• No results found

3 Woonoverlast en de lokale beleidspraktijk

3.7 Sluiting pand vanwege brandgevaar

Bij woningcontroles die de gemeente houdt na meldingen van overlast, kan men naast overbewoning ook stuiten op onveilige of brandgevaarlijke situaties. Zoals eerder gezegd, lopen arbeidsmigranten vanwege hun kwetsbare en afhankelijke positie een verhoogd risico om in illegale en (brand)gevaarlijke situaties terecht te komen. Een voorbeeld daarvan is een bedrijfspand in een kleine gemeente, waar 26 Poolse arbeidsmigranten werden gehuisvest. De gemeente kreeg daar een overlast-melding over van een buurtbewoonster en is toen gaan kijken. De betrokken ge-meentefunctionaris vertelt:

‘Wij kenden de woning en we wisten dat daar een familie van Polen zat. Toen gingen we samen met de brandweer kijken en zagen gewoon mensonterende dingen, ook qua veiligheid. Kooktoestellen op kamers, geen noodverlichting, geen brandblussers, steile trappen, hartstikke donker. Alles meteen eruit gehaald, het was onveilig. Dat doen we dan in het kader van de brandonveiligheid en niet vanwege in strijd met het bestemmingsplan, wat ook zou kunnen want het was een bedrijfswoning.’

In bovengeschetst geval vond een spoedontruiming plaats in het kader van brand-onveiligheid.

In de meeste onderzochte gemeenten zijn afgelopen jaren één of enkele woningen gesloten wegens brandgevaar, dat werd geconstateerd na de controle van een woonpand waar veel arbeidsmigranten uit Midden- en Oost-Europa bleken te wonen en waar buurtbewoners over klaagden. De overlast is direct aangepakt door de panden te sluiten. Gemeentefunctionarissen vertellen dat het dan gaat om panden met ernstige overlast door overbewoning, waar tevens een (levens-)bedreigende

milieu of een dreiging daartoe, het college van Burgemeester en Wethouders direct kan overgaan tot het intrek-ken van de omzettingsvergunning. In dat geval moet het verhuren van kamers in onderhavige woning per direct worden beëindigd.’ Het betreft een soortgelijke formulering die geldt voor toepassing van de Wet Victoria, voor

situatie wordt aangetroffen.37 Het gaat er bijvoorbeeld om de afwezigheid van voldoende veilige vluchtwegen vanwege het grote aantal bewoners in relatie tot het aantal deuren en uitgangen. Bij een brandonveilige situatie kan de pandeige- naar worden aangeschreven met een last onder dwangsom of bestuursdwang, dan krijgt deze de gelegenheid de woning en voorzieningen aan te passen. Gebeurt dat niet, dan sluit de gemeente alsnog de woning. Bij acuut brandgevaar kan direct worden opgetreden. Het betreft dan een spoedsluiting waarbij bestuursdwang wordt toegepast, die mondeling kan worden aangezegd. De eigenaar ontvangt de beschikking achteraf en draait in principe op voor de door de gemeente gemaakte kosten.

Verschillende gemeentefunctionarissen in kleine en grote gemeenten zeggen bij extreme probleempanden de voorkeur te geven aan het handhaven op brandveilig-heid, boven het handhaven op overlast of het handhaven op bestemmingplan. Voor sluiting vanwege overlast kan in principe gebruikgemaakt worden van de Wet Victoria (art. 174a Gemeentewet). Voor die wet is het echter nodig aan te tonen dat ‘de openbare orde door gedragingen in de woning ernstig wordt verstoord’. Overlast die alleen bestaat uit geluidshinder is niet genoeg voor toepassing van de wet, de ordeverstoring moet gepaard gaan met ernstige overlast die nadelig is voor de vei-ligheid en gezondheid van de woonomgeving (vlg. Vols, 2010). Of zoals een mede-werker van een stedelijk interventieteam zegt: ‘Artikel 174a is een heel moeilijk

ar-tikel om rond te krijgen. Er moet meer zijn dan alleen overlast, bijvoorbeeld gevaar voor de omgeving.’ Er is voor de bewijslast van de Victoriawet dan ook grondige

