• No results found

Sterke sociale binding

In document IJburg een thuis voor iedereen? (pagina 38-42)

Net als bij de economisch-functionele binding zal ik gebruik maken van ANCOVA om het effect van herkomst op de sociale binding te meten. Aangezien alleen de data van de groep tweede generatie allochtoon normaal is verdeeld118 wordt de assumptie normaal verdeelde data

geschonden. Er is ook een significant verschil in de variatie binnen de groepen119, de assumptie van homogeniteit van variatie wordt dus ook geschonden. Net als de economisch-functionele binding is de sociale binding een schaalvariabele en voldoet de data wel aan de assumptie dat deze is gemeten op interval niveau. De data voldoet ook aan de assumptie dat de respondenten onafhankelijk zijn van elkaar. Bijna alle variabelen voldoen aan de assumptie van homogeniteit in de regressie helling, alleen herkomst/ kinderen en herkomst/klasse groep zijn significant120. Net als bij de economisch- functionele binding schend de data een gedeelte van de assumpties wat van invloed kan zijn op de resultaten. De Cronbach’s Alpha van de sociale bindingsvariabele is wel boven de 0.7121, met het meetinstrument is dus geen probleem.

Tabel 3.6 Significante effecten van factoren op het gemiddelde van de sociale binding.

Factor Effect op het gemiddelde

Niet hebben van kinderen -0.751

Aantal jaren op IJburg 0.039

Uit de resultaten van de ANCOVA blijkt dat na het controleren voor de verschillende factoren (opleidingsniveau, hebben van kinderen, type woning, inkomen, klasse groep en aantal jaren op IJburg) herkomst geen significante122 invloed heeft op de sociale binding. Zoals verwacht heeft het wel of niet hebben van kinderen wel een significante invloed123, dit komt overeen met de resultaten van Lupi. Het niet hebben van kinderen heeft dan ook een significant negatief effect op het

gemiddelde (tabel 3.6). Het aantal jaren dat iemand op IJburg woont heeft een significant positief effect op het gemiddelde. Dit is te verwachten want als mensen langer op een plek wonen zullen ze meer mensen leren kennen. Het effect van kinderen is net als bij de economisch-functionele binding weer erg sterk en ook bij de sociale bindingsvariabele zijn veel vragen die alleen beantwoord zijn door respondenten met kinderen. Daarom zal ik een nieuwe sociale bindingsvariabele124 maken zonder deze vragen.

118 Tabel 3.16 bijlage D(54)=0.116, p>0.05 119 Tabel 3.17 bijlage F(2,398)=6.840, p<0.01 120 Tabel 3.18 bijlage 121 Tabel 3.31 bijlage 122 Tabel 3.19 bijlage F(2, 354)= 2.526, p>0.05 123 Tabel 3.19 bijlage F(1, 354)= 254.7, p<0.0 124 Vragen Q3.17, Q5.13.1, Q6.2.2S, Q7.5.1, Q7.8.1, Q8.7.2, Q8.7.3, Q8.7.1, Q8.7.4, Q8.7.5, Q8.7.6, Q8.7.7, Q8.8, Q8.9, Q8.10.1, Q8.10.3, Q8.10.2, Q11.9

35

Bij de sociale bindingsvariabele zonder de vragen voor ouders is alleen de data van autochtonen niet normaal verdeeld125, de assumptie van normale verdeling in de data wordt dus geschonden. De assumptie van homogeniteit van variatie wordt niet geschonden126. De afhankelijke variabele is van interval niveau en de respondenten beïnvloedden elkaar ook niet dus deze

assumpties worden ook niet geschonden. De assumptie homogeniteit van de regressie helling wordt wel geschonden127, het verband tussen herkomst en opleidingsniveau is namelijk significant. De Cronbach's Alpha128 voor de variabele ligt wel boven de 0.7.

Zelfs nadat de vragen die alleen beantwoord konden worden door huishoudens met kinderen uit de sociale bindingsvariabele zijn gehaald heeft herkomst129 nog steeds geen invloed. Het wel of niet hebben van kinderen130 is zelfs zonder de vragen nog steeds van invloed op de sociale

bindingsvariabele. Er is nu wel een significant verschil tussen het gemiddelde van autochtonen en tweede generatie allochtonen (tabel 3.7).

Tabel 3.7 Significante effecten van factoren op het gemiddelde van de sociale binding. (zonder

vragen voor huishoudens met kinderen)

Factor Effect op het gemiddelde

Niet hebben van kinderen -0.490

Wonen in een huurwoning uit de vrije sector t.o.v. wonen in een koopwoning

-0.181

Inkomen -0.047

Aantal jaren op IJburg -0.045

Tweede generatie allochtoon t.o.v. autochtoon -0.159

Na het weglaten van de vragen die alleen werden gesteld aan huishoudens met kinderen is het effect van wel of niet hebben van kinderen op het gemiddelde van de sociale binding afgenomen, wat wel te verwachten was. Het wel of niet hebben van kinderen beïnvloed de sociale binding nog steeds het meest, zelfs zonder de vragen voor mensen met kinderen. Dit was wel te verwachten aangezien in het onderzoek van Lupi (2008) al naar voren kwam dat huishoudens met kinderen meer sociale contacten hadden.

