• No results found

Sporen van geweld

In document Dat hakt er in (pagina 37-43)

6. Oorzaken van haksporen

6.1. Sporen van geweld

Er zijn twee individuen met duidelijke zwaardhalen. Bij beide individuen zijn er drie zwaardhalen geconstateerd en in alle gevallen op de schedel. Het verschil tussen haksporen en zwaardhalen is vooral de grootte van het spoor. In het geval van de zwaardhalen is met zekerheid te zeggen dat de schedels zijn getroffen door scherp lemmetachtig object (zoals een zwaard). De overige sporen op de botten zijn beduidend kleiner waardoor het onzeker wordt of deze met een zwaard of mes zijn aangebracht. Daarnaast is de locatie van de haksporen in sommige gevallen discutabel voor zwaardhalen. Zo zijn er individuen die bijvoorbeeld haksporen hebben aan de binnenkant van het bovenbeen. Dit is niet de eerste plek waar een zwaardhaal verwacht wordt.

In de geschiedenis van Dorestad is de kans dat de haktrauma’s vanuit geweldincidenten ontstaan zijn aanzienlijk. Ervan uitgaande dat de meeste mensen rechtshandig zijn en dat zwaarden rechtshandig gedragen worden, zouden de meeste haktrauma’s links moeten zitten bij de slachtoffers. In de tabel hieronder is te zien dat 58,0% van de aangetroffen haktrauma’s op de linkerzijde van het lichaam aangetroffen zijn. De 32,2% van de haktrauma’s die aangetroffen zijn op de rechterzijde van de individuen, kunnen verklaard worden door chaos op een slachtveld en/of eventuele linkshandige vijanden of een aanval in de rug.

Van de 824 (100%) onderzochte botten zijn er 281 (34,1%) linkerbotten, 238 (28,9%) rechterbotten en 305 (37,0%) botten waarbij links of rechts geen rol speelt zoals schedels en wervels. De verhouding tussen linkerbotten en rechterbotten is kleiner dat de verhouding tussen linkerbotten met haktrauma en de rechterbotten met haktrauma.

6.2. Excarnatie

Excarnatie is het ontvlezen van overledenen. Excarnatie werd uitgevoerd als begrafenisritueel of als een overledene over een lange afstand vervoerd moest worden om begraven te worden. Eerste sporen voor excarnatie gaan terug tot het Paleolithicum, op basis van het onderzoek van Eridal (2015). In dit onderzoek is onderzoek gedaan naar haktrauma’s op skeletten die bij het opgraving nog in situ lagen.51 De

eerste gedocumenteerde persoon die geëxcarneerd is was bisschop Gerdag van Hildesheim die in 992 was overleden tijdens een pelgrimstocht naar Rome vanuit het huidige Duitsland. De methode die toegepast werd om mensen te ontvlezen is dat men in stukken werd gehakt en daarna werden de botten gekookt in water, wijn of azijn. Dit is onderzocht door Weiss-Krejci (2005) doormiddel van historische bronnen.52

Hierdoor is excarnatie te herkennen aan haksporen op articulatiepunten en sporen van verhitting op de

Tabel 6: totaal aantal en percentage haktrauma's per zijde van het lichaam

Zijde Aantal Percentage

Totaal Links 101 58,0%

Totaal Rechts 56 32,2%

Totaal Niet van toepassing (schedel) 17 9,8%

Contextueel gezien past excarnatie niet helemaal in het beeld van dit grafveld. Uit historische bronnen is gebleken dat de eerste gedocumenteerde excarnatie in 992 heeft plaats gevonden. Dit jaartal past echter maar net in de datering van het grafveld. Wel is er uit archeologisch onderzoek gebleken dat excarnatie al gebeurde in het Paleolithicum. Het was gebruikelijk om de overledene in stukken te hakken en vervolgens te koken. Hierdoor zouden er ook sporen van verhitting op de botten zichtbaar moeten zien. In dit onderzoek zijn er geen botten met sporen van verhitting waargenomen. Dit geeft aan dat er waarschijnlijk geen excarnatie plaats zou hebben gevonden, of in ieder geval zonder verhittingsproces.

6.3. Kannibalisme

Kannibalisme wordt over het algemeen alleen gedaan om te overleven. Volgens het onderzoek van Vandenberg (2010) op basis van historische bronnen zouden de hongersnoden van 868 en 1032-1033 in Frankrijk tot kannibalisme geleid hebben. Vandenberg (2010) beschrijft dat het vlees afkomstig van mensen als normaal vlees verkocht werd op de markt en op dezelfde manier werd bereid als vlees van dieren.53 Daarnaast staat koning Richard Leeuwenhart van Engeland eveneens bekent als een kannibaal.

