drijvende

krachten achter dit project waren kanunnik Boes en stadsarchitect Govaerts. Ze kregen onmiddellijk de steun van gouverneur Hubert Verwilghen en van de Koninklijke Commissie. Na twintig jaar van ‘gepalaver’ beschouwde de eigenaar deze oplossing uiteindelijk als een laatste reddingsboei. [3.6]

[3.4] Gezicht op het schip naar het koor, ca. 1900 (Copyright IRPA-KIK, Brussel, B.6930).

1484-08_St Truiden_03.indd 67

stad en hij had al jaren inspanningen geleverd om de begijnhofk erk te redden.27 [4.113] Hij was dus ongetwijfeld de geschikte persoon om de restauratie te leiden. Het archief van de restauratie is vrij beperkt, maar het laat toe de hoofdlijnen van de ingreep vast te stellen.28 Er werd gekozen voor aannemer A. Lindebringhs-Ramakers & zonen uit Sint-Truiden. De werkzaamheden begonnen in augustus 1934 en waren tegen het begin van de zomer van 1935 voltooid. Het totaalbedrag van de restauratie was geraamd op 396.000 fr., waarvan meer dan een kwart (108.000 fr.) werd besteed aan de herstelling van het dak en de volledig nieuwe dakbedekking met Belgische leien. Voorts omvatten de werk-zaamheden: de verlaging en de gelijkmaking van de grond rond de kerk en de aanleg van een stoep, de herstelling en invoeging van de buitenmuren, de vernieuwing van de goten en afl oopbuizen, de versterking en de bekleding van de dakruiter, de vernieuwing van het plaveiwerk, de herstelling van de vensternetten in witte steen, het plaatsen van nieuw glaswerk in ‘verre antique’ met lood, de herstelling van de plafonds op de zijbeuken en van het houten Een tweede stap zette de eigenares Mathilde de Pitteurs-Hiégaerts,

echtgenote van graaf Jean de Salaberry, met de overdracht van de begijnhofk erk via een schenkingsakte, gedateerd 26 juni 1934.25 De schenking bevatte de kerk en het omliggende terrein van het voormalige kerkhof (samen 19,9 are), en de volledige inboedel, waarvan een inventaris werd samengesteld. Één van de voorwaarden was dat het koor van de kerk afgesloten moest worden en als grafk apel zou dienen voor de familie.26

De Koninklijke Commissie bracht een bezoek aan het begijnhof op 21 juni en 28 augustus en bevestigde de dringende noodzaak om de daken van de kerk te herstellen en het begijnhof in zijn geheel te beschermen. Bij koninklijk besluit van 14 september 1934 ging de overheid akkoord om een deel van de al begonnen restauratie te bekostigen. [3.7]

Goed voorbereid door de stadsbouwkundige Govaerts kon de restauratie op enkele maanden tijd worden afgerond. Guillaume Govaerts (1873-1936) was ingenieur-architect in dienst van de

[3.5] Buitenzicht van de begijnhofk erk, ca. 1900 (Copyright IRPA-KIK, Brussel, B.70198).

1484-08_St Truiden_03.indd 68

muurschilderingen in hun glorie hersteld te worden. [10.6] Zo werd de binnenruimte vrijgemaakt door het wegruimen van een groot deel van het meubilair en er kwamen nieuwe muur-schilderingen aan het licht bij de verplaatsing van de preekstoel. Alle binnenmuren van de kerk werden ontpleisterd om daar waar geen muurschilderingen aanwezig waren, het metselwerk zichtbaar te maken. De restauratie van de muurschilderingen werd aan een Brugse schilder, Cornelis Leegenhoek (1903-1971), toevertrouwd en kostte 55.000 fr., dat is een zevende van het totaalbedrag van de restauratie.30 [9.1]

De inhuldiging van het museum had plaats op 7 juli 1935 om 11 uur. Tijdens de plechtigheid overhandigde de gouverneur het ridderteken van de Leopoldsorde aan graaf de Salaberry voor zijn onafgebroken inzet om de begijnhofk erk te redden. [3.9] Een maand later overleed de graaf – hij werd in het koor van de kerk begraven.31 De eerste tentoonstelling ‘Kerkschatten in Limburg’ kreeg veel respons in de pers. [3.10] Voor de promotie van de kerk mochten de Vrienden van het Begijnhof rekenen op de steun van de Touring Club. De bezoekers konden ook een sfeervolle reeks ansichtkaarten van de begijnhofk erk en -huizen kopen. [3.12, 3.13, 3.14]

