• No results found

waarden een ding zijn dat

men als een stuk bagage

over de wereld met zich mee

kan slepen

van Surinaamse jongeren'®, tegenwoordig ho­ ren we niets meer over dit probleem. Kennelijk is met de maatschappelijke positieverbetering van Surinaamse jongeren ook hun neiging om in criminaliteit een alternatieve route naar succes te zoeken, verminderd.

Natuurlijk zijn er nog veel problemen op het vlak van de integratie van minderheden en mi­ granten en die problemen moeten ook worden benoemd. Maar we moeten niet de ogen sluiten voor de positieve zaken die ook zijn gerealiseerd. Door de fixatie op het falen van het integratiebe­ leid is er geen oog voor de successen die wel zijn geboekt. Deze eenzijdige aandacht voor het falen van de integratie is niet alleen onjuist, maar 3 3 heeft ook een onbedoeld negatief effect. Alloch­ tone jongeren, ook degenen die wel hun plek in de Nederlandse samenleving hebben gevonden, worden bijna dagelijks door de media in het be- schuldigdenbankje gezet. Het ligt voor de hand dat degenen die wel zijn geslaagd geen zin heb­ ben om voortdurend geassocieerd te worden met en zich te moeten verdedigen over de problemen (werkloosheid, criminaliteit, politiek extre­ misme) van de groep waartoe men behoort. Het

De drie I’s Erik Snel Integratie minderheden is niet mislukt

gevolg van de negatieve beeldvorming is waar­ schijnlijk dat ook goed geïntegreerde leden van minderheden zich afkeren van de Nederlandse samenleving en zich terugtrekken in de eigen groep. Dit is precies wat we nu juist wilden ver­ mijden.

DE V E R M E E N D E C UL T U RE L E KLOOE

Aandacht voor de achterstand van minderheden is overigens niets nieuws. Minderhedenonder­ zoekers hebben de achterstand van de betref­ fende groepen tot vervelens toe benadrukt. Pas de laatste j aren heeft bijvoorbeeld het Sociaal en Cultureel Planbureau in haar jaarlijkse Rapporta­

ges minderheden ook wat positiefs over integratie

te vermelden. Nieuw in het minderhedendebat is veeleer de stelling dat de problematische inte­ gratie primair het gevolg is van de vermeende culturele kloof russen minderheden en de Nederlandse samenleving. Hier wordt opeens een nieuw probleem benoemd: het eigen gedrag van met name islamitische migranten dat ge­ stoeld is op bepaalde culturele opvattingen en tradities.*^ En is het probleem eenmaal zo ge­ steld, dan ligt de oplossing voor de hand: m in­ derheden moeten zich aanpassen aan de Neder­ landse waarden en normen. Deze nieuwe, cultu­ rele invalshoek in het minderhedendebat plaat­ ste met name de PvdA voor allerlei schijndilem- ma’s. Zo werd de PvdA bekritiseerd dat zij het minderhedenvraagsmk heeft verengd tot een ‘louter sociaal-economisch probleem’ en geen oog heeft voor de culturele kant van het pro­ bleem. Ook werd gesteld dat de PvdA moet kie- 34 zen tussen integratie óf de multiculmrele

samenleving. Alsof het opheffen van sociaal-eco- nomische achterstand niet vanouds hét thema is van de sociaal-democratie? En streefde men niet juist naar integratie in een multiculturele

samenleving?

Wat bedoelen degenen die de afwijkende cul- mur van minderheden aanmerken als de voor­ naamste oorzaak van het integratievraagstuk ei­ genlijk? Mijn kritiek op de ‘culturalisten’ in het integratiedebat is drieledig. In de eerste plaats

neigen zij ertoe een eenzijdig, soms zelfs karika­ turaal beeld te schetsen van ‘de’ cultuur en ‘het’ gedrag van de betreffende migranten. In de tweede plaats denken deze ‘culturalisten’ vanuit een verkeerd cultuurbegrip. Het idee dat bijvoor­ beeld ‘de’ Marokkaanse o f‘de’ Islamitische cul­ tuur onverenigbaar is met ‘de’ Nederlandse cul­ tuur veronderstelt dat deze verschillende cultu­ ren ieder op zich homogene en onveranderlijke entiteiten zijn. In de culturele antropologie geldt dit essentialistisch cultuurbegrip als volstrekt verouderd. Mijn derde en laatste bezwaar tegen de hedendaagse nadruk op de culturele kant van het integratievraagstuk en tegen de roep om as­ similatie die daarmee vaak samenhangt, is dat dit laatste onbedoelde effecten kan oproepen.