Vandenberg (2010) beschrijft in zijn onderzoek het verhaal van koning Richard Leeuwenhart ten tijde van de kruistochten. Tijdens een kruistocht zou koning Richard gevraagd hebben om varkensvlees, echter is varkensvlees in moslimgebied lastig te vinden dus kreeg koning Richard een moslimjongen te eten. Toen hij daar later achter kwam heeft hij de moslimleiders islamitische gevangenen gevoerd.54

Naast de hierboven genoemde gebeurtenis in de Middeleeuwen zijn er volgens Vandenberg (2010) meer voorbeelden van kannibalisme terug te vinden in historische bronnen. In de tijd van ontdekkingsreizen zijn veel verslagen van kannibalisme van bijvoorbeeld, Sumatra, in de buurt van Java en Tibet. Kannibalisme gebeurde door het bloed te drinken van dode tegenstanders maar ook als begrafenisritueel.55 Het is

belangrijk om rekening te houden met de betrouwbaarheid van historische bronnen over kannibalisme. In de meeste bronnen zijn de vijand of het onbekende volk de kannibalen.

Sporen van kannibalisme zouden erg lijken op slachtsporen zoals op dieren. Daarnaast zijn er nog meer sporen die bij kannibalisme horen en dat zijn: duidelijke fragmentatie, slachten, breken en versplinteren van de botten, greenstick-fracturen, percussiefracturen, disarticulatie, haksporen, knaagsporen van mensen, branden of braden, eind polijsten van botten en ondervertegenwoordiging van bepaalde botten. Daarnaast zijn er nog contextuele aspecten die meespelen zoals meng/massagraven.56

De sporen die gevonden zijn tijdens dit onderzoek wijzen niet op kannibalisme. Contextueel zou dit een verklaring kunnen zijn aangezien vondstnummer 6530 lijkt op een menggraf en er meer botten zijn die uit een verstoorde context lijken te komen. Dit kan zijn dat de botten na het opeten van het vlees niet anatomisch zijn begraven. Alleen zijn de sporen die op de botten zitten niet genoeg voor kannibalisme. Er zijn geen sporen van verhitting of het winnen van beenmerg. Dit zijn naast haksporen karakteristieke sporen voor kannibalisme.

53 Vandenberg 2010, 150 – 151. 54 Vandenberg 2010, 152. 55 Vandenberg 2010, 154. 56 Eridal 2015, 16.

6.4. Beenderdelven

Bij de interpretatie van de snij- en haksporen moet onderzocht worden of de sporen het gevolg kunnen zijn van “beenderdelven”. Van Es/Verwers (1973) beschrijft dat er in de 19de eeuw in de omgeving van

Dorestad veel aan beenderdelving is gedaan. De beenderen werden gebruikt voor de productie van kunstmest. In deze periode heerste er een hoge werkloosheid en armoede en in combinatie met de veepest zijn de beenderdelvingen ontstaan. Door de veepest konden de beenderen van, voor die tijd, recent overleden dieren niet gebruikt worden voor de productie van kunstmest. Om toch aan de vraag van kunstmest te kunnen voldoen waren er oudere beenderen nodig. De beenderdelvingen zijn ontstaan als combinatie van het vervaardigen van genoeg grondstoffen voor kunstmest en werkverschaffing. De eerste beenderdelvingen vonden plaats in de winter van 1838/39.57 Het hoogtepunt van deze beenderdelvingen

was in de winter van 1841/42, maar heeft in ieder geval doorgelopen tot 1844. In 1879/80 is een nieuwe campagne gestart maar die is geen succes gebleken, waarschijnlijk was er gebrek aan interesse op de markt naar oude dierenbotten en was de werkloosheid en armoede afgenomen.58

Daarnaast In historische bronnen is te lezen dat ter hoogte van grafveld De Heul tijdens het delven mensenbotten gedolven zijn in tegenstelling tot andere locaties. De locaties van de beenderdelvingen vinden vooral plaats ten noorden van de Steenstraat. Het grafveld van De Engk ligt ten zuiden van de Steenstraat en lijkt volgens archeologische en historische bronnen niet door het beenderdelven getroffen te zijn. Echter is er een vermoeden dat er meer locaties getroffen zijn door het beenderdelven dat dat in historische bronnen aangegeven is.59

De beenderdelvers zijn volgens de historische bronnen ongecontroleerd aan het werk gegaan. De kuilen zijn vaak 1 tot 3 meter breed en hebben een diepte tot vlak boven de zandbedding van de oude rivierloop van de Kromme Rijn.60 Het toponiem De Engk wordt niet genoemd in dit artikel, wat er op lijkt dat De Engk

7. Conclusie

7.1. Deelvragen

1. Welke bodemverstorende processen hebben plaatsgevonden waardoor de skeletten eventueel verstoord zijn?

Doordat er een gebrek is aan informatie over de bodem van het grafveld voordat het opgegraven is, is niet met zekerheid te zeggen in hoeverre de bodem intact is geweest voor de opgraving. Wel lijkt op de profieltekeningen zichtbaar te zijn dat de meeste lagen in de bodem horizontaal lijken te lopen en niet doorkruist zijn door bovenliggende sporen. Hieruit kan wel geconcludeerd worden dat de bodem hoogstwaarschijnlijk intact is geweest voor de opgraving.