Een jaar na de opening van het museum organiseerden de Vrienden van het Begijnhof een schitterende tentoonstelling met als thema ‘Madonna’s in Limburg’. De aanleiding was de driehonderdste verjaardag van Onze-Lieve-Vrouw van Kortenbos. Zo een 270 stukken, waaronder een reeks meesterwerken, werden in de kerk tentoongesteld. [3.11, 10.7] De tentoonstelling wekte veel belangstelling, zowel regionaal als nationaal.32 Het archief van de organisatie van deze tentoonstelling, met inbegrip van wetenschappelijke beschrijvingen en verzekeringswaarden, is bewaard.33

In 1936 overleed Guillaume Govaerts, de drijvende kracht en secretaris van de Vrienden van het Begijnhof. Vanaf dat moment en ook door de economische crisis ging de vzw in een lager tempo tongewelf, en de herstelling van de deuren. Tijdens de restauratie

kon het paradijsportaal aan de zuidzijde van het koor zichtbaar gemaakt worden door de afbraak van de kleine sacristie die tegen de eerste travee van het koor gebouwd was. In 1929 had Guillaume Govaerts de paradijspoort en zijn gebeeldhouwde drielobbige timpaan met een Lam Gods al ontdekt en getekend.29 [3.8] Één van de belangrijkste aspecten van de interventie was de restauratie van de muurschilderingen waaraan de begijnhofk erk trouwens haar waarde en bescherming hoofdzakelijk te danken had. Aangezien de kerk een museum moest worden, dienden de

[3.6] Vrienden van het Begijnhof voor de zijdeur van de vervallen kerk (PCCE, archieff oto).

[3.7] Urgentiewerken aan het parement van de zuidelijke zijbeuk, 1934

(PCCE, archieff oto). [3.8] Zuidelijke kant van het koor na de vrijlegging van de paradijspoort en de restauratie van de steunberen in 1934 (PCCE, archieff oto).

1484-08_St Truiden_03.indd 69

[3.9] Prominente Truienaars en Vrienden van het Begijnhof poseren voor de gerestaureerde begijnhofk erk, 7 juli 1935 (PCCE, archieff oto).

[3.10] Tentoonstelling “Kerkschatten in Limburg” in de begijnhofk erk, 1935 (PCCE, archieff oto).

[3.11] Tentoonstelling “Madonna’s in Limburg” in de begijnhofk erk, 1936 (PCCE, archieff oto).

1484-08_St Truiden_03.indd 70

draaien, zoals blijkt uit de verslagboeken. De klok Angelus vocar (opschrift ) kon nog worden gerestaureerd en teruggeplaatst.34 In 1955 schaft en de Vrienden van het Begijnhof het huis nummer 3 op het begijnhof aan.35

Tijdens de Tweede Wereldoorlog liep de kerk, zoals alle gebouwen in de stad Sint-Truiden, enige schade op door de herhaaldelijke bombardementen op het vliegveld van Brustem. De ramen, het dak en de gewelven van de kerk werden ernstig beschadigd.36 Op enkele foto’s is door de vensteropeningen het koor met houten beschotten te zien.

Om de kerk in stand te houden en entreegeld te kunnen vragen, werd vanaf 1942 het astronomische uurwerk van de Truienaar Kamiel Festraets (1904-1974) in het schip van de kerk tentoon-gesteld.37 [3.15, 3.16] Deze attractie had niets meer te maken met de religieuze tentoonstelling en ze lokte dan ook een ander publiek naar het ‘kerkmuseum’. Vanaf toen kregen het gebouw en de muurschilderingen veel minder aandacht. Het Festraets-uurwerk zou een kwarteeuw in de kerk blijven staan, tot in maart 1966. [3.17] Toen werd het verplaatst naar een speciale tentoonstellingsruimte op het begijnhof, de huidige Festraets-studio. De kerk stond weer leeg en een nieuwe dynamiek was dringend gewenst.

