• No results found

DE KRACHT VAN DE

4. SPINOZA EN DE HOOGHE

Net als bij De Hooghe speelt de gewoonte een belangrijke rol in Spinoza’s abstracte analyse van macht. Zowel in de

Tractatus Theologico-Politicus (TTP) als in zijn Tractatus Politicus (TP) schrijft Spinoza dat de bestuursvorm dient

aan te sluiten bij de heersende gewoonte van een bepaald volk. Vrede of eenheid is volgens Spinoza dan ook niet de afwezigheid van oorlog, maar een verbondenheid in het denken, de animorum unio.303

Een overheid kan deze verbondenheid bewerkstelligen door de wetten en instituties zo in te richten dat deze passen bij de volksaard.304 De onderliggende logica hiervan kan

gevonden worden in zijn visie op het menselijk handelen. Volgens Spinoza streeft ieder mens naar datgene waarvan hij denkt dat het zijn zelfbehoud versterkt. Dit geldt zowel voor mensen met veel verstand als met weinig verstand. Naast dit streven naar zelfbehoud wordt een mens echter geleid door affecten. Hiermee doelt Spinoza op emoties als begeerte of angst: kortstondig ingebeelde belangen, die zo heftig kunnen zijn dat ze de mens juist van het verstandige pad afbrengen. Mensen die veel verstand hebben en daardoor beter hun werkelijke belang kunnen inzien, zullen minder snel hiertoe verleid worden dan mensen bij wie dit niet het geval is. Spinoza is van mening dat de weg van het verstand voor de meeste mensen te moeilijk is. Dus komt hij tot de conclusie dat een samenleving zo ingericht moet zijn dat deze de overweldigende kracht van de affecten kan kanaliseren.

Hoe dit kan, laat Spinoza zien aan hand van de staat van de Hebreeën in zijn TTP.305 In zijn boek maakt hij

tevens duidelijk dat de staat niet volmaakt was omdat het volk – zoals zijn presbyteriaanse en puriteinse tijdgenoten verkondigden – zich hield aan de geboden van God, maar omdat de geest van de wetten en de religie volledig met elkaar in overeenstemming waren. De vroomheid en de liefde voor het vaderland vormden daardoor een eenheid

303 Roothaan, Vroomheid,

vrede en vrijheid, p. 14.

Overigens mist Roothaan in het boek verder, volledig, dat vaderlandsliefde en vroomheid min of meer hetzelfde zijn. Spinoza, Theologisch-politiek

traktaat, hoofstuk 17, §17.

Zie ook Verbeek, Spinoza’s

Theologico-Political Treatise,

p. 5.

304 Spinoza, Staatkundige

verhandeling, p. 30, 54.

305 Zie voor een inzichtelijke

analyse van deze passage: Van Bunge, Spinoza, Past and

die de inwoners naar een gezamenlijk doel deed streven. Het patriottisme en de religie, die beide grote invloed kunnen hebben op de affecten, lieten de onverstandigen dus, zonder dat ze zich daar zelf bewust van zijn, het goede belang nastreven. In combinatie met hun, volgens Spinoza, uitstekende politieke constitutie en een gedeelde haat voor de volkeren rondom hen, werd de liefde voor het vaderland op deze wijze een tweede natuur.306

Pas toen de religieuze leiders van het volk de macht naar zich toe begonnen te trekken, ontstond er onenigheid en machtsmisbruik. De ideeën over datgene wat nastrevenswaardig zou moeten zijn werd door deze geestelijke leiders namelijk vervormd. Om hun onrecht- vaardige bewind in stand te kunnen houden, waren ze genoodzaakt hun onderdanen een verkeerd idee van hun belangen in te prenten. Omdat Spinoza, in tegenstelling tot bijvoorbeeld Hobbes, ervan uitgaat dat het denken nooit helemaal gecontroleerd kan worden door een overheid, lukt dit maar ten dele. Door de wrijving die optreedt tussen het besef van de daadwerkelijke belangen en de verbeelde belangen, ontstaat er frictie en onenigheid. Zo verklaart Spinoza de instabiliteit van het volk van Israël tijdens de periode van het koningschap.

