• No results found

Conclusie en discussie

In document IJburg een thuis voor iedereen? (pagina 54-60)

De hoofdvraag van mijn onderzoek was of er een verschil tussen de bindingen die

autochtonen, eerste generatie allochtonen en tweede generatie allochtonen hebben met IJburg. Dit blijkt inderdaad het geval te zijn, maar deze verschillen ontstaan vaak niet door een verschil in herkomst. Als rekening wordt gehouden met andere factoren die van invloed kunnen zijn op de verschillende bindingen heeft herkomst alleen een significante invloed op de economisch-functionele binding en de culturele binding. Waarbij tweede generatie allochtonen een significant lager

gemiddelde hadden dan zowel autochtonen als eerste generatie allochtonen en er geen significant verschil was tussen de gemiddelden van autochtonen en eerste generatie allochtonen. Herkomst had geen invloed op de sociale binding maar tweede generatie allochtonen hadden wel een significant zwakkere sociale binding met IJburg dan autochtonen. Het verschil tussen autochtonen en eerste generatie allochtonen was niet significant net als tussen tweede generatie allochtonen en eerste generatie allochtonen. Dit terwijl als gekeken wordt naar de resultaten van het onderzoek van de Graaf et al. (2011) tweede generatie allochtonen sociaal-cultureel meer op autochtonen lijken dan eerste generatie allochtonen. Je zou dus verwachten dat tweede generatie allochtonen een sterkere bindingen zouden hebben met IJburg dan eerste generatie allochtonen. Dat eerste generatie

allochtonen toch gemiddeld een sterkere binding hebben met IJburg dan tweede generatie

allochtonen kan komen doordat in het onderzoek van de Graaf et al. (2011) niet gecontroleerd werd voor andere factoren als herkomst en ik dit wel doe in mijn onderzoek. Ook kan het zijn dat deze sociaal-culturele verschillen simpelweg geen invloed hebben op de bindingen. Als wordt gekeken naar de resultaten van het onderzoek van, Van Bochove et al. (2009) is het niet vreemd dat na het controleren voor andere factoren de verschillen tussen verschillende etnische groepen minimaal zijn, dit kwam namelijk naar voren in hun onderzoek.

Dat tweede generatie allochtonen zowel een zwakkere economisch-functionele, sociale als culturele binding hebben is duidelijk terug te zien in de resultaten van de enquête. Tweede generatie allochtonen vonden IJburg vaker saai en maken ook minder gebruik van uitgaansgelegenheden op IJburg dan autochtonen en eerste generatie allochtonen. Ook identificeerden ze zich minder vaak met IJburg en voelden ze zich er ook minder vaak thuis. Maar tweede generatie allochtonen waren niet vaker van plan om binnen twee jaar van IJburg te vertrekken, ze zijn dus niet helemaal

ontevreden met het leven op IJburg. Dat tweede generatie allochtonen zowel een significant zwakkere economisch-functionele binding, sociale als culturele binding hebben dan de andere

groepen kan komen doordat deze bindingen een significante invloed178 op elkaar hebben. Als iemand weinig in zijn woonplaats doet zal deze zich hier ook niet snel mee identificeren. Uit de enquête is gebleken dat tweede generatie allochtonen vaker uit Amsterdam komen, dit kan verklaren waarom zij zichzelf vaker op de eerste plaats een inwoner van Amsterdam voelen dan de andere groepen. Ook kan dit een verklaring zijn waarom zij vaker uit gaan buiten IJburg, zij zijn hier bekend en hebben hier sociale contacten. Doordat zij vaker buiten IJburg uit gaan krijgen hebben zij een zwakker economisch-functionele binding met IJburg. Als zij vooral hun sociale contacten in Amsterdam hebben is het ook logisch dat zij een zwakkere sociale binding hebben met IJburg dan de andere groepen. En omdat zij minder op IJburg doen en minder sociale contacten hebben zullen zij zich ook minder snel met IJburg identificeren en zich er minder snel thuis voelen, wat zorgt voor een

178

51

zwakkere culturele binding. Een andere verklaring is moeilijk te vinden aangezien er in de berekening van de gemiddelden al rekening is gehouden met de overige factoren (opleidingsniveau, hebben van kinderen, type woning, inkomen, klasse groep en aantal jaren op IJburg). Om hier een volledig antwoord op te geven zal verder onderzoek moeten worden verricht waarbij meer gekeken wordt naar de binding die de inwoners van IJburgers hebben met Amsterdam. Dit om te onderzoeken of dit een verklaring biedt voor de gevonden verschillen.