E E NZ I J D I G BEELD V AN C UL T U R E N

Auteurs die de oorzaak van de integratieproble­ matiek in de afwijkende cultuur van de minder­ heden zoeken, poneren vaak een zeer eenzijdig beeld daarvan. Zo betoogde Van der Zwan dat de kern van het integratievraagstuk ligt in een cul- mreel bepaald demografisch patroon van mi­ granten, met name degenen afkomstig uit isla­ mitische landen:

‘Ze huwen namelijk op jonge leeftijd en heb­ ben doorgaans grote gezinnen. Uiteraard is hun opleidingsniveau hierop van invloed, hoe lager opgeleid hoe jonger gehuwd en hoe groter het gezin, maar ook in de tweede generatie hand­ haaft dit profiel zich hardnekkig’.'^

Hirsi Ali heeft het in haar al eerder geciteerde bijdrage aan Transnationaal Nederland herhaalde­ lijk over migranten die Nederland ‘binnenwan­ delen uit het Rifgebergte of het platteland van Anatolië’. Doordat deze groepen vasthouden aan hun traditionele waarden en normen (bijvoor­ beeld over de positie van de vrouw) is er weinig kans op een geslaagde inburgering in de mo­ derne Nederlandse samenleving.

Dergelijke beschouwingen zijn echter eenzij­ dig omdat er geen recht wordt gedaan aan de interne heterogeniteit in een migrantenge­ meenschap. In iedere migrantengemeenschap

De drie I’s Erik Snel Integratie minderheden is niet mislukt

bestaan er verschillen tussen mensen die zich meer of minder gebonden voelen aan de traditio­ nele normen en waarden (of liever gezegd: aan

hun interpretatie van de traditionele normen en

waarden) uit het herkomstland. Sommige m i­ granten willen vasthouden aan deze traditionele normen en waarden, anderen (waaronder overi­ gens Hirsi Ali zelf) kiezen er bewust voor om dit niet te doen. Dergelijke nuances passen echter niet in het betoog van de ‘culturalisten’ in het in­ tegratiedebat. Men heeft geen oog voor migran­ ten (met name jongeren en de tweede generatie) die behoedzaam laveren mssen de traditionele herkomstcultuur en de nieuwe eisen en ideeën van de Nederlandse samenleving of voor dege­ nen die juist naar Nederland zijn gekomen om aan de gesloten herkomstcultuur te ontsnappen. Men heeft al helemaal geen oog voor migranten­ jongeren die traditionele stijlkenmerken (bij­

voorbeeld het hoofddoekje) gebruiken om in Nederland een bepaalde identiteit te stileren. Sommige Marokkaanse meisjes vertellen bij­ voorbeeld dat zij soms een hoofddoek dragen om hun anders-zijn te accentueren, zonder dat dit voor hen een diepgaande religieuze betekenis heeft.

E S S E N T I A L I S T I S C H C U L T U U R B E G R I P Een tweede en principieel bezwaar tegen de ge­ dachte dat een culmrele Idoof de integratie van migranten belemmert, is dat dit uitgaat van een

essentialistisch cultuurbegrip. Kennelijk wordt ver­

ondersteld dat migranten als het ware de gevan­ gene zijn van de traditionele normen en waarden uit het herkomstland (men spreekt in deze vaak van hun 'culmrele bagage’) en dat dat hun integratie in de Nederlandse samenleving belemmert. Zo legt Hirsi Ali uit waarom een Ma­ rokkaanse magazijnchef soms op een autoritaire of zelfs intimiderende wijze leiding geeft. Daar­ mee '..handelt hij volgens in zijn eigen groep (culmur) geldende

normen’.^3

zo’n culmralisti-

sche verldaringswijze (dat wil zeggen de as­ sumptie dat menselijk gedrag volledig wordt be­ paald door iemands culmur) is in het politiek de­

bat en het alledaagse denken vrij gebmikelijk, maar geldt in die tak van de sociale wetenschap die zich specifiek met culmurverschillen bezig­ houdt (de culmrele antropologie) als volstrekt achterhaald. In feite valt deze culmralistische verklaringswijze uiteen in twee uitgangspunten: ten eerste dat er binnen een bepaalde gemeen­ schap een culmrele eenheid bestaat en ten tweede dat deze vermeende culmrele identiteit bepalend is voor het gedrag van de leden van de betreffende gemeenschap. Beide veronderstel­ lingen zijn echter dubieus.