In de TP speelt de gedeelde aard eveneens een grote rol, maar benadrukt Spinoza steeds dat uiteindelijk alleen de wetten en de constitutie de kwaliteit van een gemenebest kunnen bewaken. Om die reden karakteriseren auteurs als Kossmann en Blom Spinoza als een moderne republikein. Desondanks vinden we in de TP, in zijn beschrijving van de gevaren van corruptie in een aristocratie, toch ook nog een opmerking over de gevaren van de invloed van buitenlandse zeden. Door deze zeden over te nemen kunnen de rijken van het deugdzame pad af raken. Als voorbeeld noemt hij Franse kleding. Net als veel van zijn tijdgenoten zag Spinoza dit als een typische uiting van de verderfelijke invloed van een decadente hofcultuur.307 Ook waarschuwt

Spinoza voor de invloed van toenemende rijkdom op een heersende elite. Ze zouden daardoor lui en hovaardig

306 Spinoza, Theologisch-

politiek traktaat, p. 387. Zie

hierover ook Koekkoek, ‘The Hebrew Republic in Dutch Political Thought’, p. 250-256.

307 Spinoza, Staatkundige

worden en vanuit een toenemende decadentie alsmaar meer willen. Toch maakt hem dit geen humanist, in de zin dat hij van mening is dat bepaalde mensen niet vatbaar zijn voor deze gevaren. Uiteindelijk heeft ook een goede opvoeding niet voldoende effect. Slechts een uitgekiend systeem van wederzijdse controle, getrapte raden en slim ingerichte stemreglementen kunnen het nadelige effect hiervan beteugelen.

Spinoza’s blik op het belang van de volksaard bij het inrichten van een samenleving is dan ook puur pragmatisch. Een volksaard op zichzelf is volgens hem nooit een natuurlijk overblijfsel of een drager van sacrale kennis, deze is slechts het resultaat van wetten en opvoeding.308 Vanuit dit

perspectief is het dan ook het beste om zowel de opvoeding, de religie als de wetten in te richten en te beoordelen op basis van het positieve effect ervan op de samenleving.

Het doel dat Spinoza voor ogen heeft verschilt weinig met dat van De Hooghe. De aandacht voor de eenheid van het denken, het belang van de gewoonte, de kritiek op elitevorming en het ontstaan van kennismonopolies is ook in het werk van De Hooghe te vinden. Daarnaast heeft de etser, zoals de historicus Jonathan Israel eerder analyseerde, grote waardering voor een democratie.309 De

overeenkomsten gaan echter verder. In de passage over het belang van de gewoonte geeft De Hooge, net als Spinoza voor hem, het voorbeeld van de Engelse Burgeroorlog. De Engelsen dachten, gezien het succes van de jonge Republiek, dat zij door het bestel van de Verenigde Nederlanden over te nemen even succesvol zouden kunnen worden. Omdat het bestel echter niet aansloot bij de gewoontes van het volk, kregen ze er in de vorm van Cromwell uiteindelijk een veel grotere tiran voor terug.310

Ook passages over de goede invloed van de voortdurende strijd tussen facties doen spinozistisch aan. Net als Spinoza beargumenteert De Hooghe dat de onenigheid tussen de verschillende machthebbers er in feite voor zorgt dat de vrijheden van de onderdanen niet al te veel geschonden worden. Niemand krijgt daardoor namelijk zoveel macht in

308 Spinoza, Theologisch-

politiek traktaat, p. 389. Zie

hierover ook Kossmann,

Politieke Theorie, p. 54-55.

309 Israel, Enlightenment

Contested, p. 243-249.

310 De Hooghe, Spiegel van

handen dat hij de macht volledig in handen kan krijgen. Ondanks het moreel verwerpelijke gedrag dat aan de basis van de factiestrijd ligt, is het resultaat dus juist goed.

