• No results found

Stap 4: beleidsambities: meer gezondheid door technologie

Ingrid Geesink, Marjolijn Heerings en Stans van Egmond Op basis van de cases uit de hoofdstukken 2 tot en met 10 maken we hier

1.4 Stap 4: beleidsambities: meer gezondheid door technologie

Stap 4

De datagedreven gezondheidszorg is steeds meer toegesneden op het individu (gepersonaliseerd), voorspellend over ontstaan van ziekten, het verloop of de effectiviteit van behandeling (predicatief), en gericht op het voorkomen van ziekte of complicaties bij ziekte (preventief). De patiënt heeft een veel actievere rol, bij behandeling of onderzoek naar ziekte (participatief). Bovendien wordt deze zorg steeds mobieler (portable). Dit wordt P5-zorg genoemd. De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) heeft beleidsdoelen geformuleerd voor de zorg in Nederland de komende jaren: een van de ambities is gezondheidsbevordering

door technologie, aan de hand van e-health en consumentenapps voor

ziektepreventie. Wat vraagt dat van zorgverleners en patiënten?

De opkomst van het digitale meten gaat gepaard met een aantal beloften die bekendstaan onder de noemer P4 medicine: participatory (participatief),

personalised (gepersonaliseerd), predicative (voorspellend) en preventive

(preventief) (ESF 2012; 2013). De smartphone en de daarbij behorende draagbare technologie voegt hier een vijfde P aan toe; de P van portable, of mobiel (m-health). De term e-health verwijst daarbij naar het gebruik van alle informatie- en communicatietechnologie in zorgprocessen en zorgproducten: digitale toepassingen die patiënten en/of zorgverleners gebruiken, zoals online mogelijkheden om gezondheidsinformatie te zoeken, online begeleiding of behandelingen zoals bij fysiotherapie of online psychiatrische hulp, zorg op afstand (bijvoorbeeld met kleine en draagbare meetapparatuur voor bloed- waarden), telemonitoring, elektronische valbeveiliging, medicijndispensers, elektronische dossiers en elektronische communicatie voor zorgverleners onderling en tussen zorgverleners en patiënten (Nictiz/Nivel 2014, 2015; VWS 2015, EC 2013). M-health verwijst naar de mogelijkheid om data die consumen- ten en patiënten verzamelen met mobiele apparaten te koppelen aan andere databronnen in de zorg en het gezondheidsonderzoek.

De hoop is dat met P5-zorg gezondheidsdoelen beter kunnen worden behaald (WHO 2011; EC 2014). Er kan meer inzicht ontstaan in het verloop van (chroni- sche) ziekten en het effect van behandelingen. Ziekten als diabetes type 2, hart- en vaatziekten, dementie en bepaalde kankers kunnen op den duur misschien zelfs voorkomen worden. Daarnaast is er de belofte van ‘empower- ment’ van burgers en patiënten én van democratisering wanneer de kennis en het onderzoek ook toegankelijk worden voor de patiënt. Als burger en patiënt zelf meten aan hun lichaam, waar en wanneer ze willen, en zelf het initiatief nemen voor medisch onderzoek, hebben ze meer controle over hun gezond- heid. Gepersonaliseerde, door data aangedreven gezondheidszorg kan zo de uitgangspunten van de medische zorg fundamenteel veranderen.

Digitalisering en het daarbij passende toekomstbeeld van gepersonaliseerde gezondheidszorg is een wenkend perspectief. De belofte die daaruit spreekt is preventie en vroege opsporing van ziekte, en daarmee meer gerichte en effectievere zorg (ESF 2012, 2013; Buys 2007). Zowel de Europese Commissie als de Nederlandse overheid zien in deze ontwikkelingen kansen om de oplopende zorgkosten terug te brengen en effectievere gezondheidszorg te leveren. E-health-toepassingen worden in Nederland, vooral op pilotbasis, al ruim een decennium ingezet bij de behandeling van een aantal chronische ziekten, bijvoorbeeld bij hartfalen en trombose (Oudshoorn 2011; Pols 2012; Nictiz & Nivel 2014, 2015). E-health past daarmee in participatief gezondheids- zorgbeleid van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) (zie beleidsbrief VWS 2013 en VWS begroting 2015) en is sinds 2014 tot speerpunt gemaakt om de patiënt bij de eigen zorg te betrekken en hem een regisseren- de rol te geven, wat kan leiden tot een besparing op de zorguitgaven

(Kamerbrief 2014). In het rapport De Maatschappij verandert. Verandert de

zorg mee? worden de mogelijkheden van slimme technologie, zoals smart-

phones, apps en social media, verbonden met een grotere autonomie van patiënten door zelfzorg en voor mantelzorgers (VWS 2014). De minister heeft daarmee ambitieuze doelen geformuleerd voor e-health; binnen 5 jaar moet 80 procent van de chronisch zieken en kwetsbare ouderen direct toegang hebben tot hun medische gegevens en zelfstandig thuis metingen kunnen uitvoeren. Ook kan iedereen die zorg en ondersteuning thuis ontvangt – des- gewenst – 24 uur per dag beeldschermzorg ontvangen.

Een voorbeeld van de acties die worden ingezet om deze opschaling te faciliteren, is het stimuleren van verzekeraars en gemeenten om e-health steviger te verankeren in de zorginkoop. Ook een duurzaam informatiestelsel is cruciaal. Om gegevens correct en privacy-bestendig te kunnen uitwisselen zijn volgens de minister standaarden en afspraken nodig. Tot slot stelt de minister extra geld beschikbaar om zorginnovaties van het lab naar de patiënt te brengen. In 2016 en 2017 wordt €127 miljoen vrijgemaakt voor duurzame medische innovatie.

In de praktijk blijkt echter dat zorgverleners e-health niet structureel en grootschalig inzetten. De eHealth-monitors (NICTIZ/NIVEL 2013, 2014 en 2015) noemen verschillende knelpunten: een goede samenwerking tussen zorgaan- bieders, zorgverzekeraars en ICT-leveranciers die nodig is om e-health structureel onderdeel te laten zijn van de zorg, ontbreekt. De invoering van e-health-toepassingen blijkt vaak ingewikkelder dan vooraf gedacht.

Zorgprofessionals en zorgaanbieders hebben een laag vertrouwen in e-health en ervaren de inzet van e-health als kil of afstandelijk. Patiënten zien de mogelijkheden van e-health onvoldoende en stimuleren daarom zorgverleners te weinig om e-health in te zetten; zo blijken nog steeds weinig mensen bekend met bestaande digitale mogelijkheden (zoals een e-consult bij de huisarts). Ook zijn er grote verschillen in de behoeften tussen hoog- en

laagopgeleiden, jongeren en ouderen. Er blijft altijd een groep mensen behoefte houden aan ‘reguliere’ offline zorg (face-to-face contact). De veron- derstelling is verder dat e-health-toepassingen efficiënt zijn, wat in de praktijk niet altijd zo uitpakt. De structurele bekostiging van e-health blijft een uitda- ging. Ten slotte lopen zorgaanbieders aan tegen onduidelijke regelgeving over gegevensuitwisseling (NICTIZ/NIVEL eHealth-monitor, 2015). Dit sluit aan bij diverse andere onderzoeken (zie Schuurman et al. 2007, Oudshoorn 2011 en Pols 2012) waaruit blijkt dat e-health een andere organisatie van zorg nodig maakt en vooral een gedeelde visie behoeft tussen alle betrokkenen (zorgver- leners, patiënten, zorgverzekeraars, industrie en overheid).

1.5

Stap 5: gezondheidsdata van waarde voor onderzoek,