dossiervorming nodig omtrent de overlast. Als het gaat om de aanpak van overlast gerelateerd aan arbeidsmigranten uit Midden- en Oost-Europa is de Wet Victoria, voor zover wij hebben kunnen nagaan, in de afgelopen jaren een of enkele keren ingezet in een grote stad. Dat betrof bijvoorbeeld het pand dat in paragraaf 2.8 als voorbeeld is beschreven. Maar doorgaans wordt bij sluiting van een ernstig overlast-gevend pand gekozen voor het handhaven van brandveiligheid, omdat dat qua bewijslast en juridische procedure eenvoudiger is.

Strafrechtelijke boete

In één stad wordt bij het aantreffen van een levensbedreigende situatie in een woonpand in principe ook een strafrechtelijke boete opgelegd. Een gemeente-functionaris zegt daarover:

‘Die [de strafrechtelijke boete] zet je alleen in op het moment dat er een levens-bedreigende situatie is. Bijvoorbeeld een vierkamerwoning met een oppervlakte van 75 vierkante meter waar tien arbeidsmigranten wonen, waar onvoldoende ventilatie is, de gasinstallatie slecht, de verwarming loopt op een niet onder-houden cv ketel, sterke luchtvervuiling, hoge huren, et cetera. In zo’n situatie overwegen we de strafrechtelijke kant op te gaan. Je doet dan een spoedsluiting en maakt daarnaast een strafrechtelijke boete op.’

In bovenbeschreven geval wordt het betreffende pand met spoed gesloten op grond van het acute brandgevaar (Woningwet). De verzamelde informatie over het pand wordt overgedragen aan het Openbaar Ministerie, die vervolgens nader bekijkt of strafrechtelijke vervolging van de pandeigenaar mogelijk is.38 In deze stad wordt ervoor gepleit een bestuurlijke boete op te kunnen leggen voor overtreding van de Woningwet. De bestuurlijke boete kan nu alleen worden ingezet voor overtreding van de Huisvestingswet, dus een bestuurlijke boete is in deze situaties niet moge-lijk. Wel kan een last onder dwangsom of bestuursdwang worden gebruikt, maar sturen door lik-op-stuk-beleid is nu niet mogelijk. De gemeente is als gevolg

37 Bij (dreiging met) sluiting wordt gebruikgemaakt van de Woningwet/Bouwverordening/Gebruiksbesluit. 38 Wet economische delicten jo. Woningwet 1b. Het gaat erom dat de pandeigenaar niet voldoet aan de zorgplicht.

van afhankelijk van het besluit van het OM om wel of niet te vervolgen en vindt het wenselijk om ook zelf de verantwoordelijke pandeigenaar een boete op te kunnen leggen bij bouwkundige gebreken en brandgevaarlijke situaties.

Naar een volgend adres

De vraag is wat vervolgens gebeurt met de mensen die uit huis worden gezet. Als zij noodgedwongen op straat terechtkomen, zou dat weer kunnen leiden tot andere vormen van overlast. In verschillende gemeenten zijn om die reden afspraken ge-maakt met uitzendbureaus, woningcorporaties of zorginstellingen, over het vrijhou-den van enkele kamers voor dergelijke situaties. Uiteenlopende gemeentefunctiona-rissen hebben echter de ervaring dat arbeidsmigranten in de praktijk snel elders weer onderdak hebben gevonden. Gemeentelijke handhavers uit twee verschillende steden vertellen over hun eigen bevindingen tijdens een sluiting:

‘Negen van de tien keer lost het probleem zich vanzelf op. Ter plekke gaan men-sen zelf vast bellen [als de sluiting door de gemeente wordt uitgevoerd], en dan komen er snel een of meerdere busjes aanrijden met matrassen. Die pikt de mensen op en gaan dan naar een volgens adres, of naar een bedrijfspand.’