Wonen in een huurwoning in de vrije sector t.o.v. het wonen in een koopwoning heeft na het weglaten van de vragen voor huishoudens met kinderen ook een significant effect op het gemiddelde van de sociale binding. Mensen in een huurwoning uit de vrije sector hebben gemiddeld dus een slechtere sociale binding dan mensen in een koopwoning. Dit was ook terug te zien in het onderzoek van Lupi (2008) en kan komen doordat mensen in een huurwoning uit de vrije sector IJburg als een tijdelijke woonplaats zien voordat ze ergens anders een woning kopen. Omdat ze van plan zijn om er maar tijdelijk te wonen zullen zij ook geen sociale relaties hier opbouwen. Uit de enquête is gebleken dat allochtonen vaker in een huurwoning uit de vrije sector wonen, dit kan dus een deel van de gevonden verschillen verklaren.

125 Tabel 3.24 bijlage D(317)=0.074, p<0.01 126 Tabel 3.25 bijlage F(2, 489)=1.781, p>0.05 127 Tabel 3.26 bijlage 128 Tabel 3.31 bijlage 129 Tabel 3.27 bijlage F(2, 437)=2.792, p>0.05 130 Tabel 3.27 bijlage F(1, 437)=80.156, p<0.01

36

Ook inkomen heeft nu een significant effect op het gemiddelde van de sociale binding na het weglaten van de vragen voor huishoudens met kinderen. Het effect is positief wat betekent dat hoe hoger het inkomen hoe sterker de sociale binding met IJburg. Dit kan komen doordat mensen met een hoger inkomen meer geld hebben om activiteiten op IJburg te doen (sporten) en zo meer mensen leren kennen of om activiteiten met hun buren te ondernemen (borrelen, sporten of andere hobby’s). Uit de enquête is gebleken dat zowel eerste als tweede generatie allochtonen minder verdienen dan autochtonen, dit kan dus deels de gevonden verschillen verklaren.

Het aantal jaar dat iemand op IJburg woont heeft na het weghalen van de vragen voor huishoudens met kinderen nog steeds invloed op iemand zijn sociale binding met IJburg, dit komt overeen met de resultaten van het onderzoek van Lupi (2008). Het effect is nog steeds positief wat betekent dat hoe langer mensen op IJburg wonen hoe sterker hun sociale binding met IJburg wordt. Dit is niet vreemd want naarmate iemand langer op een plek woont zal diegene meer mensen leren kennen en deze ook beter leren kennen. Aangezien er significante verschillen waren in het aantal jaar dat de groepen gemiddeld op IJburg wonen kan dit de gevonden verschillen in de enquête resultaten deels verklaren.

Na het weglaten van de vragen voor huishoudens met kinderen is er wel een significant verschil tussen het gemiddelde van tweede generatie allochtonen en autochtonen. Het verschil tussen de gecontroleerde gemiddelden is wel nog steeds erg klein (tabel 3.8). Ook de gecontroleerde gemiddelden van eerste generatie allochtonen en autochtonen liggen nu verder uit elkaar maar het verschil is nog steeds niet significant. Dat tweede generatie allochtonen een zwakkere sociale binding hebben met IJburg kan net als de stellingen, Als ik op vakantie ga dan durf ik mijn huissleutel aan de buren toe te vertrouwen en Ik vertrouw mijn kinderen gerust toe aan mensen in de buurt worden verklaard door de conflicttheorie. Deze stelt dat naarmate de diversiteit toeneemt het vertrouwen in andere groepen afneemt en de solidariteit binnen de eigen groep toeneemt. Er wonen waarschijnlijk minder mensen die tweede generatie allochtonen identificeren als groepsgenoten op IJburg. Dit geldt ook enigszins voor eerste generatie allochtonen aangezien zij gemiddeld een zwakkere sociale binding hebben met IJburg dan autochtonen, maar dit effect is niet sterk genoeg om voor een significant verschil te zorgen. Als wordt gekeken naar de gecontroleerde gemiddelden moet zowel de hypothese: autochtonen hebben een sterkere sociale binding dan allochtonen met IJburg als de hypothese: tweede generatie allochtonen hebben een sterkere sociale binding dan eerste generatie allochtonen met IJburg verworpen worden. Autochtonen hebben namelijk gemiddeld alleen een sterkere sociale binding dan tweede generatie allochtonen. Als wordt gekeken naar de daadwerkelijk gevonden cijfers kan de hypothese autochtonen hebben een sterkere sociale binding dan

allochtonen met IJburg wel worden aangenomen. Ook hebben eerste generatie allochtonen een sterkere sociale binding met IJburg dat tweede generatie allochtonen. Als wordt gekeken naar de ongecontroleerde gemiddelde kan de hypothese: autochtonen hebben een sterkere sociale binding dan allochtonen met IJburg wel worden aangenomen. Autochtonen hebben zonder te controleren voor andere factoren namelijk wel een sterkere sociale binding met IJburg dan beide groepen allochtonen. Dit betekent dat allochtonen in de praktijk een zwakkere sociale binding hebben met IJburg maar dat naast herkomst dit ook andere oorzaken heeft. Eerste generatie allochtonen hebben wel nog steeds een sterkere sociale binding met IJburg dan tweede generatie allochtonen.

37

Tabel 3.8 Gemiddelde sociale binding

Sociale binding met vragen voor huishoudens met kinderen

Sociale binding zonder vragen voor huishoudens met kinderen Ongecontroleerde gemiddelde Gecontroleerde gemiddelde Ongecontroleerde gemiddelde Gecontroleerde gemiddelde Autochtoon 3.227 3.183 2.936 2.881 Eerste generatie allochtoon 3.018 3.093 2.660 2.748 Tweede generatie allochtoon 2.937 3.057 2.645 2.722

38

In document IJburg een thuis voor iedereen? (pagina 38-42)