Ondanks de thematische verwantschap is De Hooghe echter geen spinozist. Het idee dat de gewoonte van een volk groot effect had op de kwaliteit van het bestuur was tenslotte bij veel auteurs te vinden. Ook het idee dat de eenheid van de gemeenschap uiteindelijk belangrijker is dan de vorm is typisch laat-zeventiende-eeuws. Dit is bijvoorbeeld ook te vinden in het werk van de orangistische jurist Van der Muelen.311 Het cruciale verschil tussen

Spinoza en De Hooghe is de transcendentale betekenis van de specifiek Nederlandse volksaard die De Hooghe aan zijn lezer wil overbrengen. Hierdoor presenteert hij een visie op de Nederlandse regering die uiteindelijk toch gebaseerd is op het idee dat de morele kwaliteiten van de bestuurders in de Nederlanden beter zijn dan die in andere landen. Zijn denken over politiek is daardoor moralistisch getint. Voor Spinoza zijn de zeden belangrijk, maar ligt het primaat bij de wetten en instituties. Voor De Hooghe zijn de wetten en instituties belangrijk, maar ligt het primaat bij de zeden.

De Hooghe doet dan ook nergens zo verstrekkende voorstellen voor de politieke inrichting van de Republiek als Spinoza in de TP doet. In feite trekt de etser zijn meer algemene kritiek op de werking van macht nooit helemaal door. Wanneer hij schrijft over de tegengestelde belangen tussen verschillende gewesten, de toenemende decadentie bij de politieke elite en de rol van bedrog in het politieke bedrijf, stelt hij zijn lezers vaak gerust met het idee dat de machthebbers in de Verenigde Nederlanden nu eenmaal beter zijn. Deze uitspraak is consistent met zijn sacrale representatie van de Nederlandse volksaard. De mensen in de Nederlanden zijn nu eenmaal deugdzamer dan elders. Toch is er in het denken van De Hooghe nog altijd ruimte voor het idee dat bepaalde mensen zo’n hoog moreel karakter hebben dat ze tijdelijk met meer macht bekleed zouden mogen worden. Voor De Hooghe is politiek een zoektocht naar de meest deugdzame mensen en de manier waarop

311 Kossmann, Politieke

ze deugdzaam gehouden kunnen worden. Een perspectief waartegen Spinoza zich juist fel tegen heeft afgezet.312

5. CONCLUSIE

Door de toe-eigening van het sceptische gewoontebegrip kan De Hooghe de Nederlanden, ongeacht de grote verschillen tussen de verschillende gewesten, beschrijven als een eenheid. Hij doet dit door de Bataafse mythe te ontdoen van het door Grotius naar voren gebrachte idee van de eenheid van constitutie en nadruk te leggen op een gezamenlijke volksaard.

Dit koppelt De Hooghe aan het de these van Boxhorn, dat de inwoners van de Nederlanden eigenlijk tot het oudste volk op aarde behoorden. Volgens De Hooghe zijn de Nederlanders nooit zo lang overheerst geweest door tirannen dat die volksaard gecorrumpeerd is. Daardoor is in de Nederlanden altijd nog een vonk van de goddelijke oorsprong aanwezig gebleven.

De Hooghe biedt hiermee een ethisch kader, dat zowel een antwoord op de overtuiging van de ‘nadere reformatoren’ biedt als op die van de felle rationalisten. De Hooghe hoeft de publieke kerk hierdoor niet als zodanig aan te vallen. Vanwege de ongecorrumpeerde kern van de volksaard van de Nederlanders claimt hij in feite dat het zowel vanuit de rede als vanuit het geweten goed is om alles in het werk stellen om datgene wat deze kern beschermt, de Staat, te ondersteunen.

Wanneer De Hooghe met zijn kritische analyse tegen de grenzen van de tamelijk chaotisch georganiseerde Republiek aanloopt, biedt het vertrouwen in de voortreffelijke aard van de Nederlander steeds een oplossing. Al te cynische uitspraken over corruptie van machtige elites zijn simpelweg minder van toepassing, omdat de Nederlanders beter in staat zijn hiermee om te gaan.

De Hooghes Spiegel van Staat is daarmee een politiek- ethisch handwerk, waarin de auteur een ethische maatstaf presenteert die voor alle burgers geldt. Regent, koopman

312 Kossmann, Politieke

of predikant, allen dienden ze vanuit hun eigen positie bij te dragen aan de strijd tegen verslaving. Hoewel rede en religie daarin een belangrijke rol hebben te vervullen, is het uiteindelijk de bescherming van de volksaard die het doel moet zijn. De volksaard is tenslotte de kern van het, volgens De Hooghe, voortreffelijke bestuur van de Nederlanden.

OVERHEID