• No results found

52 stemming van de respondent, de interviewer en de vragenlijst Met deze toevalligheden moet

rekening gehouden worden tijdens het interview. Deze toevalligheden zijn echter niet vooraf te bepalen en te beïnvloeden.

Het meten van de kenmerken dient zo nauwkeurig mogelijk te verlopen. Het is daarom belangrijk dat er duidelijk onderscheid bestaat tussen de verschillende waarden van de kenmerken (Thiel, van, 2007). De operationalisering in dit hoofdstuk heeft de verschillende waarden dan ook meetbaar gemaakt, door verschillende indicatoren te benoemen. Aan de hand van de documentstudie en de interviews worden de indicatoren achterhaald. De interviewhandleiding, waarin deze kenmerken en waarden zijn opgenomen, moet hierbij helpen.

Het instemmen van de respondenten over het maken van geluidsopnames van de interviews draagt bij aan het vaststellen van de beoordeling die de respondenten hebben gegeven van de kenmerken die belangrijk worden geacht voor de keuze van het beleidsinstrument. Zodoende kunnen deze beoordelingen letterlijk worden uitgewerkt.

Vanwege het feit er in dit onderzoek gebruik wordt gemaakt van beoordelingen van respondenten is het lastig om over consistente bevindingen te spreken (Thiel, van, 2007). Iedere respondent spreekt vanuit zijn perceptie en zijn manier van denken. Hierdoor kunnen metingen onder respondenten onder dezelfde omstandigheden leiden tot andere bevindingen. Om de consistentie van dit onderzoek te waarborgen wordt daarom bij iedere case gesproken met drie belangrijke actoren.

Validiteit

Naast betrouwbaarheid is ook validiteit van belang voor dit onderzoek. Het gaat hierbij om de vraag of de onderzoeker ook daadwerkelijk meet wat hij of zij graag wil meten (Thiel, van, 2007).

De operationalisering in dit onderzoek geeft aan wat er gemeten gaat worden om zo een antwoord te geven op de hoofdvraag en om aan de doelstelling te voldoen. Voor de waarden van de kenmerken geldt dat hier wordt uitgegaan van het inzicht en kennis van de respondent. De beoordeling van de respondent is subjectief van aard. Zoals aangegeven wordt bij elke beoordeling van de respondent van de gelegenheid gebruik gemaakt te achterhalen wat de reden is voor het invullen van deze beoordeling. Echter kan dan nog niet volledig uitgesloten worden dat er niets anders gemeten wordt dan de mate van belangrijkheid van het kenmerk voor de keuze van het beleidsinstrument.

Met betrekking tot de interviews wordt er getracht zoveel mogelijk de validiteit van het onderzoek te waarborgen. De semigestructureerde interviews worden, aan de hand van een interviewhandleiding, waarin de belangrijkste definities beschreven staan en de punten die aan orde komen, gebruikt om de validiteit te vergroten. Om de validiteit van het onderzoek nog wat te vergroten wordt er in dit onderzoek gebruik gemaakt van verschillende casussen. Deze casussen verschillen in situatie en in het beleidinstrument dat is toegepast.

53

5. CASESTUDIES

Dit hoofdstuk voorziet in de uitwerkingen van de casestudies. De uitwerkingen van de cases zijn voornamelijk gebaseerd op de kennis en informatie welke verkregen is uit de interviews met de respondenten. Belangrijke respondenten die zijn benaderd voor de interviews zijn werkzaam bij waterschappen, provincies, gemeenten, land- en tuinbouworganisaties. Daarnaast zijn ook grondeigenaren benaderd. De uitwerkingen van de interviews zijn terug te vinden in een achtergronddocument (interviewbundel) behorende bij dit onderzoek.

5.1 INLEIDING

In dit hoofdstuk zullen de resultaten uit de interviews en de documentstudie van de vier onderzochte casussen worden weergegeven. De casussen die behandeld zullen worden in dit hoofdstuk zijn: Case 1: Waterbergingsgebied Ham – Havelt, Case 2: Waterbergingsgebied Diesdonk, Case 3: Bestuursverklaring Dinkeldal 2000 en Case 4: Overeenkomst afwaardering Groot Salland.

De vier cases worden afzonderlijk uitgewerkt. Per case wordt een gebiedsbeschrijving gegeven waarin de achtergrond en de situering van het waterbergingsgebied aan de orde komt. Daaropvolgend wordt het beleidsinstrument dat is gehanteerd uitgebreid besproken. In het laatste onderdeel wordt inzichtelijk gemaakt welke overwegingen een rol hebben gespeeld bij de keuze van het betreffende instrument. Er zal in dit onderdeel aandacht geschonken worden aan de totstandkoming van het beleidsinstrument en de voor- en nadelen die respondenten ervaren. Op basis van deze twee laatstgenoemde stappen wordt bepaald of dat de inzet van het gekozen beleidsinstrument in deze situatie al dan niet als succesvol ervaren wordt. Tot slot zal besproken worden welke kenmerken de keuze van het betreffende beleidsinstrument verklaren.

Zoals vermeld in het voorgaande hoofdstuk worden de cases 1 en 2 geschaard onder het beleidsinstrument ‘schadevergoeding op basis van taxatie’, waar in dit hoofdstuk paragraaf 5.2 in voorziet. Voor case 3 geldt dat er sprake is van ‘eenmalige afkoop van schade’ (5.3) en voor case 4 geldt een ‘beheersovereenkomst’ (5.4)

5.2 SCHADEVERGOEDING OP BASIS VAN TAXATIE:

WATERBERGINGSGEBIED HAM – HAVELT & DIESDONK

5.2.1 CASE 1: WATERBERGINGSGEBIED HAM - HAVELT

Het gebied Ham – Havelt, nabij Veghel, is één van de aangewezen gebieden voor waterberging vanuit het Reconstructieplan Peel en Maas. Mede doordat er in dit plan uitgegaan wordt van klimatologische veranderingen in de toekomst wordt voor de rivier de Aa een toename van de piekafvoeren met 10 à 20 procent verwacht. Uit metingen blijkt ook dat de schade die ontstaat door de overlast aan water, toe neemt. Dit komt grotendeels doordat óók de omvang van de getroffen economische waarden groter zijn. Het beleid dat in het Reconstructieplan Peel en Maas is geformuleerd geeft dan ook aan dat het aantal knelpunten waar wateroverlast optreedt én de frequentie waarmee wateroverlast optreedt, niet mag toenemen (Provincie Noord-Brabant, 2005a).

54