• No results found

4.2 Bedrijfsomvang en hedendaagse stalarchitectuur

4.2.5 Stalsystemen voor vleeskalveren

Vleeskalverstallen zijn op te delen in stallen voor de blankvleesproductie en stallen voor de productie van rosékalfsvlees. Een volwaardig blankvleesbedrijf beschikt over 800 – 1200 kalverplaatsen. Rosébedrijven waren voorheen kleiner, maar dit onderscheid is aan het vervagen. Schaalvergroting zet zich sterk door. Er zijn in toenemende mate bedrijven met 1500 of meer kalverplaatsen. Het beschikbaar hokoppervlak is 1,8 m2/dier. Het staloppervlak bedraagt ca. 2,5 m2 per dier. Blankvleeskalveren krijgen tot slachtrijpe leeftijd (6 - 8 maanden / ca. 325 kg lichaamsgewicht)

hoofdzakelijk kalvermelk gevoerd. Bij de roséproductie worden de kalveren in ca. 10 weken gespeend (gewend aan, en volledig omgeschakeld op ruw- en krachtvoer) en krijgen vervolgens tot afleveren (7 – 10 maanden leeftijd / ca. 350 kg lichaamsgewicht) een mengsel van krachtvoer en mais, soms aangevuld met restproducten uit de voedingsmiddelenindustrie. Dit maakt dat de

huisvestingssystemen (en met name de technische voorzieningen) voor blankvlees en roséstallen van elkaar verschillen. Gedurende de eerste 3 maanden worden de rosékalveren in zogenaamde

opfokstallen gehouden, die sterk overeenkomen met stallen voor blankvleesproductie. We behandelen deze opfokstallen daarom niet apart. Deze opfokfase van rosékalveren kan op het rosébedrijf zelf plaats vinden of op specifieke opfokbedrijven.

Stallen voor de blankvleesproductie

Blankvleeskalveren worden vanaf ca. 6 -10 weken in kleine groepen (4 – 8 kalveren) gehouden. De oudere stallen zijn vaak aangepaste stallen waarin de kalveren voorheen individuele gehuisvest waren. Kenmerkend zijn de kleine afdelingen (ca. 40 – 80 plaatsen) die haaks op de lengterichting van de stal staan met de noklijn dienovereenkomstig. Stallen die de laatste jaren zijn gebouwd zijn langer en breder (bv 90 x 28 meter met 1000 kalverplaatsen). Ook de afdelingsgrootte is toegenomen naar 100 – 250 dierplaatsen. Deze afdelingen liggen achter elkaar in de lengterichting van de stal en zijn uitgevoerd met 2 voergangen met aan weerszijde 2 hokken (1+0+2+0+1 indeling) of ze zijn haaks gesitueerd op een doorlopende gang langs één van de zijgevels.

De stallen zijn opgebouwd met muren in spouw en geïsoleerde prefab gevelpanelen en een dakconstructie met ijzeren spanten en vrije overspanning. Er wordt dakisolatie toegepast onder de gordingen in combinatie met luchtinlaten in de zijgevels of geïsoleerde dakplaten over de gordingen in combinatie met luchttoevoer via deuren aan het eind van de voerpaden. De stallen worden

mechanisch geventileerd. Enige verwarming is nodig tijdens de opstartperiode. Tegenwoordig gebeurt dit vaak via warmwater-verwarmingsslangen die onder de roosters zijn aangebracht. In oudere stallen soms nog via open verbrandingssystemen (bv. gaskapjes en heteluchtkanonnen).

De stallen hebben voerpaden en mestkelders van beton. De kalverhokken zijn uitgevoerd in volledig rooster van tropisch hardhout (beton is niet toegestaan). Hokafscheidingen en hokinrichting zijn gemaakt van RVS om ongewenste opname van ijzer tegen te gaan. Melkverstrekking gebeurt in de regel volautomatisch. De melkpoeder wordt in een voerkeuken met heet water aangemaakt en daarna aangelengd met koud water tot de juiste verdunning en temperatuur. Op oudere bedrijven is de voerkeuken vaak centraal in de stal (in een aparte ruimte) gesitueerd. In moderne stallen vaak in voor in de stal. In de voerkeuken is ook enige opslag van zakgoed. Buiten tegen de gevel van de stal staan voersilo’s voor bulkopslag van melkpoeder en eventuele andere, vaak vochtige, voercomponenten. Soms zijn die geïsoleerd en verwarmd. Het verstrekken van enig ruwvoer gebeurt in de regel handmatig m.b.v. een voerkar. Veel kalverbedrijven hebben zonneboilers op het dak om het water voor de kalvermelk voor te verwarmen.

In het algemeen vindt op bedrijfsniveau all-in, all-out plaats en worden alle afdelingen na afloop van een ronde met behulp van een hogedrukreiniger gereinigd en ontsmet. Emissiereductie is nog niet verplicht. Er wordt nog naar betaalbare en effectieve technieken gezocht.