De provincie Limburg en de tweede restauratie van de begijnhofkerk (1970-1981)

Bij akte van 2 april 1970 werd de begijnhofk erk samen met huis nummer 3 door de Vrienden van het Begijnhof aan de provincie Limburg overgedragen. Zo kreeg de provincie het gebouw kosteloos in volle eigendom – het was een verwerving ter openbare

nut. Op 15 maart 1972 slaagde de provincie erin om zeven andere

huizen op het begijnhof te kopen van de erfgenamen van Jean d’Irumberry de Salaberry en Mathilde de Pitteurs-Hiégaerts, namelijk het Torenhuis (nr. 8), twee kleine begijnenhuisjes

[3.12] Romantisch beeld van de gerestaureerde begijnhofk erk, 1935

(PCCE, ansichtkaart). [3.13] Romantisch beeld op het heraangelegde begijnhofplein, 1935 (PCCE, ansichtkaart).

[3.14] Bokrijk “avant la lettre” op het begijnhof van Sint-Truiden, 1935 (PCCE, ansichtkaart).

1484-08_St Truiden_03.indd 71

[3.15] Kamiel Festraets legt het astronomische uurwerk uit aan Louis-Joseph Kerkhofs, bisschop van Luik, 3 augustus 1943 (PCCE, archieff oto).

[3.17] Omwille van het succes van het astro-nomische uurwerk werd het begijnhofplein gebruikt als parking voor bussen, begin jaren 1960 (PCCE, archieff oto)

[3.16] Inhuldiging van het astronomische uurwerk van Kamiel Festraets in 1942 in de

begijnhofk erk (PCCE, archieff oto).

1484-08_St Truiden_03.indd 72

(nr. 2 en 4) en de vier grote conventshuizen aan de zuidelijke kant van het plein (nr. 38-41, nu 68-71). Het ambitieuze erfgoed-project dat de provincie Limburg vanaf toen op het begijnhof opzette, werd bezield door Clemens Guido De Dijn, conser-vator-diensthoofd van de Provinciale Dienst voor het kunst-patrimonium. Het begijnhof zou een nieuwe bestemming krijgen, gedefi nieerd als een menselijke ontmoetingsplaats met

kunstpatrimoniale en museologische objektieven.38 Na een grondige restauratie moest de kerk weer een museum voor religieuze kunst worden. Om de Truienaren van het potentieel van de collecties te overtuigen, werd in 1973 op het stadhuis een tentoonstelling georganiseerd met de topstukken uit het erfgoed van het begijnhof.39 Een belangrijk element in het totaalproject was de bescherming van het begijnhof als stedelijk landschap en van een dertigtal huizen (gevels en bedaking) als monument, bij Koninklijk Besluit van 12 april 1974.40 [3.23B, 3.23C]

Al in juni 1971 werd de Truiense architect Piet (Pierre) Van Mechelen (1911-1986) door de provincie aangewezen om de restauratie te leiden. Zijn eerste opdracht bestond uit het opmeten van de kerk en het opstellen van een ‘reanimatieplan’. Tot de eerste fase behoorden urgentiewerken, zoals het afdichten van de vensters. [3.18] De restauratie van de muurschilderingen werd al in 1972 aangevat door het Koninklijk Instituut voor Kunst-patrimonium onder leiding van Michel Savko. Ze gaf ook aan-leiding tot nieuwe publicaties.41 De muurschilderingen werden terecht beschouwd als dé publiekstrekker van de begijnhofk erk en ze werden dan ook met veel aandacht gekoesterd.

In december 1974 werd aannemer ‘Algemene Onderneming Maurice Verbeke & C°’ uit Schaarbeek aangesteld, zodat de werkzaamheden op 1 april 1975 van start konden gaan met het werk aan de binnen- en buitenmuren. Al snel bleek dat de

[3.18] Binnenzicht op het schip bij het begin van de restauratie van de kerk, 1970 (PCCE, archieff oto).

[3.19] Tentoonstelling “Laat-gotische beeldsnijkunst uit Limburg en Grensland” in de begijnhofk erk, 1990 (PCCE, archieff oto).

