• No results found

3. Data en resultaten

3.2 Soorten producties

Tijdens het coderen van de dataset kwamen er een aantal verschillende soorten producties naar voren. Veelal werd er op zowel Crowdpress als Voordekunst een bepaald label aan de projecten gehangen waardoor het niet nodig was om zelf categorieën te creëren. In totaal kwamen er zes verschillende soorten producties naar boven. Het gaat hierbij om de volgende: 1) Audiovisueel, 2) Multimediaal, 3) Geschreven pers, 4) Audio/Radio, 5) Geschreven/Foto, 6) Fotografie. Deze categorieën komen overeen met het soort producties die bekend zijn uit de meer traditionele vorm van journalistiek. Dit is redelijk eenvoudig te verklaren omdat er buiten deze zes soorten producties niet veel andere vormen te herkennen zijn. Wat opviel tijdens het vergaren van de data is de verhouding tussen de soorten producties. De 90 producties waren verdeeld zoals te zien is in tabel 2: Tabel 2.

Wat is terug te zien in het sample is dat meer dan de helft van de producties die gecrowdfund werden een vorm van videoproductie was. In veel gevallen ging het om documentaires, maar er kwamen ook portretten en series van korte films voorbij. Het hoge aantal audiovisuele producties valt op, maar wat misschien als even frappant te

Producties Absoluut Procentueel

(1) Audiovisueel 51 57% (2) Multimediaal 15 17% (3) Geschreven pers 6 7% (4) Audio/Radio 3 3% (5) Geschreven/Foto 4 4% (6) Fotografie 11 12%

beschouwen is, is het lage aantal geschreven producties. Slechts zes projecten waren volledig gefocust op geschreven stukken. Als categorie (5) er bij opgeteld wordt komt het nog steeds uit op een magere 11 projecten van de 90. Dit is ergens vreemd gezien de plek die geschreven pers heeft in het huidige medialandschap.

Als het aankomt op de slagingskansen van de verschillende soorten producties komen er een aantal interessante resultaten naar voren. Procentueel gezien zijn de slagingskansen als volgt: 1) 75%, 2) 80%, 3) 83%, 4) 67%, 5) 100% en 6) 36%. Uit deze cijfers springt vooral het percentage voor geslaagde fotografie acties in het oog. Slechts vier van de 11 project haalden het beoogde doelbedrag. De overige zeven projecten haalden niet alleen het doelbedrag niet, er werd ten opzichte van andere soorten producties procentueel gezien veel minder geld opgehaald. Gemiddeld genomen werd er bij de niet geslaagde acties maar 20,7% van het doelbedrag opgehaald. In het slechtste geval kwam maar 6,4% van het gehoopte geld binnen. Gezien de slagingskans van bijvoorbeeld audiovisuele of multimediale producties is het bijzonder te noemen dat er maar een klein aantal fotografieprojecten slaagden. 3.3 Doelbedragen De door de journalisten gestelde doelbedragen zijn in de dataset op twee manieren in kaart gebracht. Enerzijds is per project het exacte doelbedrag getoond. Dit is gedaan om per crowdfundactie te kunnen bepalen hoeveel geld er werd opgehaald ten opzichte van dit gestelde bedrag. Hier zijn de procentuele gegevens uit berekend. Anderzijds zijn alle doelbedragen in categorieën op gedeeld. De categorieën gaan van €0 - €999, €1000 - €1999, €2000 - €2999 enzovoorts. Opwaarts naar €10.000 – en alles daarboven. Door de bedragen in deze schalen te plaatsen kan een overzichtelijker beeld geschapen worden van het soort financiering dat journalisten nodig denken te hebben. Daarnaast geeft de categorisering de mogelijkheid om iets te zeggen over de kans dat er een verband bestaat tussen de hoogte van het doelbedrag en de slagingskans van het project. Hoe het aantal projecten zich verdeelde per categorie is te zien in de onderstaande tabel 3: Doelbedragen (in €) Aantallen (a) 0 – 999 3 (b) 1000 – 1999 9

(c) 2000 – 2999 16 (d) 3000 – 3999 9 (e) 4000 – 4999 2 (f) 5000 – 5999 9 (g) 6000 – 6999 3 (h) 7000 – 7999 6 (i) 8000 – 8999 13 (j) 9000 – 9999 3 (k) 10.000 - -> 17 Tabel 3 Zoals te zien is in de tabel behoren 17 van de 90 projecten in het sample tot categorie (k). Dit staat gelijk aan 19% van alle producties. Er is bewust gekozen voor de categorie €10.000 en alles daarboven. Dit omdat de doelbedragen boven de €10.000 te erg varieerden om ze allemaal in losse groepen onder te verdelen. Dit zou de overzichtelijkheid niet ten goede komen. Aan de andere kant verklaart dit ook waarom bijna een vijfde van het sample in deze categorie valt.