Net als in het onderzoek van Lupi bleek het wel of niet hebben van kinderen van grote invloed te zijn op alle bindingen, het was ook de enige factor die op alle bindingen van invloed was. Dat het wel of niet hebben van kinderen invloed heeft op de sociale binding valt makkelijk te

verklaren, ouders leren elkaar kennen via hun kinderen en komen zo met elkaar in contact. Het effect van het wel of niet hebben van kinderen op de economisch-functionele binding kan worden verklaard doordat huishoudens met kinderen meer gebonden zijn aan IJburg dan huishoudens zonder

kinderen. Huishoudens met kinderen moeten namelijk of hun kinderen meenemen of oppas regelen als zij ergens heen willen, voor hen is het dus meer moeite om buiten IJburg uit te gaan. Dat

huishoudens met kinderen een sterkere politieke binding hebben dan huishoudens zonder kinderen kan komen doordat het voor hen belangrijk is dat het in de buurt veilig is voor hun kinderen om buiten te spelen en dat er iets op IJburg te doen is voor hun kinderen (sporten, speeltuin ect.). Hierdoor raken huishoudens met kinderen meer betrokken bij de buurt dan huishoudens zonder kinderen, voor hen is het eerder belangrijk dat de overlast van kinderen beperkt wordt. Het hebben van kinderen heeft ook een positief effect op de culturele binding. Dit kan komen doordat IJburg gezien wordt als een wijk voor gezinnen waardoor zij zich hier meer mee kunnen identificeren terwijl huishoudens zonder kinderen juist het gevoel krijgen dat zij hier niet thuis horen. Dat het wel of niet hebben van kinderen van grote invloed is op de verschillende bindingen kan echter niet de gevonden verschillen in de enquête resultaten verklaren, er was namelijk geen significant verschil gevonden op dit punt tussen de verschillende groepen.

Opleiding had alleen effect op de economisch-functionele binding. Dit kan komen doordat het grootste gedeelte van de respondenten hoog is opgeleid. Maar ook dat opleidingsniveau van invloed is op andere factoren die ook een rol spelen, zoals inkomen, klasse groep en type woning.

Opleidingsniveau kan wel een deel van de verschillen in de enquête resultaten verklaren aangezien er significante verschillen zijn in opleidingsniveau tussen de groepen.

Het type woning waarin iemand woont heeft zowel invloed op de economisch-functionele binding, de sociale binding als de politieke binding. Net als wat uit het onderzoek van Lupi bleek heeft het wonen in een sociale huurwoning of het wonen in een huurwoning uit de vrije sector een

negatief effect op de politieke binding, dit effect was ook sterker dan het wel of niet hebben van kinderen. Een verklaring hiervoor is dat huurders geen grote investering doen in hun woning en er ook geen verlies op kunnen maken als zij verhuizen. Kopers hebben er dus meer belang bij dat de waarde van hun huis hoog blijft en één van de manieren om daar voor te zorgen is door de buurt op te knappen. Ook kan het zijn dat IJburg voor huurders maar een tussenstop is voor zij ergens anders iets vinden. Als dit zo is heeft het voor deze mensen ook weinig zin om tijd in de buurt te investeren. Respondenten die in een sociale huurwoning wonen hadden gemiddeld ook een zwakkere

economisch-functionele binding dan mensen die in een koopwoning wonen. Mensen die in een huurwoning wonen uit de vrije sector hebben gemiddeld een zwakkere sociale binding dan mensen die in een koopwoning wonen. Dit kan komen doordat voor hen IJburg maar een tijdelijke

52

woonplaats is en zij niet de moeite nemen om diepgaande sociale relaties aan te gaan aangezien zij toch niet van plan zijn lang te blijven. Aangezien er significante verschillen zijn in het type woning waarin de groepen wonen kan dit deels de verschillen in de enquête resultaten verklaren.

Inkomen had zowel een significant positief effect op de politieke, de sociale als de culturele binding. Dat inkomen een effect heeft op de politieke binding was wel te verwachten aangezien mensen met een hoog inkomen vaker in een koopwoning zullen wonen en zowel uit dit onderzoek als uit dat van Lupi is gebleken dat deze vaker een sterke politieke binding hebben dan mensen uit een koopwoning. Het effect van inkomen op de sociale binding kan verklaard worden doordat mensen met een hoger inkomen simpelweg meer geld hebben om activiteiten met hun buren te doen en zo een sterkere band krijgen met hun buren. Het effect van inkomen op de culturele binding is echter moeilijk te verklaren. Er zijn significante verschillen in het gemiddelde inkomen van de verschillende groepen, dit kan dus een deel van de verschillen in de enquête resultaten verklaren.

