• No results found

6. BESCHRIJVING VAN DE AANGETROFFEN SPOREN EN STRUCTUREN

6.2. A RCHEOLOGISCHE SPOREN

6.2.2. Sporen op de onderste grondvlakken

Een eerste spoor dat gerekend kan worden tot de sporen op het onderste grondvlak betreft geen uitgegraven spoor, maar is te omschrijven als een puinrijke laag. Deze is over verschillende sleuven te volgen – zowel in het grondvlak als in het profiel – en valt op door een grote hoeveelheid Romeins bouwmateriaal, met de nadruk op (dak)tegelfragmenten en brokken Doornikse kalksteen. De totale lengte bedraagt net geen honderd meter.

De puinrijke laag lijkt te worden aangekondigd vanaf het westelijke einde van sleuf 17, maar daar is enkel het licht humeuze karakter waar te nemen (lagen 39 en 42). Romeins bouwpuin – wat verder enorm toeneemt – is hier nauwelijks aanwezig. Doorheen sleuf 18 valt op dat deze lagen (hier lagen 5 en 8) zich onderaan de sleuf meer manifesteren. Geleidelijk bevatten ze (richting het zuidwesten) meer bouwpuin – dat weliswaar nog sterk gefragmenteerd is. Doorheen sleuf 19 neemt de hoeveelheid puin gestaag toe (lagen 6 en 10). In sleuf 20 kan de grootste hoeveelheid bouwpuin worden gesitueerd (lagen 6 en 7). Tevens is het opvallend dat de puinfragmenten hier groter zijn en minder

Figuur 17: Puinrijke lagen.

gerold. In sleuf 17 is de laag ongeveer twintig tot dertig centimeter boven het grondvlak zichtbaar, waarna ze in de daaropvolgende sleuven breder wordt (SL 18: ca. 70 tot 80cm, SL 19: ca. 60cm). Vanaf sleuf 20 (zie figuur 17) begint de laag opnieuw te zakken tot minder dan twintig centimeter op het einde van de sleuf. In de loop van sleuf 21 verdwijnt de laag (laag 7) opnieuw, terwijl ze tevens beduidend minder puin bevat. Naar de dikte van het pakket is het wat gissen. Nergens kon de onderkant bereikt worden. Ook in sleuf 16 konden interessante lagen geregistreerd worden. Deze bevinden zich vlakbij de plek waar in 1982 een proefsleuf werd aangelegd. De lagen 51, 67, 68 en 69 situeren zich eveneens aan de onderkant van de sleuf en tonen een vergelijkbaar licht humeus karakter, maar bevatten nauwelijks fragmenten van bouwpuin. Ze worden zichtbaar in het grondvlak, vooraleer ze ter hoogte van de 31 meter (te beginnen vanuit de oostelijke helft van de sleuf) binnen het lokale meetsysteem zichtbaar worden op het noordprofiel. Opvallend is dat dit pakket diagonaal – en licht gerond – op het grondvlak afgetekend is (zie figuur 18). Dit kan er op wijzen dat (een voorloper van) de Rijtgracht hier ooit een andere bedding volgde (elders in de sleuven lijken de pakketten min of meer parallel met de lengterichting van de sleuven afgetekend) of hier een inham kende.

Mogelijk zijn deze pakketten te verbinden met de fluviatiele geul of met de havenkom36

waarover Suzanne De Cock spreekt in één van haar artikelen over de Romeinse site van Kerkhove.

Deze lagen bevinden zich bovenop een Romeins niveau en zijn dus iets jonger van datum. Dit wordt vooral ondersteund door het gegeven dat het enige aangetroffen Romeinse spoor even voor het einde van deze sleuf net onder laag 67 ligt.

Figuur 18: Schematische voorstelling van het grondvlak van sleuf 16 met daarin structuur S5 (1), de proefsleuf uit 1982, de schuin verlopende humeuze band (3) en de het zandige pakket (4).

Het spoor werd in het vlak herkend als een accumulatie van mortelbrokken (zie figuur 19) en situeert zich op 1,34m ten oosten van de proefsleuf die in 1982 (sleuf 51) werd uitgegraven. Over de volledige vorm en afmetingen kan geen uitsluitsel worden gegeven. Het is enkel duidelijk dat het spoor maximaal 50 centimeter uit het noordprofiel naar voor komt en dat de langst bewaarde zijde 1,72m meet (zie figuur 20). De structuur kenmerkt zich door zijwanden die werden gevormd door afzonderlijke, stevige mortelplaten met een wanddikte variërend van 1,5 tot 2 centimeter. De westelijke zijde toont geen dergelijke mortelplaat: ofwel was hier nooit één aangebracht, ofwel raakte de structuur beschadigd. De onderbouw wordt gevormd door een dikke, vrij losse mortellaag met een dikte van 5 tot 10 centimeter, waaronder zich een zorgvuldig opgebouwde egale sokkel in grote brokken Doornikse kalksteen bevindt (zie figuren 21-24). Die laatste werden geplaatst in een droog verband. Tegen de oostzijde van de sokkel en tegen de onderkant van de mortelplaat liggen vier brokken Doornikse kalksteen.37

36 De Cock et al. 1996, p. 60; De Cock & Martyn 2003, pp. 41-46. 37 Zie bijlage 3 voor detailplannen van dit spoor.

Figuur 19: Spoor S5 zoals het werd aangetroffen in het grondvlak van sleuf 16.

Figuur 21: Zicht op de oostelijke zijde van spoor S5.

Figuur 23: Blootgelegde onderbouw van spoor S5 in Doornikse kalksteen.

De binnenkant van het spoor is opgevuld met – bovenaan – gelig, licht humeus en vrij zandig sediment, terwijl de onderste laagjes van de vulling te omschrijven zijn als erg organisch en donker bruin tot zwart. Deze vulling was afgedekt door sterk gefragmenteerde mortelbrokken die, zoals hoger reeds meegedeeld, zichtbaar waren op het grondvlak van sleuf 16. Door deze afdekking vormt spoor 5 dan ook een gesloten context.

Spoor 5 bestaat niet uitsluitend uit de structuur met mortelwanden en een humeuze vulling, ze is tevens omgeven door een ongeveer 20 centimeter brede afbakening bestaande uit brokken en brokjes Doornikse kalksteen die vrij onregelmatig geplaatst zijn. Ten zuiden van de structuur situeert zich eerst een ‘lege’ strook van tien tot twintig centimeter, waarna de ‘krans’ start. De oostelijke zijde ligt tegen de mortelwand aan (zie figuren 20-24). Ten westen van het spoor lijkt de krans onderbroken, wat mogelijk kan helpen bevestigen dat het spoor hier verstoring heeft ondergaan. Tussen deze stenen werd een Romeinse munt aangetroffen, die kan doorgaan als een belangrijke terminus

ante quem. De zone waar de stenen tot tegen de mortelplaten komen, zorgden

waarschijnlijk voor voldoende steun om de structuur overeind te houden. De zuidelijke zijde, waar een duidelijke opening was tussen de brokken Doornikse kalksteen en de mortelplaat, was waarschijnlijk opgevuld met een zandig sediment. Over de westelijke zijde bestaat geen duidelijkheid.