2. Wat is de oriëntatie in het graf van de individuen?

De meeste individuen liggen oost-west georiënteerd in het grafveld. Dit is gebruikelijk voor graven uit deze periode. Op basis van de oriëntatie wijkt De Engk niet af van vergelijkbare sites uit dezelfde periode. 3. Wat is de houding in het graf van de individuen?

De intacte begravingen liggen gestrekt op de rug in het graf. Dit is gebruikelijk voor graven uit deze periode. Op basis van de houding wijkt De Engk niet af van vergelijkbare sites uit dezelfde periode.

4. Wat is de begraafwijze in het graf van de individuen?

In lagergelegen vlakken zijn soms nog delen van grafkisten teruggevonden. Deze hebben een trapezoïde of een rechthoekige vorm. Daarnaast is er weinig bekend over de grafgiften. Zoals bij deelvragen 7 en 8 eveneens gemeld staat, is de begraafwijze van de individuen gebruikelijk voor de tijd waarin ze begraven zijn.

5. Wat is de verhouding tussen het aantal mannen en vrouwen bij de skeletten van het grafveld De Engk? Van de minimaal 111 skeletten die onderzocht zijn is de verhouding ongeveer gelijk. Het gaat om 27 volwassen mannen, 21 volwassen vrouwen en 44 volwassenen waarvan het geslacht niet mogelijk was om te bepalen. Daarnaast zaten in dit steekproef van het grafveld nog 15 niet volwassen individuen. Dit is een aardig representatief beeld voor een gemiddeld grafveld. Echter is het aantal volwassenen waarvan de leeftijd niet kon worden bepaald vrij hoog. Dit heeft mogelijk te maken met de conservering van de skeletten in de bodem.

6. Wat is de verhouding in leeftijdscategorieën onder de skeletten uit het grafveld De Engk?

De meest voorkomende leeftijdscategorieën zijn de 11 – 20 jaar oud (8,5%) en 21 – 40 jaar oud (24,3%). Het is goed te zien dat er in dit grafveld weinig mensen liggen begraven die oud zijn geworden. De minst voorkomende categorieën zijn de kleine kinderen van 0 – 10 jaar oud (2,3%) en oudere van 61 – 80 jaar oud (3,6%).

7. Wat is de verhouding van de lichaamslengtes onder de skeletten uit het grafveld De Engk?

De gemiddelde lengtes is 175,7 – 177,7 cm voor mannen en 167,3 voor vrouwen. Deze gemiddelde lengtes zijn beduidend groter dan andere grafvelden die uit dezelfde tijd dateren. Voor mannen van vergelijkbare sites is het gemiddelde 172,8 – 175,8 cm en voor vrouwen geldt een gemiddelde van 161,7 – 165,2 cm. Het lengteverschil tussen mannen en vrouwen in het grafveld van De Engk lijkt normaal te zijn.

8. Welke pathologieën komen voor onder de skeletten uit het grafveld De Engk?

Er komen verschillende pathologieën voor in het grafveld. Over het algemeen veel voorkomende pathologieën zoals perifere artrose, maar ook zeldzame pathologieën zoals de ziekte van Legg-Calvé- Perthes. Over het algemeen lijkt het een standaard grafveld met een overrepresentatie van haktrauma’s. De volledige lijst:

Periostitis, cribra orbitalia, meningitis, maxillaire sinusitis, degeneratieve schijfziekte (DDD), osteomalacie, perifere artrose (POA), Schmorlse noduli, avulsiefractuur, diffuse idiopathische skeletale hyperostose (DISH), neoplasie, osteomyelitis, ziekte van Legg-Calvé-Perthes, haktrauma’s, fractuur, foramen van Huschke, cariës, tandglazuurhypoplasie en abcessen.

9. Welke individuen hebben haktrauma’s uit het grafveld De Engk?

In dit grafveld bleken 36 individuen (32,4%) haktrauma’s te bevatten. De volgende vondstnummers hebben minimaal één haktrauma.

5611-2, 5611-4, 6527-1, 6530-1, 6530-2, 6530-8, 6530-9, 6530-11, 6530-14, 6530-15, 6530-23, 6531- 1, 6537-8, 6537-9, 6537-13, 6537-15, 6720-2, 6720-3, 6720-4, 6741-2, 6742-1, 6742-2, 6742-3, 6752-2, 6752-7, 6752-11, 6752-12, 6752-13, 6752-14, 6752-15, 6756-1, 6763-2, 6763-3, 6763-4, 6765-2, 6780-1. 10. Wat is de verklaring van de haksporen op de skeletten uit het grafveld De Engk?

