• No results found

Simon ging weer zitten en boog zich over zijn boeken, hij leek een oude man, en was toch maar juist over de vijftig, een oude, gekwelde man

Toen drong zijn hart zich naar boven toe. Het drong zo snel dat er geen tegenhouden

meer aan bleek. En het kwam daar te liggen in die loofhut, juist tussen het

gebedenboek en André Spirés Versets in. Tussen de voorgekauwde deugd van het

goede, godvruchtige leven en de menselijke jammer en ellende. Het lag daar en

bewoog niet. Maar Simon bewoog wel. Hij sloeg zijn handen voor zijn gezicht - hij

had eerst zijn bril afgezet - en luisterde naar dat eigen hart. Het was een soort

horoscoop. Het vertelde weinig van het verleden, maar het hechtte dat wat voorbij

was aan wat gebeuren ging.

‘Je bent bezig,’ zei het hart, ‘je leven in de verkeerde richting te brengen. Alles

wat je doet, doe je te goeder trouw, dat valt niet te ontkennen. Je huwelijk met een

half-jodin heeft je tot de uiterste orthodoxie gedreven, in de hoop dat God je eens

vergeven zal. Maar je hebt dat niet voor jezelf kunnen houden, je hebt je onwetende

vrouw erin gemengd, zo ruw erbij betrokken dat je, in plaats van de liefde, de haat

in haar aangewakkerd hebt. Nu haal je daar je dochters ook nog bij, naïef als je bent

richt je je vooral tot Judith, die uiterlijk zo op je lijkt. Wees toch niet zo dom, Simon,

als ze iets voor je voelden, die vrouw en die twee meisjes daarbinnen in de warme

kamer, dan zouden ze je toch geen week lang alleen in een koude, kale loofhut laten

zitten.

Dan zouden ze immers bij je komen, je wat afleiding geven. Herinner je toch je eerste

huwelijksjaren. Elisa bleef toen bij je... Ook in je armen ligt ze al lang niet meer met

vreugde. Integendeel, want omdat je haar nimmer hebt durven vertellen wat die plek

betekent die ze de eerste nacht bij je elleboog heeft ontdekt, is ze hierover gaan

nadenken, heeft ze in boeken gezocht. Zo is ze je sperma ook gaan haten. Dat is de

enige reden waarom je zoon is uitgebleven. Haar weerzin blijkt krachtiger dan alle

natuurwetten. Het is een sterke vrouw, jouw Elisa. Maar jij hebt haar vermaakt, zoals

een pak dat eerst goed zat, maar dat door het telkens keren en veranderen en aanmeten

naar andere vormen, krimpt en kleurloos wordt. Pas op voor Elisa, Simon. Ga enige

maanden weg om je studie in het buitenland te beëindigen, alleen reeds het gevoel

dat zij bereiken zal wat ze met haar bankrekening heeft beoogd zal Elisa doen opleven.

Breng haar terug naar een wereld van meer kleur, ze verdort vanbinnen als de heide

in dit seizoen. Kun je dit niet, Simon, dan...’

Er kwam plotseling een windvlaag, die het gebedenboek op de grond deed vallen,

het hart weer op zijn plaats zette en André Spirés Versets liet liggen. Het dak van de

loofhut bewoog.

Je kon er zeker van zijn dat wanneer Judith lachte, het bijna altijd om een seksueel

grapje was. Ze was elf jaar nu, donker, had de slechte ogen van Simon geërfd en

droeg een bril. Ze was niet groot, een pientere leerling, maar ze kwam meestal toch

met slechte rapporten thuis waarop bij ‘opmerkingen’ in mooi schoonschrift stond

geschreven: ‘Judith kan veel beter.’ ‘Hoe kan de onderwijzer dat nu weten, hij zit

toch niet in mijn hersens,’ zei Judith. Die onderwijzer liet haar zelfs eens niet

overgaan. Dat was het drama van het jaar. Zelden had Elisa Simon zo boos op zijn

dochter gezien. Hij had Judith over zijn knie gelegd en afgerost, een groot meisje

waarvan de borsten zich al vormden, afgerost. Elisa had er machteloos bij gestaan

en Judith had haar vader in zijn arm geknepen. Waarschijnlijk op de gevoelige

plek, want hij had haar opeens losgelaten. Het was niet verwonderlijk dat vanaf dat

ogenblik Judith haar vader ontliep. Als zittenblijven een misdaad was, wat zou hij

dan van dat andere wel zeggen?

Judith had een geheim leven dat zich met een paar grotere vriendinnen op

zondagmiddag, soms na schooltijd, en in de vakantie afspeelde. Ze hadden een

anti-jongensclub opgericht en waren onderling getrouwd. Judith was de vrouw van

Heske, een forse meid, de dochter van hun kruidenier. Er waren nog drie andere

paartjes en ze kwamen te zamen in het tuinhuis van Jantien, wier vader burgemeester

was, een tuinhuis met twee divans en rieten fauteuils. Eerst speelden ze ‘keurige

visite’, dronken thee en aten koekjes die de moeder van Jantien had gebracht. En als

ze er zeker van waren dat zij uit was gegaan, maakten ze de deur dicht en zetten er

een divan voor. Jantien had het spel bedacht, ze was ook al veertien, maar hoe durfde

je dat zomaar te bedenken. Heus, de eerste keer toen zij haar broek had laten zien en

commandeerde: ‘Allemaal rokken op!’ had Judith dat zo vreemd gevonden. Bovendien

wist ze niet of de anderen ook zoals zij, van die rare kantjes aan haar ondergoed

hadden, die oma in een grote winkel in Parijs had besteld. Maar toen ze aan het bevel

geen gehoor gaf kwam Jantien op haar af en trok haar rokken naar boven en ‘Oooooh!’

riepen de meisjes, ‘wat heb jij fijn ondergoed aan, Judith. Dragen ze dat zo bij de

joden?’ Daar wist Judith geen antwoord op, maar opeens stonden ze allemaal om

haar heen en hesen aan haar broek, en trokken zo dat de knoopjes losgingen, en die

naar beneden zakte. Wat er toen allemaal gebeurde, het duurde niet lang, en zij hoefde

echt niets te doen, Heske was haar man en zei: ‘Ik zal je eens flink verwennen, lekkere

meid, maar zet die bril dan af, die stoot ik nog stuk.’ Ja, het ging allemaal heel vlug,

want ze waren bang dat er iemand tegen de deur zou duwen, al stonden er dan ook

twee van haar op wacht. Judith vroeg vaak aan Heske: ‘Zullen wij vandaag op wacht

gaan?’ niet omdat ze het naar vond met Heske te zijn,