1484-08_St Truiden_03.indd 73

het museum. Tot de eerste taken behoorde de inrichting van de museumkerk en de restauratie van de enkele meubelstukken die in de kerk werden bewaard. Het grootste deel van het nog bewaarde meubilair was verwijderd, namelijk het tochtportaal, twee zijaltaren, de biechtstoelen, de sacristiekast, de communie-bank, de in het graf liggende Christus enzovoort. De altaren en hun schilderijen en twee grafzerken werden in 1982-1983 zorg-vuldig gerestaureerd. In december 1980 was trouwens een weten-schappelijk-technologisch conservatie- en restauratieatelier bij het Provinciaal Museum opgericht. Een modern tochtportaal, 250 stoelen en een balie werden in die jaren besteld en vormden de uitrusting van het museum.

De titels van enkele tentoonstellingen worden hier vermeld als bewijs van de hoogstaande wetenschappelijke kwaliteit en de grote diversiteit van het programma: ‘Ikonen in de Begijnhof-kerk te Sint-Truiden: een ontmoeting tussen Oosterse en Westerse Christenheid’ (1981); ‘Sint-Truiden: de ontwikkeling van het restauratiewerken vertraging zouden oplopen en dat het budget

zou worden overschreden wegens onvoldoende bouwhistorische voorbereiding, technische problemen en gebrek aan coördinatie. Een eerste reeks bijwerken aan de buitenmuren en vensterom-lijstingen werd in 1975 goedgekeurd. Een jaar later werd een belangrijke som vrijgemaakt voor een tweede reeks bijwerken met betrekking tot de verankering van de dakkap, de vernieuwing van de trekbalken en muurplaten en de herstelling van het ton-gewelf. En de zwaarste werken moesten nog volgen, namelijk het graven van een kelder onder de vierde travee van het schip en de technische installaties van de museumkerk. De kelder veroorzaakte de derde reeks bijwerken. In 1978 bestelde de aannemer een stabiliteitsstudie bij Bureau Dejong uit Brussel, waarbij werd vastgesteld dat de funderingen van de pijlers veel zwakker waren dan gedacht. Het ontwerp moest dus aangepast worden. Voor de technische uitrustingswerken deed de Dienst der Gebouwen van de provincie Limburg in 1975 een beroep op het Ingenieursbureau Libost van Hasselt onder leiding van ingenieur R. Caestecker. Het plaatsen van de vloerverwarming, de verlichtingsinstallatie en de ontvochtigingsinstallatie duurde van 1977 tot 1980.

Oorspronkelijk was de duur van de restauratie geraamd op 350 werkdagen met ingang van 1 april 1975. Maar na drie verlengingen vond de defi nitieve oplevering van de werkzaamheden pas plaats op 1 april 1981. De vervanging van de daken werd apart beschouwd en pas in 1993 uitgevoerd. De bedragen van de restauratie worden hier niet besproken; 60 % werd bekostigd door het ministerie van de Vlaamse Cultuur, 40 % door de provincie Limburg.

Het Provinciaal Museum voor Religieuze Kunst (1979-1997)

Het belangrijkste gevolg van die slepende restauratiewerken was dat de opening van het in 1979 gestichte Provinciaal Museum voor Religieuze Kunst werd uitgesteld. Leon Smets, eerst werkzaam op de Dienst voor het Kunstpatrimonium, die gehuisvest was in de conventshuizen op het begijnhof, kreeg de leiding van

[3.20] Tentoonstelling “Sint-Truidens zilver” in de begijnhofk erk, 1993 (PCCE, archieff oto).

[3.21] Sinds de restauratie van 1996 dient het orgeltje van de begijnhofk erk regelmatig voor concerten

(VIOE, Kris Vandevorst, 2007).

1484-08_St Truiden_03.indd 74

[3.22] De begijnhofk erk voor de renovatie van het plein (THOC 2004).

stadsbeeld’ (1983); ‘In het paradijs: devotieprenten van de 15de tot de 20ste eeuw’ (1988); ‘Kunstwerkplaats Esser 1838-1938’ (1988); ‘In beeld geprezen: miniaturen uit Maaslandse devotie-boeken, 1250-1350’ (1989); ‘Laat-gotische beeldsnijkunst uit Limburg en Grensland en internationaal symposium’ (1990) [3.19]; ‘Stof uit de kist: de middeleeuwse textielschat uit de abdij van Sint-Truiden’ (1991); ‘Faithfully Yours, hedendaagse kunst’ (1992); ‘Sint-Truidens zilver’ (1993). [3.20]

Daarnaast werden er in de kerk diverse tentoonstellingen georganiseerd met een hoofdzakelijk educatief karakter, onder