Het aantal jaren dat iemand op IJburg woont heeft op bijna alle bindingen wel een

significante positieve invloed, alleen niet op de economisch-functionele binding. Dat het geen invloed heeft op deze binding is ook niet heel vreemd aangezien deze binding vooral draait om het gebruik maken van voorzieningen op IJburg. Mensen die hier langer wonen zullen hier niet veel vaker gebruik van maken dan mensen die hier nog niet zo lang wonen. Verder blijkt net als uit het onderzoek van Lupi dat mensen die langer op IJburg wonen sterkere bindingen hebben met IJburg. Dit is ook niet vreemd aangezien je naarmate je langer op een plek woont hier meer contacten krijgt en dus ook meer betrokken wordt bij de buurt. De resultaten spreken wel het onderzoek van Kroese en Tonkens (2009) tegen aangezien hieruit bleek dat mensen die langer in Den Haag woonden zich hier minder mee identificeerden. Aangezien het aantal jaren dat iemand op IJburg woont van invloed is op verschillende bindingen kan dit een deel van de gevonden verschillen in de enquête resultaten verklaren.

Dat allochtonen over het algemeen zwakker bindingen hebben met IJburg dan autochtonen kan voor een groot gedeelte verklaard worden doordat allochtonen gemiddeld lager zijn opgeleid, gemiddeld een lager inkomen hebben, vaker in een huurhuis wonen en gemiddeld korter op IJburg wonen. Als met deze factoren rekening wordt gehouden hebben alleen tweede generatie

allochtonen nog een zwakkere economisch-functionele en culturele binding dan autochtonen en eerste generatie allochtonen. Ook hebben tweede generatie allochtonen na het controleren voor de verschillende factoren een zwakkere sociale binding dan autochtonen, het verschil met eerste generatie allochtonen is echter niet significant. Na het controleren voor deze factoren zijn er geen significante verschillen in de sterkte van de binding meer tussen autochtonen en eerste generatie allochtonen.

Tijdens het onderzoeken van de sociale binding kwam naar voren dat allochtonen het minder vaak eens waren met de stellingen: Als ik op vakantie ga dan durf ik mijn huissleutel aan de buren toe te vertrouwen en Ik vertrouw mijn kinderen gerust toe aan mensen in de buurt dan autochtonen. Na het controleren van de verschillende factoren waren zowel eerste als tweede generatie allochtonen het nog steeds minder vaak eens met de stelling: Als ik op vakantie ga dan durf ik mijn huissleutel aan de buren toe te vertrouwen maar met de stelling: Ik vertrouw mijn kinderen gerust toe aan mensen in de buurt waren alleen tweede generatie allochtonen het minder vaak mee eens dan autochtonen. Dit wijst er op dat allochtonen (met name tweede generatie allochtonen en eerste

53

generatie allochtone in mindere maten. minder vertrouwen hebben in hun buren, dit komt overeen met de resultaten van het onderzoek van de Graaf et al.(2011). Dat allochtonen en dan met name tweede generatie allochtonen minder vertrouwen hebben in buren kan verklaard worden door de conflicttheorie. Deze stelt dat diversiteit binnen een wijk zowel de binnen-groepssolidariteit als het buiten-groepswantrouwen versterkt. Bij het onderzoeken van de politieke binding kwam naar voren dat allochtonen het vaker eens waren met de stelling: Bij eventuele hinder zal niemand in de buurt actie ondernemen dan autochtonen. Wat ook op minder vertrouwen in de buurt wijst, na het controleren voor de verschillende factoren waren de verschillen echter niet meer significant. De resultaten in mijn onderzoek zijn dus enigszins tegenstrijdig. Om er achter te komen of allochtonen inderdaad minder vertrouwen hebben in hun buurt en hoe dit eventueel zou komen moet heir een vervolgonderzoek naar worden gedaan. In de enquête zijn namelijk maar drie vragen die over dit onderwerp gaan waardoor het moeilijk te zeggen is of allochtonen echt minder vertrouwen hebben in hun buurt dan autochtonen of dat dit alleen geldt voor deze vragen, zeker gezien de tegenstrijdige resultaten.

Ondanks de interessante resultaten van mijn onderzoek zijn er wel enkele problemen met de validiteit van mijn onderzoek. Met de interne validiteit zijn twee problemen ten eerste is de enquête twee keer afgenomen waarvan de ene een jaar na de ander. Dit kan voor verschillen zorgen, de wijk is namelijk verder ontwikkeld en mensen wonen er langer. Dit is echter niet het grootste probleem, twee van de bindingsvariabelen (de economisch-functionele en de politieke binding) hebben namelijk een Cronbach’s Alpha lager dan 0,7 wat betekent dat het meetinstrument onbetrouwbaar is. Met de externe validiteit zijn minder problemen, de steekproef is namelijk representatief voor de

onderzoekspopulatie in de zin dat de groepen goed vertegenwoordigd zijn. Het opleidingsniveau ligt wel erg hoog maar dit is bekend van IJburg en hiervoor wordt ook gecontroleerd. Daarnaast wordt ook maar één persoon per huishouden geïnterviewd dus is de kans dat respondenten elkaar beïnvloedden klein. Ook bij het berekenen van het effect van herkomst op de verschillende bindingen middels de ANCOVA methode waren er problemen. Bij elke binding werden er namelijk wel assumpties geschonden, dit betekent dat de resultaten van de ANCOVA niet volledig

betrouwbaar zijn. Met deze tekortkoming van mijn onderzoek zal rekening moeten worden gehouden bij het interpreteren van de resultaten.

