• No results found

Bij dit topic zijn onderwerpen ondergebracht als buurtcontacten, vriendschap, het sociale netwerk, etnische identiteit en beeldvorming. Ook is gevraagd naar opvattingen over ver-schillende onderwerpen, zoals man-vrouw rollen, opvoeding, dominante visie van Nederlanders op de etnische groep, discriminatie in het dagelijks leven.

Deze vijf onderwerpen zijn in deze volgorde in de vorm van open vragen in de interviews besproken. Op deze manier konden unieke gesprekken ontstaan, die niet het karakter van een enquête hadden. De redenen voor deze aanpak waren:

• Aan de respondenten zoveel mogelijk ruimte bieden om hun mening te uiten, hun standpunten te verdedigen, hun ervaringen te vertellen, hun gedrag en keuzes te mo-gen rechtvaardimo-gen, wensen te noemen en hun leefwereld open te stellen.

• Om de mogelijkheid te creëren dóór te vragen indien de respondenten iets niet hel-der verwoorden en om het antwoord te verifiëren: bedoelen ze wat ze zeggen of is dat de interpretatie van de onderzoeker. Ook kon zo dezelfde vraag op verschillende manieren aan de respondenten gesteld worden zodat de vraag voor hen duidelijk werd. Op deze manier kwam er zo min mogelijk vervuiling terecht in de antwoorden en is triangulatie toegepast.

Tabel 2.4: Kenmerken van geïnterviewde personen in Den Haag (n=106)

Kenmerken Turken Marokkanen Surinamers Totaal

Totaal aantal personen 34 40 32 106

Geslacht Man 17 22 15 54 Vrouw 17 18 17 52 Leeftijd 16-24 jaar 16 16 10 42 25-44 jaar 6 17 11 34 45-64 jaar 12 4 8 24 65 en meer jaar 0 3 3 6 Huishoudensamenstelling

2 volwassen zonder kinderen 4 2 6 12

2 volwassen met 1 kind 2 2 4 8

2 volw. met 2 kinderen of meer 21 26 13 60

1 volw. met 1 kind of meer 6 0 8 14

Anders, namelijk* 1 10 1 12

Werk situatie

Heeft een betaalde baan 13 18 16 47

Heeft geen betaalde baan 21 22 16 59

Inkomen (netto euro per maand)

Laag (tot € 1.200) 0 12 2 14

Middel (€ 1.200-3.000) 31 24 21 76

Hoog (meer dan € 3.300) 3 4 9 16

Generatie

Eerste generatie 26 28 25 79

Tweede generatie 8 12 7 27

* Bijvoorbeeld het gezin bestaat uit twee zussen die als één gezin met hun kinderen in een woning wonen en of het gezin bestaat uit drie volwassenen of meer (bijvoorbeeld twee broers en twee zussen die samen als gezin in één woning wonen).

Wij hebben bij de interviews de structuur gebruikt zoals Hennink, Hutter & Bailey (2011) deze hebben beschreven. Voordat wij met de topics begonnen, is eerst een korte introductie gehouden waarin het doel van de interviews werd aangegeven en de wijze waarop de anonimiteit van de gegevens wordt gegarandeerd. Daarna hebben wij een aantal algemene openingsvragen gesteld om vervolgens de topiclijst met de responden-ten door te lopen.

De interviews zijn of in het Nederlands of in de taal van de respondenten afgenomen. Bij respondenten die het Nederlands onvoldoende beheersten, is gebruik gemaakt van een tolk. Voor de aanvang van de interviews hebben wij de tolk een beeld gegeven van het onderzoek, het doel van de interviews uitgelegd, en verteld wat van hem/haar werd verwacht.

Om de betrouwbaarheid van de interviews te vergroten en de vervuiling van de verza-melde gegevens te minimaliseren, is voor aanvang van de interviews toestemming aan de respondenten gevraagd of de onderzoeker de gesprekken op de band mocht opnemen. Op twee respondenten na hebben de geïnterviewden dit geweigerd. De ‘next best’ oplos-sing was om de gesprekken schriftelijk vast te leggen. Op basis van de toestemming die de respondenten tijdens de interviews hadden gegeven, heeft de onderzoeker alle gesprek-ken zelf vastgelegd in verslagen. Daarnaast hebben wij direct na het eind van elk interview aantekeningen gemaakt in een apart document. Om de betrouwbaarheid van de aanteke-ningen te verhogen en te toetsen zijn de gespreksverslagen later aan de respondenten voorgelegd. In de aantekeningen is informatie vastgelegd over vier onderwerpen:

1. Hoe is het interview verlopen?

2. Op welke topic heeft de respondent - bijvoorbeeld door herhaling - de nadruk gelegd?

3. Zijn er situaties die iets over de respondent kunnen zeggen? Bijvoorbeeld: heeft de persoon een dure auto en/of meubels (als indicator voor het inkomen); zijn er be-paalde foto’s in de woning zichtbaar (als indicator van een sterke identificatie met het land van herkomst).

