• No results found

- Sinkel en Krasnapolsky

In document Productie: Boekverzorging: Druk: ISBN: (pagina 29-32)

Krasnapolsky treedt eind 1856 in dienst van Anton Sinkel in de winkel van Sinkel aan de Nieuwendijk. Dat is dan al een bedrijf van grote faam. Sinkel komt uit Cloppenburg, een stad die evenals Peine in het toenmalige koninkrijk Hannover ligt. De vrouw van Sinkel komt uit Mettingen, dezelfde plaats waar ook velen van de Tüötten vandaan komen. Sinkel en Krasnapolsky zijn dus landgenoten. Sinkel is in 1821 als marskramer in garen en band Nederland binnengekomen - spoedig gevolgd door zijn broers Hermann en Joseph - en heeft zich gevestigd aan de Nieuwendijk om daar een winkel te beginnen; nou ja een winkel... hij spreekt zelf over een “affaire in Wollen, Catoenen en Zijden Manufacturen”. Dat klinkt heel wat beter! Als Krasnapolsky bij hem in dienst treedt, is Sinkel al een welvarend man die woont op het landgoed ‘Hors du Boue’ te Hilversum. Hij houdt van Franse termen, waarmee hij ook zijn advertenties in de dagbladen rijkelijk opsiert. De winkel heeft hij door architect Joh. van Straaten naar Griekse trant laten verbouwen. Niet omdat hij een minnaar is van het neoclassicisme, maar omdat de grote winkels in Londen en Berlijn er ook uitzien als Griekse tempels.

En wat daar geliefd is, moet ook in Amsterdam mensen trekken. Sinkel heeft over belangstelling niet te klagen, maar dat kan ook liggen aan zijn formidabele verkoopstunt: prijskaartjes met vaste prijzen! Dat is nog nooit vertoond in Nederland.

De vaste gewoonte is dat de winkelier een veel te hoge prijs vraagt. Van de klant wordt verwacht dat hij afdingt. Kopen is dus een kwestie van loven en bieden. Sinkel doorbreekt die gewoonte, wordt prompt voor gek verklaard, maar heeft een enorm succes. Sinkel verkoopt van alles, getuige het rijmpje:

In de winkel van Sinkel, ....daar kan je krijgen, manden met vijgen, doosjes pommade, flesjes orgeade1, drop om te snoepen, pillen om te ...

Sinkel heeft met de kleermakersgezel belangrijke plannen, blijkens de mededeling aan de gegoede klanten dat hij een coupeur in dienst heeft. Adolf Wilhelm blijft dus het vak van zijn vader en grootvader trouw. Hij heeft het kennelijk bij Sinkel naar zijn zin. Naar de maatstaven van de tijd wordt hij goed betaald, want de kleermakersgezel ziet kans een aardige duit opzij te leggen. Aanvankelijk heeft hij het plan om zijn eigen kleermakerij te openen. Hij koopt echter, op die gedachte gebracht door August Volmer, een kelner afkomstig uit het Rijnland met wiens zuster Adolf Wilhelm zal trouwen, het Nieuwe Poolsche Koffijhuis. Het is het begin van het later zo bekende hotelbedrijf Krasnapolsky.

- Wanderschaft

1 Amandelmelk, een schoonheidsmiddel

Hendrik Gerhard zwerft als een echte Wanderbursche rond van plaats tot plaats, steeds werkend als kleermakersgezel om in zijn levensonderhoud te voorzien. Als hij iets heeft gespaard reist hij weer verder. In 1851 is hij korte tijd in Brussel en reist daarna naar Parijs. In Frankrijk werkt Gerhard in haast alle grote steden. Zowel in Brussel als in Parijs bestaat in dat jaar een afdeling van de Bund der Kommunisten, de opvolger van de Bund der Gerechten van Wilhelm Weitling. Het is mogelijk dat Gerhard in Brussel en Parijs in contact heeft gestaan met deze vereniging of met leden ervan. Hij komt voor de eerste keer in Parijs in de laatste dagen van de republiek. Lodewijk Napoleon is op

dat ogenblik nog president. Ogenschijnlijk vindt hij daar, onder de werklieden waarmee hij in aanraking komt, een geest van vrolijkheid en opgeruimdheid, die anders is dan hij bij de Nederlandse werkman waarnam. In een artikel in De Werkman in 1870 schrijft hij daar het volgende over:

