• No results found

B) Maatregelen van financiële intermediairs op verdere niveaus van financiële intermediairs

3. STIMULEREND EFFECT

3.1. Zal de begunstigde vóór de start van eventuele werkzaamheden in het kader van het project of de activiteit bij de lidstaat een steunaanvraag indienen die minstens het volgende bevat: de naam van de aanvrager en de grootte van de onderneming, een beschrijving van het project of de activiteit, met vermelding van de locatie en de start- en einddatum, het steunbedrag dat nodig is om het project of de activiteit uit te voeren en de in aanmerking komende kosten?

ja

neen

Zo neen, dan wijzen wij erop dat de steun overeenkomstig punt 70 van de richtsnoeren niet kan worden aangemerkt als verenigbaar met de interne markt, tenzij hij onder een van de categorieën valt die in vraag 3.6 van dit „formulier algemene informatie” zijn vermeld.

3.2. Zal de steun aan grote ondernemingen worden verleend?

ja

neen

Zo ja, zullen de begunstigden in de aanvraag beschrijven wat er zou gebeuren als er geen steun zou worden verleend (d.i. het contrafeitelijke scenario) en zullen zij bewijsstukken voorleggen om het in de aanvraag beschreven contrafeitelijke scenario te staven?

ja

neen

3.3. Gaat het om aan grote ondernemingen verleende investeringssteun voor de naleving van normen overeenkomstig punt 148, onder c), van de richtsnoeren?

ja

neen

Zo ja, zal de betrokken onderneming moeten aantonen dat zij zonder de steun het risico loopt te moeten sluiten?

ja

neen

3.4. Als het gaat om steun die aan grote ondernemingen wordt verleend, zal de steunverlenende autoriteit het contrafeitelijke scenario op zijn geloof­

waardigheid toetsen en bevestigen dat de steun het vereiste stimulerende effect heeft?

ja

neen

▼M9

02004R0794 — NL — 22.12.2016 — 010.001 — 166

Zo ja, dan wijzen wij erop dat een contrafeitelijk scenario overeenkom­

stig punt 73 van de richtsnoeren geloofwaardig is als het reëel is en verband houdt met de factoren die meespeelden in de besluitvorming op het tijdstip waarop de begunstigde het besluit nam ten aanzien van het betrokken project of de betrokken activiteit.

3.5. Gaat het om steun in de vorm van belastingvoordelen die aan kmo’s wordt verleend en waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a) de steunregeling verleent recht op steun op basis van objectieve criteria en zonder dat de lidstaat nog een beoordelingsbevoegdheid uitoefent; en

b) de steunregeling is vastgesteld en in werking getreden voordat de werkzaamheden in het kader van het gesteunde project of de ge­

steunde activiteit zijn begonnen ( 1 )?

ja

neen

Zo ja, dan zijn de punten 70 tot en met 73 van de richtsnoeren niet van toepassing.

3.6. Valt de steun onder een van de volgende steuncategorieën van de richt­

snoeren:

a) steunregelingen voor ruilverkaveling van land- en bosbouwgrond overeenkomstig deel II, de afdelingen 1.3.4 en 2.9.2, van de richt­

snoeren, en steunregelingen voor de bosbouwsector met milieu-, beschermings- en recreatiedoelstellingen overeenkomstig deel II, af­

deling 2.8, van de richtsnoeren voor zover:

i) de steunregeling overeenkomstig objectieve criteria recht geeft op steun zonder dat de lidstaat nog een beoordelingsbevoegdheid uitoefent;

ii) de steunregeling goedgekeurd is en in werking is getreden voor­

dat de begunstigde de kosten die overeenkomstig deel II, de afdelingen 1.3.4, 2.9.2 en 2.8, van de richtsnoeren in aanmerking komen, heeft gemaakt; en

iii) de steunregeling uitsluitend betrekking heeft op kmo’s?

ja

neen

Zo ja, dan zijn de punten 70 tot en met 74 van de richtsnoeren niet van toepassing.

