• No results found

Buurtconcentratie en sociale contacten

5. Etnische concentratie en sociale contacten

5.3 Buurtconcentratie en sociale contacten

Het antwoord op de vraag in hoeverre allochtonen in Den Haag daadwerkelijk contact hebben met autochtonen, starten we eerst met het uiteenzetten van de potentiële contac-ten die ze, indachtig de ontmoetingskansentheorie, kunnen hebben op grond van de verdeling van de bevolking. Zijn er bijvoorbeeld relatief weinig autochtonen in de bevol-king (in de gemeente als geheel en/of de buurt), dan is de kans op contact van allochto-nen met autochtoallochto-nen klein. Een latere vergelijking van die ontmoetingskansen met de daadwerkelijke sociale contacten kan uitwijzen of de daadwerkelijke contacten ongeveer gelijk zijn aan de ontmoetingskansen. In dat geval zouden contacten worden bepaald door de ontmoetingskans. Als ze niet gelijk zijn aan de ontmoetingskans, zou dat beteke-nen dat contacten niet worden bepaald door de ontmoetingskans. Het aantal contacten

zou minder kunnen zijn dan de ontmoetingskans – hetgeen op een zeker afkeur duidt – of meer – hetgeen wijst op juist een sterke voorkeur voor omgang met de ander. Het laten zien van de potentiële ontmoetingskansen is dus belangrijk om inzicht te krijgen in de rol die ontmoetingskansen en voorkeuren voor sociaal contact spelen.

De potentiële-contacten-maat (exposure) verwijst naar de mogelijkheid van interactie tussen autochtonen en etnische groepen binnen een stad (Massey & Denton, 1988). Bij exposure zijn twee zaken van belang: de interactie-index en de isolatie-index. De inter-actie-index meet het potentieel contact van leden van etnische minderheden met au-tochtonen. Deze index geeft de ontmoetingskans van etnische minderheden met autoch-tonen voor de stad als geheel. De isolatie-index meet de mate waarin etnische minderheden in aanraking kunnen komen met leden van de eigen bevolkingsgroep. Indien er sprake is van twee groepen, dan is de som van de interactie-index en isolatie-index gelijk aan 100. Indien er sprake is van meer dan twee groepen, is er nog een rest-index. Deze toont het potentieel contact van een allochtone groep met overige alloch-tone groepen. De cijfers voor de afzonderlijke indexen liggen tussen 0 en 100, de som van de drie indexen is 100 (Van der Laan Bouma-Doff & Van Putten, 2005). Op basis van onderstaande formules (Massey & Denton, 1988) hebben wij deze drie indices (interac-tie, isolatie en rest-indexen) voor etnische groepen in Den Haag berekend en in figuur 5.1 weergegeven.

Figuur 5.1 laat zien dat de contactindices voor Turken de hoogste mate van segregatie aangeven. Het potentieel contact met autochtonen is voor Turken en Marokkanen het laagst, met een interactiewaarde van respectievelijk 29 en 31 in 2014. Het potentiële contact met leden van de eigen groep is voor Turken het hoogst (isolatie-index = 18). Dus, Turken hebben op grond van de etnische samenstelling van Den Haag (relatief veel Turken) de minste kans op contact met autochtonen, daarna Marokkanen, en dan Surinamers en overige niet-westere allochtonen.

Wat is vervolgens het daadwerkelijk contact van allochtone groepen in Den Haag met autochtonen? Weerspiegelen deze de potentiële ontmoetingskansen? De daadwerkelijke sociale contacten van allochtonen met autochtonen in dit onderzoek worden gemeten aan de hand van een vraag die in de Stadsenquête Den Haag is gesteld. Aan de responden-ten is gevraagd om aan te geven welk percentage van hun sociale contacresponden-ten in het dage-lijkse leven met autochtonen en allochtonen was. Op deze manier sluiten de contacten met autochtonen en/of met allochtonen elkaar niet uit. Wij gebruiken ‘het percentage sociale contacten van buurtbewoners met autochtonen’ als afhankelijke variabele in de analyse.

Figuur 5.1: Contactindices (Exposure dimensie*) voor etnische groeperingen in Den Haag 2014 29 31 39 43 18 12 13 11 53 57 48 46 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 Turken Marokkaans Surinaams Overig niet-w esterse

allochtonen

Interactie-index Isolatie-index Rest-index

Bron: eigen bewerking op basis van gegevens http://denhaag.buurtmonitor.nl/. Geraadpleegd op 10-08-2014. * Voor de formule zie Massey & Denton, (1988):

xP*y verwijst naar Interactie-index en het wordt als volgend berekend: n

xP*y = ™ [xi / X]*[yi / ti] i=1

xP*x verwijst naar Isolatie-index en het wordt als volgend berekend: n

xP*x = ™ [xi / X]*[xi / ti] i=1

xRy verwijst naar Rest-index en het wordt als volgend berekend: n

xRy = ™ [xi / X]*[ri / ti] i=1

x = verwijst naar een etnische minderheidsgroep y = verwijst naar de autochtone groep

xi = het aantal personen van een etnische minderheidsgroep x in de wijk y X = het aantal van een etnische minderheidsgroep in de stad

yi = het aantal autochtonen in de wijk

ri = totaal aantal overige allochtonen, uitgezonderd de genoemde etnische minderheid in de wijk ti = de totale wijkbevolking

