• No results found

sculpturale houding aanneemt, zelfs als hij net van het toilet afkomt, waarmee hij naar mijn idee klassieke poses

uit de beeldhouwkunst bespot (afb. 17).

244 Van de Velde wil dat ieder werk als een autonoom beeld kan worden opgevat en verkoopt zijn werken dan

ook afzonderlijk. Van Eeden ziet zijn werken daarentegen als series en verkoopt dan ook nooit afzonderlijke tekeningen uit deze series.

245 Lehmann, e.a. 2010, 127. 246 Website Hilde van Canneyt. 247 De Koninck 2012, 23. 248 Arkesteijn 2007, 4-6. 249 Arkesteijn 2007, 4-6.

‘Exhibition Oswald Sollmann, Galerie Müller, Stuttgart, November 22, 1948’, waardoor de

beschouwer waarschijnlijk snel in de gaten had dat Sollmann niet de echte kunstenaar was, aangezien de tentoonstelling pretendeert in een andere stad en een ander jaartal te worden gehouden.250

Net als Van de Velde, creëert Van Eeden via deze personages een vrijbrief voor zichzelf om in stijlen van andere kunstenaars te kunnen werken.251 Een kunstverzameling als die van Boryna

bijvoorbeeld geeft hem de mogelijkheid om werken in de stijl van Van Ruisdael of De Kooning na te maken (afb. 8b, afb. 8c). Van Eeden lijkt zijn personages – zeker wanneer ze af en toe de vorm van een alter ego aannemen – als hulpmiddel in te zetten om voor een moment in een tijd te kunnen leven die in werkelijkheid onbereikbaar is. Van de Velde zet zijn alter ego’s in om zich voor te kunnen stellen hoe het is om een authentiek kunstenaar te zijn, hoewel hij in zijn achterhoofd houdt dat sinds het postmodernisme niet langer geloofd wordt dat een kunstenaar authentiek kan zijn. Hij probeert echter opnieuw een voorstelling van een authentiek kunstenaar te maken, door zich – via zijn alter ego’s – als bijvoorbeeld een performancekunstenaar of abstract expressionist te presenteren, waarmee hij zich als een metamodernistisch kunstenaar lijkt te tonen.

Van de Velde geeft aan dat het gebruiken van alter ego’s voortkomt uit een soort onzekerheid over zijn kunstenaarschap en hij zich daarom in zijn werk afvraagt wat een kunstenaar is.252 Stefan

Beyst geeft in zijn artikel ‘Rinus Van de Velde: een wonderboy als verschijning in het beeld – en als performer in de werkelijkheid’ (2016) aan dat Van de Velde enkel de rol van kunstenaar speelt, wat volgens hem terug te zien is in zijn zwart-wit tekeningen, aangezien hij ‘geen [echte] ‘“schilderijen in kleur”, maar slechts “schetsen”, “schilderijen” in zwart-wit’ produceert.253 En inderdaad, terwijl zijn

eigen tekeningen in zwart-wit zijn, toont hij de beeldende werken van de door hem als ‘echt’ gepresenteerde kunstenaar Robert Rino in kleur (afb. 14a). Het is naar mijn idee enkel schijn, aangezien van dichtbij blijkt dat de schilderijen op karton, oftewel restmateriaal, zijn gemaakt en net zo min of juist net zozeer ‘echte schilderijen’ zijn als de werken in zwart-wit.254 De fotorealistische

houtskooltekeningen in zwart-wit zijn juist Van de Veldes handelsmerk geworden en doen zeker niet onder voor gekleurde schilderijen. Ook de onzekere houding over zijn kunstenaarschap lijkt mee te vallen, aangezien hij inmiddels een bekend kunstenaar is die grote, internationale tentoonstellingen heeft en veel aandacht in de media geniet. Van de Velde zet veeleer zijn eigen autobiografie in voor de zoektocht naar de grenzen tussen feit en fictie. Hij neemt de rol van andere kunstenaars aan om

250 Zink (red.) e.a. 2009, 67.

251 Interview Marcel van Eeden. (Bijlage I).

252 Tijdens het interview gaf Van de Velde aan dat hij als puber de film Basquiat (1996) van Julian Schnabel had

gezien en zich op het romantische beeld dat deze film van Basquiat presenteerde, baseerde. Door werken van Basquiat na te maken dacht Van de Velde, als zestienjarige jongen, ook een kunstenaar te zijn. Al snel

realiseerde hij dat hij geen Basquiat is of kan zijn, omdat er al een bestaat. Deze strategie van het verplaatsen van zichzelf in een andere kunstenaar die hij toen toepaste, zet hij nog altijd in. In: Interview Rinus Van de Velde (Bijlage II).

253 Beyst 2016.

254 Van de Velde geeft aan dat de schilderijen niet meer waarde hebben dan de tekeningen en vice versa, maar

zichzelf vanuit het perspectief van een ander te begrijpen, om op deze manier inzicht te krijgen in de eigentijdse processen van (de eigen) beeldvorming.255

2.5. Zwart-wit

Het spel tussen fictie en werkelijkheid dat Van Eeden en Van de Velde via de inhoud – in beeld alsmede in tekst – en het achterliggende concept van hun werk spelen, wordt naar mijn idee

bekrachtigd of zelfs op een eigen niveau uitgespeeld in het monochrome palet dat beide kunstenaars hanteren. Hoewel beide kunstenaars af en toe ook kleur inzetten, is de meerderheid van hun werk in zwart, wit en het daartussen liggende scala aan grijstinten uitgevoerd. De keuze voor zwart-wit in het werk van Van Eeden is onlosmakelijk verbonden met zijn keuze om met beeldmateriaal van vóór 1965 te werken, dat voor het overgrote deel gekenmerkt wordt door de afwezigheid van kleur.256 Het jaar

1965 kan zelfs als een omslagmoment worden gezien, aangezien omstreeks deze tijd

zwart-witafbeeldingen en masse door kleurenfoto’s werden vervangen.257 Tevens geeft Van Eeden aan

dat zwart-wit hem aanspreekt vanwege de eenvoud, die voor hem onlosmakelijk met het medium tekenkunst verbonden is. Het werken in zwart-wit heeft voor hem ook een praktische component, aangezien hij (voorheen) vaak ’s avonds en ’s nachts aan zijn tekeningen werkte en daardoor

gedwongen was om met kunstlicht te werken, wat het met kleur werken lastiger maakt. Het geeft hem een gevoel van vrijheid, aangezien hij enkel potlood en papier nodig heeft, die hij bij wijze van spreken overal kan hanteren.258

Van de Velde, die zich, net als Van Eeden, op fotografische beelden baseert – die hoogstwaarschijnlijk in kleur zijn, aangezien hij ze vaak zelf maakt of ontleent aan het recente tijdschrift National Geographic en het fotoagentschap Getty Images – geeft aan dat hij kleur te ingewikkeld vindt alsook dat het zijn snelle werkproces vertraagt en hij daarom (bijna) uitsluitend voor zwart-wit kiest.259 Omdat de kunstenaar op een groot formaat drager werkt, kiest hij voor

houtskool, wat hem de mogelijkheid biedt snel een tekening te maken. Er bestaan volgens Van de Velde geen tot weinig alternatieve materiaalkeuzes waarmee hij in kleur snel en kwalitatief werk kan maken.260 Van de Velde beschouwt het zwarte houtskool ook als een restrictie, die hem de vrijheid

biedt om alle mogelijkheden binnen dat beperkte palet en materiaal uit te diepen. Tot slot biedt zwart-wit hem de mogelijkheid een documentair effect in zijn werk op te roepen.261