b) steun voor het opvangen van nadelen in verband met Natura 2000- gebieden en met Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad (de kaderrichtlijn water) ( 2 ) die aan kmo’s wordt ver­

leend overeenkomstig deel II, afdeling 1.1.6, van de richtsnoeren?

ja

neen

Zo ja, dan zijn de punten 70 tot en met 74 van de richtsnoeren niet van toepassing.

c) steun voor gebieden met natuurlijke of andere specifieke beperkin­

gen overeenkomstig deel II, afdeling 1.1.7, van de richtsnoeren?

ja

neen

Zo ja, dan zijn de punten 70 tot en met 74 van de richtsnoeren niet van toepassing.

▼M9

02004R0794 — NL — 22.12.2016 — 010.001 — 167

( 1 ) Deze tweede vereiste geldt niet in het geval van fiscale vervolgregelingen voor zover de activiteit al onder voorafgaande regelingen in de vorm van belastingvoordelen viel.

( 2 ) Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1) (hierna de „kaderrichtlijn water” genoemd).

d) steun voor het herstel van schade als gevolg van natuurrampen of buitengewone gebeurtenissen overeenkomstig deel II, afdeling 1.2.1.1, van de richtsnoeren?

ja

neen

Zo ja, dan zijn de punten 70 tot en met 74 van de richtsnoeren niet van toepassing.

e) steun ter vergoeding van schade als gevolg van ongunstige weers­

omstandigheden die met een natuurramp kunnen worden gelijk­

gesteld, overeenkomstig deel II, afdeling 1.2.1.2, van de richtsnoe­

ren?

ja

neen

Zo ja, dan zijn de punten 70 tot en met 74 van de richtsnoeren niet van toepassing.

f) steun voor de kosten van preventie, bestrijding en uitroeiing van dierziekten en plantenplagen en voor verliezen als gevolg van die dierziekten of plantenplagen overeenkomstig deel II, afdeling 1.2.1.3, van de richtsnoeren?

ja

neen

Zo ja, dan zijn de punten 70 tot en met 74 van de richtsnoeren niet van toepassing.

g) steun om de kosten van het afvoeren en vernietigen van gestorven dieren te dekken overeenkomstig deel II, afdeling 1.2.1.4, van de richtsnoeren?

ja

neen

Zo ja, dan zijn de punten 70 tot en met 74 van de richtsnoeren niet van toepassing.

h) steun ter vergoeding van door beschermde dieren aangerichte schade overeenkomstig deel II, afdeling 1.2.1.5, van de richtsnoeren?

ja

neen

Zo ja, dan zijn de punten 70 tot en met 74 van de richtsnoeren niet van toepassing.

i) steun voor het herstel van schade in bossen die is aangericht door onder de wetgeving vallende dieren overeenkomstig deel II, afdeling 2.8.5, van de richtsnoeren?

ja

neen

Zo ja, dan zijn de punten 70 tot en met 74 van de richtsnoeren niet van toepassing.

j) investeringssteun voor de naleving van normen overeenkomstig punt 148, onder a) en b), van de richtsnoeren?

ja

neen

Zo ja, dan zijn de punten 70 tot en met 74 van de richtsnoeren niet van toepassing.

k) aan kmo’s verleende investeringssteun voor de naleving van normen overeenkomstig punt 148, onder c), van de richtsnoeren?

ja

neen

Zo ja, dan zijn de punten 70 tot en met 74 van de richtsnoeren niet van toepassing.