Nieuwe ontwikkelingen:

Op bescheiden schaal worden kalveren in grotere groepen (ca. 40 dieren) gehuisvest en individueel gevoerd aan een kalverdrinkautomaat. Ook de (beperkte) ruwvoerverstrekking vindt gecontroleerd plaats via een ruwvoerautomaat. Dit concept is bekend onder de naam ‘Peters Farm’. Verder is er discussie gaande over de uitvoering van de roostervloer en is onlangs een groot praktijkexperiment

33

gestart waarin kalveren op roostervloeren worden gehouden met een zachte indrukbare afdekking (rubber mat). Zo’n zachte ondergrond wordt ook gevraagd t.b.v. het Beter Leven kenmerk. Voor emissiereductie wordt geëxperimenteerd met roostervloeren voorzien van flappen die de luchtuitwisseling met de mestkelder verminderen, en met banden- en schuifsystemen onder de roostervloer om mest en urine snel en effectief uit de stal te verwijderen. Luchtwassers zijn inmiddels bewezen techniek, maar duur voor toepassing in de kalverhouderij.

Stal met vleeskalveren

Stallen voor roséproductie

De roséproductie is een relatief jonge sector die in opmars is. De eerste bedrijven ontstonden ca. 15 jaar geleden. Dit waren vooral gewezen stierenmesterijen. De roséstallen zijn vaak ruimer (groter en hoger) van opzet dan blankvleesstallen en ingericht om de kalveren met behulp van een tractor met voermengwagen aan het voerhek te voeren. De stallen beschikken over één of twee brede

voergangen (ca. 5 meter) met aan weerszijde de kalverhokken. In de voor- en achtergevel van de stal zijn grote deuren aangebracht, zodat de tractor door de stal kan rijden. Een stal is vaak één

brandcompartiment groot met een aantal honderden dierplaatsen. Rosékalveren worden in wat grotere groepen gehouden (ca. 10 – 15 dieren). De inrichting van de stal is eenvoudig:

betonroostervloer (1,8 m2 /dier), hokafscheidingen en voerhek gemaakt van buis- en traliewerk, een eenvoudig ventilatiesysteem (natuurlijke ventilatie met luchtinlaten via deuren en openingen in de zijgevels), geen automatisch voersysteem, geen verwarming en geen dakisolatie. De stallen zijn wel voorzien van een rondpompsysteem voor drinkwater met mogelijkheid tot verwarmen om bevriezing in de winter te voorkomen. Emissiereductie is nog niet verplicht. Roséstallen worden niet routinematig gereinigd en ontsmet na het afleveren van een ronde. Vaak wordt wel all-in all-out op stalniveau toegepast.

Buiten op het terrein zijn kuilvoeropslagen (m.n. snijmais), krachtvoersilo’s en overkapte opslagen voor andere vochtarme grondstoffen aanwezig. Voerbereiding en menging vindt plaats in een mobiele voermengwagen en vaak met behulp van een shovel.

Nieuwe ontwikkelingen:

De stallen die de laatste jaren worden gebouwd worden voorzien van dakisolatie en van een regelbaar natuurlijk ventilatiesysteem, dan wel mechanische ventilatie.

Verder is er discussie gaande over de uitvoering van de roostervloer en is onlangs een groot praktijkexperiment gestart waarin kalveren op roostervloeren worden gehouden met een zachte indrukbare afdekking (rubber mat).

Voor emissiereductie wordt geëxperimenteerd met roostervloeren voorzien van flappen die de luchtuitwisseling met de mestkelder verminderen. Luchtwassers zijn bewezen techniek, maar te duur voor toepassing in de rosékalverhouderij.

Aandachtspunten ten aanzien van brandveiligheid

Belangrijke aandachtspunten ten aanzien van brandveiligheid zitten met name in de blankvleesstallen en stallen voor opfokrosé. Het betreft:

- De brandveiligheid van de toegepaste dakisolatiematerialen. Dit geldt met name voor de (oudere) blankvleesstallen waar nog veelvuldig gecacheerd PUR aanwezig is;

- De voerkeuken is een aandachtspunt: in de voerkeuken is brandbare droge melkpoeder aanwezig en bevinden zich veel technische voorzieningen;

34

- Soms wordt voor het verwarmen van de stallen nog gebruik gemaakt van open verwarmingsbronnen;

Roostervloeren zijn opgebouwd uit hardhouten balken. Toch lijken deze geen rol van betekenis te spelen bij een stalbrand. Kunststoffen worden weinig toegepast.

De risico’s van het ontstaan en verspreiding van brand in rosékalverstallen zijn beduidend geringer: - Langdurige opslag van mest in diepe mestkanalen en de vorming van methaan lijkt hier het grootste risico dat via menselijk handelen (bv. slijp- of laswerkzaamheden) tot putbrand kan leiden. Dit zal veelal zonder noemenswaardig risico op verdere verspreiding uitbranden. Gebruik van rubber roostermatten zou hier een uitbreiding en verdere verspreiding in de hand kunnen werken.

35

5 Resultaat interviews met stakeholders

Dit hoofdstuk geeft een samenvatting van de resultaten van de interviews met de verschillende actorgroepen. Het geeft de visie en meningen van de geïnterviewden weer en is nadrukkelijk geen interpretatie of conclusie van de onderzoekers.