54

Literatuur

AD (2012) Stop met de term allochtonen. Beschikbaar via

<http://www.ad.nl/ad/nl/1012/Nederland/article/detail/3146280/2012/01/31/Stop-met-de-term- allochtoon.dhtml > [27-05-2015]

Bochove, M. & K. Rusinovic & G. Engbersen (2009) de stad en staat van de burger. Het stadsburgerschap van de allochtone middenklasse. Den Haag: Nicis instituut.

Bhikhie, A (2015) Kamerleden Kuzu en Öztürk willen af van termen 'integratie' en 'allochtoon' . Beschikbaar via <http://www.nu.nl/politiek/3988792/kamerleden-kuzu-en-ozturk-willen-af-van- termen-integratie-en-allochtoon.html > [27-05-2015]

CBS (2015.) Autochtoon. Beschikbaar via <http://www.cbs.nl/nl-

NL/menu/methoden/begrippen/default.htm?ConceptID=88 > [11-05-2015] CBS (2015). Herkomstindeling. Beschikbaar via <http://www.cbs.nl/nl- NL/menu/methoden/begrippen/default.htm?ConceptID=315 > [5-05-2015

CBS (2015). Jaarrapportage Integratie 2012. Den Haag: Centraal Bureau voor de Statistiek CBS (2015). Niet-westerse allochtoon. Beschikbaar via <http://www.cbs.nl/nl-

NL/menu/methoden/begrippen/default.htm?ConceptID=1013 > [26-04-2015] CBS (2015). Westerse allochtoon. Beschikbaar via < http://www.cbs.nl/nl- NL/menu/methoden/begrippen/default.htm?ConceptID=1057 > [26-04-2015]

Dronkers, J. & B. Lancee (2008) Etnische diversiteit, sociaal vertrouwen in de buurt en contact van allochtonen en autochtonen met de buren. In Migrantenstudies. Amsterdam: Amsterdams Instituut voor ArbeidsStudies.

Duyvendak, J.W. (2011) The Politics of Home. Belonging and Nostalgia in Western Europe and the United States. Londen: Palgrave MacMillan.

Field, A. (2005) Discovering Statistiscs Using SPSS. Second edition. London: SAGE publications Geschiere, P. (2011) ‘Autochthony, citizenship and exclusion: new patterns in the politics of

belonging in Africa and Europe’. In Ethnicity, citizenship and belonging: practices, theory and spatial dimensions. Madrid: Iberoamericana.

Graaf, de P. & M. Kalmijn & G. Kraaykamp & C. Monden (2011). Sociaal-culturele verschillen tussen Turken, Marokkanen en autochtonen: eerste resultaten van de Nederlandse LevensLoop Studie. Den Haag: Centraal Bureau voor de Statistiek

Kroese, G. & E. Tonkens (2009). Burgerschap en Binding in Amsterdam. Amsterdam: Universiteit van Amsterdam.

55

Nationaal Kompas Volksgezondheid (2014) Onderwijsdeelname: indeling opleidingsniveau. Beschikbaar via:< http://www.nationaalkompas.nl/bevolking/scholing-en-opleiding/indeling- opleidingsniveau/ > [11-06-2015]

Nieuweboer, J. (2009). Thuis voelen in Nederland: stedelijke verschillen bij allochtonen. Den Haag: Centraal Bureau voor de Statistiek

OIS (2015). Gebiedsanalyse 2015 IJburg/Zeeburgeiland Stadsdeel Oost beschikbaar via

<http://www.os.amsterdam.nl/assets/pdfs/2015_gebiedsanalyse%2016%20ijburg%20zeeburgereilan d.pdf > [26-04-2015]

OIS (2015). Gebiedsanalyse 2015 overkoepelende analyse. Beschikbaar via <

http://www.ois.amsterdam.nl/assets/pdfs/2015_gebiedsanalyses_overkoepelende%20analyse.pdf > [20-7-2015]

56

IJburg een thuis voor iedereen?

In document IJburg een thuis voor iedereen? (pagina 54-60)