"Op twintigjarige leeftijd echter, nog niet door de ondervinding geleerd, gelooft men nog licht aan de oprechtheid en eerlijkheid van anderen; men neemt schijn voor werkelijkheid aan. Zoo ging het ook met mij, doch ik bemerkte al zeer spoedig tot mijn eigen schade, dat die tevredenheid, die opgeruimde stemming, die voor mij zooveel aantrekkelijks had en welke ik toeschreef aan eene betere maatschappelijke toestand, als het gevolg van den republikeinschen regeerings-vorm, inderdaad een geheel andere oorzaak had. Vooreerst waren de menschen, met wie ik kennis maakte, allen ongehuwd, derhalve personen, op wie de zorgen des levens niet het meest drukten. Daarbij kwam nog, dat zij met de beginselen van eerlijkheid het niet zoo nauw opnamen, of zij wisten zich ten koste van een ander wel eens een vrolijke dag te verschaffen. Later, toen ik in aanraking kwam met werklieden, die vrouw en kinderen ter verzorging hadden en karakter genoeg bezaten om eerlijk man te willen blijven, toen zag ik, dat ook hun lot was: zwaar arbeiden en veel ontberen. Onder die omstandigheden verliet ik Parijs en kwam, na eenige weken te Lyon aan, juist op den tijd, dat de algemeene stemming zou plaats grijpen [2 december 1852, DN] over de al of niet instelling van het keizer-rijk. De uitslag is genoeg bekend; de stemming had plaats en Lodewijk Napoleon stond met den titel van keizer aan 't hoofd van den staat. Vraagt ge nu, welke in-vloed had deze verandering van regeeringsvorm op het lot van den arbeider? Ik moet u eerlijk bekennen niets; zijn toestand bleef alweder dezelfde: zwaar arbeiden en veel ontberen. Sinds die tijd heb ik een groot gedeelte van Frankrijk doorreist: Marseille, Toulouse, Bordeaux, Poitiers en nog vele andere plaatsen, totdat ik eindelijk weder te Parijs terugkwam, dat Parijs, dat ik als den zetel van den republiek verlaten had en als keizerstad wedervond; maar in den toestand van den arbeider volstrekt geene verandering. Het eenige, waarin wij zelfs ten achter staan bij het buitenland, is dat men daar ten minste den arbeider eere geeft, terwijl men hem hier van ter zijde aanziet. De werkgever zal daar zijne werklieden altijd beleefd aanspreken, terwijl dit hier maar al te veel te wenschen overlaat. Ook heerscht er in 't algemeen een vroolijke stemming; maar dit is meer toe te schrijven aan het volkskarakter, dan wel, dat het een bewijs zou zijn, dat zij zooveel meer kunnen genieten."

Vanuit Frankrijk gaat Gerhard naar Italië, waar hij niet lang blijft, om vervolgens naar Zwitserland te gaan. In het reeds aangehaalde artikel in De Werkman zegt Gerhard daar het volgende over:

"Richten wij nu onzen blik naar Italië en beschouwen we daar de toestand, zoo moet ik u zeggen, dat den arbeider weliswaar niet zwaar werkt, maar dat ook zijn levenswijze ellendig is. Voor een vreemdeling is deze niet lang uit te houden.

Ondertusschen, ik moet opmerken, het is 17 jaar geleden sinds ik mij daar bevond. In dat tijdsverloop heeft Italië groote staatkundige veranderingen ondergaan, maar ik houd mij verzekerd, dat wat het gebied van den arbeider aangaat, ook daar nog veel verbetering te wenschen over blijft. Zoowel in Genua, onder het vaderlijk bewind van Victor Emanuel, bijgenaamd koning-edelman, als te Florence en Livorno onder Oostenrijks heerschappij, vond ik den toestand van den werkman beklagenswaardig. Slechter gevoed dan daar kan men bijna niet zijn.

En nu Zwitserland, van ouds het land der vrijheid, daar dacht ik, zou ik den arbeider aantreffen in een toestand, aan het ideaal gelijk, 't welk ik mij er van had voorgesteld, doch vond mij bitter teleurgesteld. Wel kan de arbeider in Zwitser-land zich beter voeden en kleden als in Italië, maar niet beter als in Frankrijk.

Men kan er vrij spreken en schrijven; maar daar blijft het ook bij, alleen door hard werken kan men ook daar in den eerste levensbehoeften van zijn huisgezin voorzien".

Gerhard heeft het voornemen om via Istanboel (toen: Konstantinopel) naar Jeruzalem te reizen. Zover komt het echter niet. Hij leert in Lausanne, dat in het Frans sprekend deel van Zwitserland ligt, Susanna Stehli kennen. Zij is een Duits-Zwitserse, geboren te Zwillekon (commune d’Affoltern am Albis, Zürich) op 22 maart 1834. Zij woont en werkt te Lausanne, als dienstbode. Na hun huwelijk, op 20 januari 1858, vestigen ze zich te Lausanne. Daar worden hun eerste twee kinderen geboren: Adriën Henri op 7 april 1858 en Delphine Elisabeth op 19 november 1859.

In 1861 vertrekt Gerhard met zijn gezin naar Nederland. Aanvankelijk vestigen ze zich in Delft aan de Molslaan, maar nog voor het einde van het jaar gaan ze naar Amsterdam, waar ze hun verdere leven wonen en werken.

[Hoofdstuk 4]

ORGANISATIE 1862 - 1871

In document Productie: Boekverzorging: Druk: ISBN: (pagina 29-32)