4. Een overzicht van belangrijke kenmerken van de respondent.

De gegevens van alle respondenten zijn in apart databestand opgeslagen. In tabel 2.4 staat een overzicht van de kenmerken van de 106 geïnterviewde respondenten. De aan-tekeningen zijn soms gebruikt om de antwoorden te controleren. De meningen van de respondenten, de observaties en het overzicht van de kenmerken zijn bedoeld als een vorm van triangulatie teneinde de betrouwbaarheid van de data te toetsen.

Om het interviewmateriaal te analyseren, hebben wij codes gebruikt. Volgens Wester & Peters (2004) zijn in kwalitatief onderzoek codes een hulpmiddel om de gegevens en waarnemingen geordend te koppelen aan het analytisch kader. Met codes geeft de on-derzoeker op zeer beknopte wijze aan waar het betreffende gedeelte van de tekst naar zijn inzicht over gaat. In dit onderzoek onderscheiden we hoofdcodes en subcodes.

In lijn met deze aanpak hebben de deelvragen van dit onderzoek een hoofdcode ge-kregen. Het doel hiervan was om het interviewmateriaal thematisch te ordenen en een relatie tussen het veldwerk en de deelvragen te leggen. Op deze manier hebben wij vier categorieën van interviewmateriaal onderscheiden: arbeid, onderwijs, sociale contacten en een restcategorie voor gegevens die niet onder een van de andere drie hoofdcodes

geplaatst konden worden. In het interviewmateriaal is vervolgens per respondent ge-zocht naar tekstfragmenten die informatie geven over een deelvraag. Deze fragmenten hebben de hoofdcode van de deelvraag gekregen, de overige zijn geplaatst in de restca-tegorie. De eerste drie categorieën zijn relevant voor het beantwoorden van de deelvra-gen. De restcategorie kan echter als ondersteunend of reservemateriaal worden gebruikt omdat deze gegevens aanvullende informatie over de sociale positie kunnen geven. Binnen elke categorie hebben wij de tekstfragmenten nogmaals bekeken om te bepalen of het fragment aan de juiste code was gekoppeld.

Omdat het interviewmateriaal veel informatie opleverde, is in de hoofdstukken 3 tot en met 5 een selectie gemaakt van de tekstfragmenten van de respondenten. De pro-bleemstelling en de operationalisering van de onderzoeksvraag dienden hierbij als lei-draad. Indien in de fragmenten woorden of zinnen voorkomen die demografische of so-ciaal-economische variabelen aanduiden (bijvoorbeeld leeftijd, opleiding, inkomen), hebben wij deze code A toegekend. Indien in de fragmenten woorden of zinnen voorko-men die naar buurt verwijzen, hebben wij deze code B toegekend. Indien in de fragvoorko-men- fragmen-ten woorden of zinnen voorkomen die elemenfragmen-ten van de leefcultuur aanduiden, hebben wij deze code C gegeven.

Bij de interpretatie van de tekstfragmenten hebben wij telkens de vraag gesteld of er een relatie is tussen de woorden en zinnen en het onderwerp dat in het onderzoek wordt behandeld. Bijvoorbeeld: is er een relatie tussen het onderwerp arbeidsethos en het in-komen. Indien er een relatie is, is er dan sprake van een oorzaak en een gevolg? Zo is bij de tekstfragmenten de relevantie voor de beantwoording van de onderzoeksvraag vastge-steld. Voor alle duidelijkheid: de selectie van de fragmenten is in eerste plaats bepaald door de resultaten van de kwantitatieve analyse. Soms pasten elementen uit de inter-views niet bij de resultaten van de kwantitatieve analyse, maar bleken ze een eigen bete-kenis te hebben. Een voorbeeld is ‘discriminatie’. Deze grootheid komt niet voor in de lijst van variabelen in de kwantitatieve analyse, maar was wel belangrijk in de ervarings-wereld van de respondenten. De selectie van de fragmenten is zodoende bepaald door zowel de resultaten van het kwantitatieve deel van het onderzoek, als datgene wat de respondenten aangaven belangrijk te vinden.