n = aantal wijken i = wijk

In tabel 5.1 is het percentage van de gemiddelde sociale contacten van allochtone Hagenaars met autochtonen naar etnische afkomst en naar witte, gemengde en concen-tratiebuurten weergegeven. Uit de enkelvoudige variantieanalyse toets blijkt dat er een significant verschil bestaat in de sociale contacten tussen etnische groepen met autoch-tonen (F =209,16; df = 4,991; p < 0,001). Autochautoch-tonen hebben gemiddeld vaker contact met elkaar dan allochtonen met autochtonen. Marokkanen (29 procent) en Turken (30 procent) hebben duidelijk minder contact met autochtonen dan Surinamers (42 pro-cent). Dit komt deels overeen met onze verwachting uit de ontmoetingskansentheorie. Echter, van Turken werden de minste contacten met autochtonen verwacht, niet van

Marokkanen (1 procent is het verschil in de gemiddelde contacten tussen Turken en Marokkanen en dat is een niet significant verschil).

De vervolgvraag is in hoeverre er verschillen in contacten van allochtonen met au-tochtonen bestaan naar etnische concentratie van de buurt. Nemen die contacten duide-lijk af met de etnische concentratie van de buurt, zoals zowel volgens de ontmoetings-kansentheorie als volgens de theorie van invloed van derden wordt verwacht? Het antwoord is deels bevestigend: allochtone bewoners van witte en gemengde buurten hebben duidelijk meer contact met autochtonen dan allochtone bewoners van concen-tratiebuurten, maar opvallend is dat Turken en Marokkanen in gemengde buurten meer contact hebben met autochtonen dan Turken en Marokkanen in witte buurten. Voor de overige niet-westerse allochtonen is er wel een rechtlijnig verband: deze groepen hebben vaker sociale contacten met autochtonen in witte buurten dan in gemengde en concen-tratiebuurten. Wellicht heeft dit te maken met het feit dat een deel van deze groepen tot de westerse allochtonen behoort en deel uitmaakt van hogere sociale klassen.

De verschillen tussen witte, gemengde en concentratiebuurten (zie tabel 5.1) wat be-treft de sociale contacten met autochtonen zijn statistisch significant (F =59,45; df = 2,478;

p < 0,001; de toets is zonder autochtonen uitgevoerd). Allochtone bewoners in witte

buurten hebben gemiddeld het vaakst sociale contacten met autochtonen: 77 gemid-delde contacten inclusief autochtonen; zonder autochtonen is het gemidgemid-delde 61. Bewoners in gemengde buurten hadden minder contacten: 62 gemiddelde contacten inclusief autochtonen; zonder autochtonen is het gemiddelde 46. En in concentratie-buurten is het aantal contacten nog lager: 45 gemiddelde contacten inclusief autochto-nen; zonder autochtonen is het gemiddelde 29.

Tabel 5.1: Gemiddelde en standaard deviatie sociale contacten van Hagenaars met autochtonen in 2007, naar etnische afkomst en witte, gemengde en concentratie buurten*

Etnische afkomst Witte Buurten Gemengde buurten Concentratie buurten Totaal

Gemiddeld Standaard deviatie Gemiddeld Standaard deviatie Gemiddeld Standaard deviatie Gemiddeld Standaard deviatie

Autochtonen 86 16 79 21 76 25 82 20 Surinamers 55 24 51 22 33 28 42 27 Turken 36 23 39 24 25 24 30 25 Marokkanen 33 25 41 23 22 22 29 25 Overige 71 23 48 26 34 27 52 30 Totaal 77 (61) 25 62 (46) 28 45 (29) 34 62 (43) 32

Figuur 5.2 geeft weer dat hoe hoger het percentage niet-westerse allochtonen in de buurt is, des te zwakker de sociale contacten van allochtonen met autochtonen in de buurt zijn. Het verband is statistisch significant en vrij sterk te noemen (r = -0.66; p < 0,001; n=85). Zo is te zien dat 85 procent van de buurtbewoners in de concentratiebuurt Transvaalkwartier-Noord niet-westerse allochtoon is en elf procent van de allochtone bewoners heeft contact met autochtonen. Ter vergelijking: in de witte buurt Kijkduin is vier procent allochtoon, en van de allochtone bewoners in die buurt heeft 92 procent contact met autochtonen. De meeste buurten beantwoorden aan dit patroon: hoe meer allochtonen, des te minder contact met autochtonen. Lichte afwijkingen van dit patroon zijn er ook. In de concentratiebuurt Oostbroek-Noord is er relatief meer contact met autochtonen dan op grond van de etnische samenstelling verwacht kan worden: onge-veer de helft autochtoon (47 procent niet-westerse allochtoon) en het gemiddelde sociale contacten met autochtonen 54 procent. Deze buurt levert een ‘positieve’ uitschieter op. Een ‘negatieve’ uitschieter is de concentratiebuurt Moerwijk-Oost (46 procent niet-wes-terse allochtoon en het gemiddelde sociale contact met autochtonen is slechts 13 procent).

Figuur 5.2: Percentage niet-westerse allochtonen in de buurt en het gemiddelde percentage sociale contacten met autochtonen in 2007, naar witte, gemengde en concentratie buurten in Den Haag*