▼M9

02004R0794 — NL — 22.12.2016 — 010.001 — 168

l) steun voor investeringen voor de instandhouding van cultureel en natuurlijk erfgoed op landbouwbedrijven overeenkomstig deel II, afdeling 1.1.1.2, van de richtsnoeren, met uitzondering van indivi­

duele steun die meer bedraagt dan 500 000 EUR per onderneming per investeringsproject?

ja

neen

Zo ja, dan zijn de punten 70 tot en met 74 van de richtsnoeren niet van toepassing.

m) steun voor afzetbevorderingsmaatregelen overeenkomstig punt 464, onder b), c) en d), van de richtsnoeren?

ja

neen

Zo ja, dan zijn de punten 70 tot en met 74 van de richtsnoeren niet van toepassing.

n) steun voor onderzoek en ontwikkeling in de landbouw- en de bos­

bouwsector overeenkomstig deel II, de afdelingen 1.3.6 en 2.9.1, van de richtsnoeren?

ja

neen

Zo ja, dan zijn de punten 70 tot en met 74 van de richtsnoeren niet van toepassing.

o) steun voor het onderhoud, het herstel en de opwaardering van het culturele en natuurlijke erfgoed van dorpen, rurale landschappen en locaties met hoge natuurwaarde overeenkomstig punt 644, onder e), van de richtsnoeren, met uitzondering van investeringssteun die met het culturele en natuurlijke erfgoed van dorpen, rurale landschappen en locaties met hoge natuurwaarde verband houdt en hoger is dan de aanmeldingsdrempels die zijn vastgesteld in punt 37, onder c), van de richtsnoeren?

ja

neen

Zo ja, dan zijn de punten 70 tot en met 74 van de richtsnoeren niet van toepassing.

p) steun voor het opstellen en bijwerken van plannen voor de ontwik­

keling van gemeenten en dorpen in plattelandsgebieden en hun ba­

sisdiensten, alsmede van beschermings- en beheersplannen voor Na­

tura 2000-gebieden en andere gebieden met hoge natuurwaarde over­

eenkomstig punt 644, onder a), van de richtsnoeren?

ja

neen

Zo ja, dan zijn de punten 70 tot en met 74 van de richtsnoeren niet van toepassing.

q) steun voor het herstel van schade aan bossen als gevolg van bran­

den, natuurrampen, ongunstige weersomstandigheden, plantenplagen, dierziekten, rampzalige gebeurtenissen en aan de klimaatverandering gerelateerde gebeurtenissen overeenkomstig deel II, afdeling 2.1.3, van de richtsnoeren?

ja

neen

Zo ja, dan zijn de punten 70 tot en met 74 van de richtsnoeren niet van toepassing.

r) steun voor de kosten van de behandeling en de preventie van de verspreiding van plagen en boomziekten en steun voor het herstel van schade als gevolg van plagen en boomziekten overeenkomstig deel II, afdeling 2.8.1, van de richtsnoeren?

ja

neen

Zo ja, dan zijn de punten 70 tot en met 74 van de richtsnoeren niet van toepassing.

Individueel aan te melden investeringssteun

3.7. Heeft de lidstaat, als het om individueel aangemelde investeringssteun gaat, bij de aanmelding duidelijke bewijsstukken verstrekt waaruit blijkt dat de steun de investeringskeuze werkelijk beïnvloedt?

▼M9

02004R0794 — NL — 22.12.2016 — 010.001 — 169

ja

neen

Zo ja, geef aan hoe de steun een dergelijke impact heeft:

Zo ja, dan moet de lidstaat overeenkomstig punt 76 van de richtsnoeren, om een omvattende beoordeling mogelijk te maken, niet alleen informa­

tie over het gesteunde project verstrekken, maar ook een uitgebreide beschrijving geven van het contrafeitelijke scenario waarin de begun­

stigde van geen enkele overheidsinstantie steun toegekend krijgt.

Zo neen, dan wijzen wij erop dat de steun overeenkomstig punt 76 van de richtsnoeren niet kan worden aangemerkt als verenigbaar met de interne markt.

Wanneer er geen specifiek contrafeitelijk scenario bekend is, kan worden aangenomen dat er een stimulerend effect is wanneer er een financie­

ringskloof is, d.w.z. wanneer de investeringskosten hoger uitvallen dan de netto contante waarde van de verwachte exploitatiebaten van de investering op basis van een vooraf opgesteld ondernemingsplan.

4. EVENREDIGHEID EN CUMULERING VAN DE STEUN