In kwalitatief onderzoek heeft de validiteit betrekking op de vraag of de gehanteerde procedure ons in staat stelt om terechte uitspraken te doen. Het betreft dan zowel de inhoudelijke kant van het onderzoek, de vraag of de conclusies juist geformuleerd zijn, de juistheid van de gehanteerde termen (begripsvaliditeit), als de juistheid van de toege-paste procedures (interne validiteit) en de overdraagbaarheid van onderzoeksresultaten naar niet onderzochte situaties (externe validiteit) (Wester & Peters, 2004). Om de validi-teit van het kwalitatieve gedeelte van dit onderzoek zo veel mogelijk te garanderen, is bij de opzet van het veldwerk, de uitvoering ervan en het trekken van conclusies de vol-gende procedure gehanteerd. Er is rekening gehouden met een verschil in het gebruik van termen in de literatuur en in het dagelijks leven van de etnische minderheden. De

theoretische begrippen zijn geoperationaliseerd en vertaald naar het dagelijks leven. De informatie die op dit concrete niveau is verzameld, is weer teruggebracht tot het ab-stracte niveau en op basis daarvan zijn de conclusies getrokken. Door deze werkwijze is de kloof tussen de begrippen in de wetenschappelijke literatuur en de betekenis van de woorden in het dagelijkse leven tot een minimum teruggebracht.

In het kwalitatieve gedeelte kwam naar voren dat de validiteit van de beantwoording van vragen over het inkomen iets lager ligt dan de overige items. Tijdens de interviews zijn soms binnen een leefeenheid verschillende bedragen genoemd bij het opgeven van het netto maandelijks inkomen. Vrouwen (vooral de moeders) hebben soms een lager inkomen genoemd dan de mannen of vaders. Om de betrouwbaarheid van het kwalita-tieve gedeelte van dit onderzoek zo veel mogelijk te garanderen en storende factoren zo veel mogelijk uit te schakelen, zijn de volgende procedures en technieken gebruikt: • Er is naar gestreefd om interviews met respondenten te houden die veel van elkaar

verschillen op sociaal-economische en culturele kenmerken om zo de variatie tussen de kenmerken van de respondenten zo veel mogelijk te vergroten.

• Voordat de interviews met de respondenten begonnen, is een korte toelichting in het Nederlands of in de taal van de respondent naar de geïnterviewden gestuurd met informatie over, en het doel van het onderzoek. Ook heeft de onderzoeker voor elk interview kort toegelicht waarom het onderzoek plaatsvond. Beide toelichtingen zijn bewust kort gehouden, zodat de onderzoeker de antwoorden van de respondenten zo min mogelijk zou beïnvloeden.

• Er zijn drie proefinterviews gehouden met drie respondenten. Iedere respondent kwam uit een andere etnische groep (Turks, Marokkaans en Surinaams). Het doel van deze proefinterviews was om de topiclijst te toetsen en te verbeteren. De resultaten van deze drie proefinterviews zijn als pilot en als data gebruikt bij de analyse. • Om de vertekening in de verzamelde gegevens en de informatie van de geïnterviewde

persoon zo klein mogelijk te houden, is van alle interviews binnen 24 uur een verslag gemaakt met de antwoorden van de respondenten en de opmerkingen van de onderzoeker.

Tot slot van dit hoofdstuk is het van belang te wijzen op twee aspecten die verbonden zijn aan de rapportage van empirisch onderzoek. Het eerste aspect is het gebruik van citaten. Citaten worden hier niet opgevoerd als ‘bewijs’, maar als illustratie van ontwik-kelingen die op grote schaal voorkomen. Dat de ervaringen van de respondenten voor een breder levend gevoel staan, is in de empirische hoofdstukken herhaaldelijk beklem-toond. De veelheid en gevarieerdheid van de ervaringen hebben ons verleid om ze uit-voerig te citeren en te rapporteren. Door uituit-voerige citaten van respondenten op te ne-men krijgt dit onderzoek een extra (wij zijn geneigd te zeggen: noodzakelijke) dine-mensie die in veel ander onderzoek ontbreekt.

Het tweede aspect betreft de verhouding tussen de kwantitatieve en kwalitatieve para-grafen in de empirische hoofdstukken. Met het kwantitatieve deel worden bepaalde ver-banden uitgesloten of bevestigd. De gebruikelijke redenering is dat kwalitatief onder-zoek aanvullende of alternatieve verklaringen oplevert. Deze ‘aanvullende functie’ van het kwalitatieve deel is hier zeker aan de orde, maar er is meer. De ervaringen van de respondenten zijn ook van belang als een vorm van ‘externe validatie’. Zo werkt het kwa-litatieve deel van het onderzoek als bevestiging, aanvulling, en eventueel als tegenspraak van het kwantitatieve deel. Doordat het kwalitatieve deel van het onderzoek een sterk exploratief karakter had, is er overigens geen één-op-één match tussen de beide delen van het onderzoek.