• No results found

ACHTTIENDE-EEUWSE BURGERLIJKHEID

78 Inleiding van Prak,

Republikeinse veelvoud, democratisch enkelvoud.

De methode die in dit proefschrift wordt gebruikt kan omschreven worden als cultuur-historisch contextualisme. In praktische zin betekent het dat de Spiegel van Staat dus niet alleen geplaatst wordt binnen andere chorografieën, maar ook wordt vergeleken met prenten, pamfletten, preken, filosofische traktaten en gedichten. Centraal staat daarin het gebruik van bepaalde symboliek, die in verschillende varianten en op verschillende wijzen terugkomt. Doordat de focus steeds op het ambt ligt, is een vrij afgebakende vergelijking mogelijk, zonder de culturele rijkdom en fluïditeit van dergelijke culturele onderhandelingen uit het oog te verliezen.

6. HOOFDSTUKINDELING

Omdat het eenheidsideaal van De Hooghe niet los gezien kan worden van de specifieke problemen van de late zeventiende- eeuwer, geef ik in het eerste hoofdstuk een overzicht van de belangrijkste politieke gebeurtenissen. Dit doe ik aan de hand van prenten van De Hooghe zelf. Vragen waarop ik een antwoord probeer te vinden zijn: Hoe beleefde de etser het rampjaar? Was men na de felle opstanden uitgesproken negatief over de burger of juist niet? Kon de stadhouder na het rampjaar volgens De Hooghe geen enkel kwaad meer doen en hoe verbeeldde hij zijn dood? Zag de etser daarna nog hoop voor de Republiek of was met het sterven van de stadhouder alles verloren? Bij het beantwoorden van deze vragen zullen we zien hoezeer De Hooghe geleid werd door zijn eigen eenheidsideaal en hoe genuanceerd hij daarin kon zijn.

In het tweede hoofdstuk wordt zijn eenheidsideaal belicht vanuit de vorm van de Spiegel van Staat zelf. De Hooghes politieke ethiek vloeit eigenlijk al voort uit het feit dat de Spiegel van Staat tot het genre van de chorografie behoort. Aan de hand van de kernelementen van dit typisch vroegmoderne genre zal ingegaan worden op de opbouw, inhoud en het taalgebruik van de Spiegel

waardoor het mogelijk is De Hooghes landbeschrijving te vergelijken met die van anderen.

In het derde hoofdstuk ga ik aan de hand van De Hooghes versie van de geschiedenis van de Republiek in op het intellectuele fundament van zijn politieke ethiek. Waarom is eenheid voor De Hooghe het belangrijkst en wat betekent dit voor de Republiek? Heeft dit voor een republiek andere consequenties dan bijvoorbeeld voor in een monarchie? Is er daarbij één belangrijke stroming in zijn denken te ontdekken of juist niet? De antwoorden op deze vragen laten zien hoezeer De Hooghe is beïnvloed door bestaande ideeën over de kracht van de gewoonte. Opvallend aan De Hooghe is vooral dat hij de aard en gewoonten in de Nederlanden de beste op aarde vindt.

Na de bespreking van de intellectuele kern van De Hooghes eenheids denken, wordt in de resterende hoofd- stukken steeds per ambt ingegaan op de betekenis van dit eenheidsdenken op De Hooghes positionering. In het vierde hoofdstuk ga ik aan de hand van het debat tussen Amsterdam en de stadhouder in 1690 in op de positie van de regent. Hiermee wil ik laten zien dat De Hooghes ideeën over het belang van staatsinstellingen eigenlijk alleen op stedelijk niveau gelden. Dit is interessant, omdat aan de hand hiervan geanalyseerd kan worden in hoeverre zijn denken overeenkomt met dat van De la Court en Spinoza. Volgens hen was de kwaliteit van de staatsinstellingen het alfa en omega van goed bestuur. Waarom neemt De Hooghe dit niet volledig over en wat stelt hij er tegenover?

Na de regent wordt besproken hoe De Hooghe in zijn prenten en in de Spiegel van Staat de stadhouder verbeeldt. Dit gebeurt door de retoriek in de Spiegel van Staat te vergelijken met de symboliek die gehanteerd werd tijdens de intocht van Willem III in Den Haag in 1691. Hieruit komt naar voren dat we voor een begrip van De Hooghes denken over de stadhouder vooral moeten kijken naar het belang dat hij hecht aan het bestaan van de held. Hij sluit daarbij aan bij bestaande ideeën, maar laat ook zien dat er rond 1700 een verschuiving plaatsvindt in het denken

over de held. Vooral bij De Hooghe is in de wijze waarop de stadhouder als held verbeeld wordt een aanzet tot het burgerlijke heldendom van de achttiende eeuw te zien.

Het belang van gewoonte en de daaruit voortvloeiende zeden bepaalt ook De Hooghes visie op de rol van de kerk in de samenleving. In het zesde hoofdstuk bespreek ik De Hooghes afkeer van een specifieke groep predikanten. Ik doe dat door de uitspraken in de Spiegel van Staat in het licht van het debat over de predikantsverkiezing in Rotterdam van 1689 te plaatsen. Hoewel hij zich op tal van plekken kritisch uitlaat over de godsdienst, valt hij de publieke kerk zelf ooit aan. Dit leidt ertoe dat hij soms verdacht kritisch is, maar even zo vaak uitermate conservatief. Is De Hooghe slechts inconsistent of is er een logica te ontdekken? Juist door de blik te richten op het ambt van predikant kunnen we zijn denken plaatsen in de stedelijke realiteit waarin deze debatten gevoerd worden. Tevens geeft het een inkijkje in de wijze waarop hij een rol als onderwijzer voor zichzelf zag weggelegd.

In het slothoofdstuk worden de belangrijkste be- vindingen toegelicht. Daarin zal met name worden gegaan op de wijze waarop de De Hooghes burgerlijkheid illu- stratief is voor het cultuurhistorische breukvlak rond 1700 en op welke wijze De Hooghes vertrouwen in de aard en de gebruiken van de Nederlanden inzicht geeft in de achttiende eeuwse verburgerlijking.

CONTEXT