Een gemeentefunctionaris die betrokken was bij de sluiting van een overlastgevend pand (zie het voorbeeld uit paragraaf 2.8 voor een beschrijving van de situatie) op grond van de Wet Victoria zegt:

‘Ik heb op basis van zaakwaarnemingen een spoedsluiting gedaan, op basis van artikel 174a. Dat was in een pand met 25 Roemenen (…) een hele kleine woning, vol met matrassen. Voor de baby’s en kinderen heb ik nachtopvang aangeboden, maar daar werd geen gebruik van gemaakt. (…) Ik weet dat ze hun boeltje pak-ken en naar andere woningen gaan (…) De mensen verbleven er illegaal, ik heb met de GGD gebeld en die hadden alleen plek voor de kinderen. Ze lieten de kinderen niet alleen, ze zijn gewoon weggegaan.’

Niets kunnen doen: terugvallen op niet- juridische middelen

Als sprake is van woonoverlast gerelateerd aan arbeidsmigranten uit Midden- en Oost-Europa maar aan de wettelijke voorwaarden is voldaan en er worden geen overtredingen geconstateerd, heeft de gemeente weinig middelen in handen om iets aan de overlast te doen, zo stellen verschillende politie- en gemeentefunctionaris-sen. De woonoverlast die dan wordt geconstateerd, is niet ernstig genoeg voor andere juridische maatregelen. In de door ons afgenomen interviews komen althans geen andere handelingsstrategieën naar voren. Een politiefunctionaris uit een grote stad zegt over een ‘probleempand’ waar de geluidsoverlast hardnekkig is, en waar omwonenden over blijven klagen, ondanks herhaalde huisbezoeken van de politie:

‘Wij krijgen een melding van overlast en gaan ter plaatse proberen er iets aan te doen. Als het geluidsoverlast is, dan ga je er naartoe en geef je aan dat het ge-luidsvolume lager moet. Nou, als ze daaraan voldoen dan zijn we weer weg. Als dat een paar keer gebeurt dan kun je overgaan tot het in beslag nemen van de installatie. Schaffen ze weer een nieuwe aan dan blijf je als bewoner zeggen ‘wat heb ik eigenlijk aan de politie, wat heb ik aan de gemeente, we blijven met die ellende zitten.’ Hoe lossen we dit op? Het lost alleen maar op als het pand weg is en dat is niet te doen, want ze hebben een vergunning [voor kamerverhuur]. Het is net niet genoeg overlast om een pand te sluiten, dus mensen blijven klagen en er gebeurt niks. Er gebeurt wel iets, maar geen structurele oplossing.’

De vraag is welke middelen gemeenten in handen hebben als de vergunningver-lening en kwaliteit van de huisvesting goed op orde zijn, en de overlast ‘niet ernstig

genoeg is’, zoals bovenstaande functionaris stelt. Gemeentefunctionarissen zeggen in die gevallen terug te vallen op de ‘zachte methoden’, de niet-juridische middelen, om de overlast een halt toe te roepen. Ze noemen de inzet van de wijkpolitie, het praten met bewoners, pandeigenaren, uitzendbureaus en het (laten) opstellen van gedragsregels. Een handhaver uit een grote stad vertelt hoe hij handelt als er over-last is vanuit een pand maar er is geen sprake van onvergunde kamerverhuur of andere overtredingen:

‘Afspraken maken. We nemen de Poolssprekende medewerker mee. We roepen de hele club bij elkaar, we controleren de identiteitsbewijzen, met hoeveel per-sonen ze verblijven, of de branduitgangen veilig zijn. Dus regelmatig controleren. En ik spreek ze aan op bellen op het balkon, op muziekgebruik, hangen voor de deur. Gewoon afspraken maken. (…) Ook met de eigenaar of iemand van het uitzendbureau. En de buurtagent regelmatig langs sturen. Als ze met z’n allen buitenhangen en bier drinken, stuurt de wijkagent ze weer naar binnen.’

In de nu volgende paragrafen gaan we door op de niet-juridische ‘zachte’ methoden om overlast te bestrijden: de rol van omwonenden bij de bestrijding van overlast (paragraaf 3.8) en de rol van huismeesters (paragraaf 3.9).