Na categorie (k) als grootste groep volgen de categorieën (c) en (i). Deze twee groepen zijn respectievelijk goed voor 18% en 14% van het sample. Deze worden op de voet gevolgd door categorieën (b), (d) en (f). Zij vullen alle drie 10% van het sample in. De overige vijf groepen zijn gezamenlijk goed voor 18% van het sample. Er is in het sample dus goed te zien dat journalisten redelijk verdeeld zijn in de doelbedragen die zij stellen. Dit is bijvoorbeeld te verklaren door het soort productie dat zij willen crowdfunden. Een geschreven productie is over het algemeen minder kostbaar dan een audiovisuele of multimediale productie. Daarnaast kan het meespelen of de journalist op zoek is naar financiering voor één productie of voor doorlopende verslaggeving. In dit geval is het logischer dat doorlopende verslaggeving meer geld kost dan het uitvoeren van een project. Als laatste is het zo dat er in sommige gevallen reizen naar het buitenland gemaakt dienden te worden. Vaak werd er door de journalist in kwestie dan ook gevraagd voor financiering van de reis en het verblijf op locatie.

Een mogelijk verband tussen het door de journalist gestelde doelbedrag en de kans van slagen van het project is lastig aan te tonen aan de hand van het sample. In tabel 2 worden de verschillende categorieën naast de slagingspercentages getoond:

Tabel 2 In tabel 2 is te zien dat er bij een aantal categorieën een slagingspercentage van 100% is. Namelijk (e), (g) en (j). De vraag is of deze data genuanceerd genoeg is. In het sample zijn in deze drie categorieën namelijk maar twee of drie projecten aanwezig. Hierdoor is de kans van het halen van een 100% score groter dan bij categorieën waar zich bijvoorbeeld negen of meer projecten in bevinden. Daarom is het misschien Interessanter om te kijken naar de zes categorieën die samen goed zijn voor 81% van het sample: (b), (c), (d), (f), (i) en (k). Er zou gesteld kunnen worden dat categorie (c) – waar 15 van de 16 projecten het beoogde bedrag behaalden – succesvoller is dan de andere groepen doordat het doelbedrag lager ligt. Echter, is dit niet zo zwart wit gezien het feit dat categorie (b) procentueel gezien een lagere kans van slagen heeft. Daarnaast zijn er andere categorieën die – ondanks een aanzienlijk hoger doelbedrag - toch een redelijk slagingspercentage behaalden. Concluderend kan gesteld worden dat – de vorige paragrafen in ogenschouw nemend – individuele aspecten binnen crowdfunding (gender, soorten producties, hoogtes van doelbedragen) geen direct effect hebben op de slagingskans van een project. Het zou wel zo kunnen zijn dat deze aspecten in combinatie met elkaar wel invloed hebben op de slagingskans.

Uiteindelijk behaalden 65 van de 90 projecten het doelbedrag. Dit is 72% van het sample. 23 projecten (26%) haalde niet genoeg geld op binnen de door de journalist

Doelbedragen (in €) slagingspercentage (a) 0 – 999 67% (b) 1000 – 1999 78% (c) 2000 – 2999 94% (d) 3000 – 3999 67% (e) 4000 – 4999 100% (f) 5000 – 5999 78% (g) 6000 – 6999 100% (h) 7000 - 7999 67% (i) 8000 - 8999 46% (j) 9000 - 9999 100% (k) 10.000 - -> 59%

gestelde tijd en 2% van de projecten was ten tijde van het samenstellen van het sample nog bezig. Tussen de 23 projecten die niet slaagden zaten er echter ook enkele tussen die hun project uiteindelijk op een andere manier wisten te financieren. Op Voordekunst dient het volledige doelbedrag gehaald te worden voordat het geld aan de journalist wordt uitgekeerd. Op Crowdpress wordt er – op het moment dat het doelbedrag niet behaald wordt – in sommige gevallen toch een manier wordt gevonden om het geld te besteden. Dit kan betekenen dat het gedoneerde geld naar een ander project op de site gaat. Andere keren wordt het doelbedrag van het desbetreffende project naar beneden geschroefd. De journalist in kwestie verandert dan de insteek van het project door bijvoorbeeld één groot artikel te maken in plaats van een serie kortere stukken. Ook gaven enkele journalisten aan dat ze via andere kanalen op zoek waren gegaan naar donaties. Op deze manier wisten ze hun producties uiteindelijk toch uit te voeren. Dit betekent dus dat sommige projecten wel geproduceerd werden ondanks het feit dat de crowdfundingsactie niet geheel geslaagd was. Dit kan terug koppelen naar de theorie van Aitamurto dat crowdfunding ook gebruikt kan worden als marketingtool en dat de journalist zijn of haar project zo bij andere geldschieters onder de aandacht kan hebben gebracht.149