Aan de ene kant wordt vaak ten onrechte een culmrele homogeniteit binnen een bepaalde groep verondersteld. Zo spreken we van ‘de’ Turkse of'de’ Marokkaanse culmur, terwijl er binnen de Turkse migrantengemeenschap scherpe verschillen bestaan mssen Soennieten, Alevieten en Koerden en binnen de Marok­ kaanse gemeenschap tussen Berbers en de domi­ nante Arabische culmur. Al helemaal twij­ felachtig is het om van ‘de’ moslims te spreken. Het gaat immers om personen aflcomstig uit heel verschillende landen met zeer uiteenlopende culmrele tradities. Moslimleiders plegen welis­ waar te spreken van de Vmma’, de wereldge­ meenschap van gelovigen, maar daarmee doelen ze niet op een reëel bestaande gemeenschap, maar eerder op iets dat ze door hun essentialisti­ sche retoriek hopen te creëren.'T Maar ook de cri­ tici van bepaalde minderheden veronderstellen een culmrele eenheid zowel binnen de betref­ fende groep als binnen de ontvangende samenle­ ving en menen dat er een onoverbmgbare kloof mssen beide zou bestaan.

Aan de andere kant wordt culmur in deze ge- 3 5 dachtegang als gedragsdeterminerend voorge­ steld. Mensen doen dingen omdat het in hun culmur zo hoort of gebmikelijk is. Culmur is in deze opvatting een soort besmringsprogramma voor menselijk gedrag. Zoals de bedrijfskundige Hofstede ooit zei: culmur is de ‘collectieve pro­ grammering van de geest’.’ S Alsof mensen mari­ onetten zijn waarvan het gedrag van bovenaf door hun cultuur wordt gesmurd. Het probleem van het idee dat de cultuur gedragsbepalend is. S&D 1/ 2 I 2003

De drie I’s Erik Snel Integratie minderheden is niet mislukt

blijkt duidelijk als we ons afvragen hoe bijvoor­ beeld een Marokkaanse Nederlander in een be­ paalde situatie zal handelen. Als Marokkaan, als Nederlander of als een in Nederland levende Ma­ rokkaan? In dit laatste geval zullen de (waargeno­ men) mogelijkheden van de Nederlandse con­ text even bepalend zijn voor het gedrag als de uit Marokko ‘meegenomen’ culturele normen en waarden (c.q. de eigen interpretatie daarvan). So­ wieso kan men zich afvragen of normen en waarden een ding zijn, dat men als een stuk ba­ gage over de wereld met zich mee kan slepen. Het probleem van de culturalistische benadering is met andere woorden dat mensen als gevan­ gene van hun culmur worden voorgesteld (Gid- dens sprak ooit spottend van cultural dopes) en er geen oog is voor het feit dat mensen kiezen voor het ene of het andere gedrag.

In de culturele antropologie is het echter al vanouds gemeengoed dat deze opvatting op een misvatting van menselijk gedrag berust. De rela­ tie russen cultuur en menselijk gedrag ligt eer­ der omgekeerd: de cultuur veroorzaakt niet men­ selijk gedrag, maar is een abstractie daarvan. Een cultuur bestaat namelijk niet los van menselijk gedrag, maar bestaat slechts voor zover die door menselijk gedrag wordt gereproduceerd.'*’ Tegenover de culturalistische optiek staat in de culturele antropologie een constructivistische benadering van cultuur. Centraal in deze optiek staan de veranderlijkheid en manipuleerbaar­ heid van culturen. Culturen zijn geen dingen of vaststaande entiteiten, maar het veranderlijke product van voortgaande processen van sociale interactie en definitie. Culmren en collectieve 36 identiteiten worden g econstmeerd doordat er

grenzen worden getrokken tussen de eigen groep en de buitenwereld. Deze grenzen zijn echter geen natuurlijk of vaststaand gegeven, maar worden zo getrokken dat ze politiek bruik­ baar zijn om een retorisch onderscheid te maken tussen de eigen groep en de buitenstaanders of vreemden. In deze retorische processen is het ‘uitvinden van tradities’ of het ‘inbeelden van niet bestaande gemeenschappen’ heel goed mo­ gelijk.