Voor de haktrauma’s zijn verschillende oorzaken mogelijk. De meest waarschijnlijke verklaring die onderzocht is, is dat de haktrauma’s sporen zijn van geweldsincidenten. Een zestal sporen zijn al geclassificeerd als sporen die toegebracht zijn door een lemmetachtig wapen zoals een zwaard. Daarnaast zijn de meeste haktrauma’s op de linkerzijde toegebracht wat logisch is als je tegenstander rechtshandig is. Daarnaast is uit de geschiedenis bekend dat er veel gevochten is in en rondom Dorestad. Verder is uit onderzoek naar zwaardhalen gebleken dat zwaarden sporen achter kunnen laten op botten die lijken op slachtsporen, zoals bij dit onderzoek het geval is. Verder is opvallend dat de individuen met haksporen vooral jonge mannen zijn.

Andere mogelijkheden zijn kannibalisme en excarnatie. De sporen die deze oorzaken achterlaten lijken veel op slachtsporen bij dieren. Daarnaast is bekend dat bij beide oorzaken het gebruikelijk is dat het bot verhit wordt. De haktrauma’s bij De Engk lijken inderdaad op slachtsporen, maar er zijn geen aanwijzingen gevonden voor verhitting van de botten. Vooral kannibalisme lijkt hierdoor uitgesloten. Daarnaast is uit de geschiedenis bekend dat kannibalisme, als het al gedaan werd, vooral gebeurde in tijden van crisis. Dorestad lijkt niet in een dermate crisis verkeerd te hebben waarbij kannibalisme een uitweg bood. Een ander knelpunt van kannibalisme is dat het in de geschiedenis vaak gebruikt is als “propaganda” om de vijand in een negatief daglicht te zetten.

Doordat de meeste haktrauma’s lijken op slachtsporen en zowel als slachtsporen voor excarnatie als voor sporen van geweld kunnen gaan, is het lastig om één van de twee oorzaken als definitieve oorzaak te laten gelden. Hierdoor komt de conclusie uit op een combinatie van geweld en excarnatie, met een voorkeur naar geweld. Dit omdat het bij excarnatie, zoals eerder gemeld, verhitting van botten gebruikelijk was en de botten die onderzocht zijn vertonen geen sporen van verhitting. Wel zijn veelal de locaties van de haktrauma’s logisch voor het slachten. De trauma’s zitten voornamelijk op articulatiepunten.

Er is bekend dat er in de 19de eeuw rondom Wijk bij Duurstede veel is afgegraven opzoek naar (voornamelijk

dierlijk) botmateriaal. De scheppen en ander gereedschap zouden de haktrauma’s achtergelaten kunnen hebben. Dit zou betekenen dat de haktrauma’s veel later zijn toegebracht dan dat de individuen zijn overleden. Echter laten de haktrauma’s een ander verhaal zien. De haktrauma’s lijken rondom het overlijden van de individuen aangebracht te zijn. Hierdoor vervalt de mogelijkheid van het beenderdelven als oorzaak van de haktrauma’s. Daarnaast lijkt de bodem onverstoord.

Al met al lijkt het erop dat de individuen met haktrauma’s zijn omgekomen tijdens een geweldsincident(en). De individuen zijn, voor zover bekent, allemaal mannen. Daarbij zijn het vooral jonge mannen die slachtoffer geworden lijken te zijn van geweld. Jonge mannen behoren eveneens tot de categorie die het meest waarschijnlijk met geweld in aanraking komt.

7.2. Hoofdvraag

Welke osteoarcheologische en archeologische informatie kan op basis van skeletonderzoek en archeologisch onderzoek afgeleid worden over de lichamelijke gezondheid en fysieke trauma’s van de onderzochte individuen uit het grafveld de Engk te Wijk bij Duurstede uit de periode van Dorestad, de 7de

tot 9de eeuw na Christus?

Op basis van het osteoarcheologisch en archeologisch onderzoek kan geconcludeerd worden dat de individuen die op het grafveld van De Engk begraven lagen gezond waren. Het onderzoek naar de leeftijd liet zien dat er relatief weinig kinderen begraven lagen in het grafveld. Daarnaast is het opvallend dat de ante-mortem lichaamslengte langer lijkt te zijn dan vergelijkbare contexten. Dit kan duiden op een goede gezondheid. Wel is het opvallend dat er veel haktrauma’s zijn gevonden. Deze lijken te zijn ontstaan door geweldsincidenten.

8. Discussie

In document Dat hakt er in (pagina 37-43)