Samenvattend: het idee dat een culmrele kloof de voornaamste hindernis is voor de inte­ gratie van migranten in de Nederlandse samen­ leving berust op een verkeerd culmurbegrip. Mensen zijn geen gevangene van hun cultuur, hun gedrag wordt niet van bovenaf gesmurd door bepaalde culturele normen en waarden. Het idee van een onoverbrugbare kloof mssen twee culturen, ‘de’ Nederlandse of westerse culmur versus ‘de’ islamitische, is gebaseerd op een gere- ïficeerde opvatting van culmur. Culmur is echter geen vaststaand ding, maar iets dat door mense­ lijk gedrag voortdurend wordt gereproduceerd. Het idee van de ‘kloof tussen culmren’ of het eveneens veelgebruikte beeld van allochtone jongeren als ‘gevangene mssen twee culmren’

gaat uit van de gedachte van culmren als onbe­ wegelijke dingen en niet van culmur als het pro­ duct van menselijk gedrag.'^

ONBEDOELDE GEVOLGEN V A N DE ROEP OM A A N P A S S I N G

Als een sociaal probleem eenmaal op een be­ paalde manier wordt gedefinieerd in de wereld van politiek en beleid betekent dat veelal ook dat in een bepaalde richting naar oplossingen wordt gezocht. Zo ook bij de nieuwe definitie van het integratievraagsmk als primair cultureel pro­ bleem. Is het probleem eenmaal in deze termen gedefinieerd, dan ligt de oplossing voor de hand: minderheden en migranten moeten zich aanpas­ sen aan de Nederlandse normen en waarden. Deze roep om culmrele assimilatie horen we tegenwoordig steeds vaker in het Nederlandse minderhedendebat, niet alleen bij al eerder geci­ teerde auteurs als Scheffer, Van derZwan en Hirsi Ali, maar ook bij de directeur van het Soci­ aal en Culmreel Planbureau, Paul Schnabel. En­ kele jaren geleden eindigde hij een kritisch essay over de ‘multiculturele illusie’ met een ‘pleidooi voor aanpassing en assimilatie’.'^ Het meest on­ genuanceerd treffen we deze roep om assimilatie echter bij minister Nawijn. In een toelichting op zijn eerste (en waarschijnlijk laatste) begroting riep de minister migranten letterlijk op zich 'qua

De drie I’s Erik Snel Integratie minderheden is niet mislukt

ondemijs, wonen en werken Nederlander te voeIen'.^°

Dit is inderdaad een heel nieuw geluid in het Nederlandse denken over minderheden en inte­ gratie. Het centrale doel van het gevoerde min- derhedenbeleid was immers sinds j aar en dag: gelijke kansen in een context van culturele diver­ siteit.

De roep om aanpassing is echter niet alleen overbodig maar ook gevaarlijk omdat zij onbe­ doelde gevolgen kan oproepen. Dat de roep om aanpassing overbodig is, vloeit bijna automa­ tisch voort uit hetgeen hiervoor is gezegd over de veranderlijkheid van culmren. Het zou eerder vreemd zijn als migranten zich niet aanpassen, dat wil zeggen dat ze hun oude ideeën en over- migingen in een nieuwe maatschappelijke con­ text onverkort handhaven. Terzijde zij opge­ merkt dat ook het oude doel van het minderhe­ denbeleid (‘integratie met behoud van eigen cul- mur’) op hetzelfde essentialistische cultuurop­ vatting berust. Alsof mensen hun 'eigen iden­ titeit’ in een nieuwe context zondermeer kun­ nen behouden. Mensen veranderen als ze in een nieuwe maatschappelijke context terechtkomen, zoals ook de samenleving verandert als er nieuwe bevolkingsgroepen binnenkomen.

De roep om aanpassing kan echter ook onbe­ doelde gevolgen oproepen. Wanneer migranten- groepen voortdurend te horen krijgen dat ze zich moeten aanpassen en dat ze hun eigen identiteit (hoe ze die dan ook invullen) terzijde moeten schuiven, kan dat gevoelens van vervreemding oproepen. Door hier te komen, hebben ze af­ stand genomen van hun oude samenleving, maar in hun nieuwe samenleving worden ze niet geaccepteerd. Uiteindelijk gaat het er in het integratiebeleid ook om dat immigranten zich thuis voelen in hun nieuwe samenleving. Maar wie alleen geduld wordt voor zover hij of zij zich aanpast, voelt zich niet thuis. De roep om aan­ passing kan tot spanningen binnen migranten­ gemeenschappen leiden, bijvoorbeeld tussen de­ genen die zich aanpassen (door de radicalen binnen de eigen groep soms 'kokosnoten’ ge­ noemd: zwart van buiten, maar wit van binnen) en degenen die dat niet doen. De roep om aan­

passing verscherpt deze tegenstelling binnen migrantengemeenschappen en leidt onbedoeld tot een sterkere positie van degenen die zich terugtreldcen in het bastion van de eigen etni­ sche identiteit en tot een verzwakldng van de po­ sitie van degenen die zich wel willen aanpassen.

Het uiteindelijke effect van de roep om aan­ passing is dan ook wellicht precies het tegendeel van hetgeen we wilden bereiken, namelijk dat

Nu de rookwolken van de