• No results found

2.1 Receptie van het chanson de geste in het Duitse taalgebied

2.2.2 Schriftelijke overdracht (deelvraag 1)

Schriftelijke overdracht is het axioma dat aan het model van Bastert voor de receptie van het chanson de geste in het Duitse taalgebied ten grondslag ligt. Kan ook voor Ogier van Dene-

marken een schriftelijke overdracht worden aangetoond?

Volgens Togeby corresponderen frr. C-D van Ogier van Denemarken ‘assez exactement’ met het jongste handschrift van de Chevalerie Ogier in decasyllaben, de Istoire dʼOgier le redouté.

266 Conclusie: Bastert 2010, 400-405 : Zusammenfassung und Ausblick. 267 Bastert 2010, 62-63.

De deelvraag kan ik dus als een hypothese formuleren, de hypothese dat er tussen Ogier van

Denemarken en de Istoire duidelijke en voldoende correspondenties zijn.

Vanwege de discussie over het vervolg van Ogier van Denemarken vergelijk ik niet alleen de authentieke frr. A-B en C-D met de Istoire, maar ook de discutabele frr. E-G. Het onderzoek van deze fragmenten geeft uitsluitsel over hun authenticiteit en over de veronderstelde be- korting van Ogier van Denemarken. Frr. E-G zal ik alleen in geval van correspondenties met de Istoire opnemen in het vervolg van het onderzoek, dat immers gericht is op Ogier van De-

nemarken. Fr. Alba Julia, dat niet authentiek of discutabel is, betrek ik niet in het onderzoek.

Voor de duidelijkheid onderwerp ik iedere geobserveerde correspondentie aan een verge- lijking met de oudere Chevalerie Ogier. Alleen unieke correspondenties tel ik mee, dat wil zeggen: correspondenties met de Istoire die ontbreken in de Chevalerie Ogier. Met de uitdruk- king ‘assez exactement’ schijnt Togeby te zeggen dat ik geen woordelijke overeenkomsten hoef te verwachten. Iedere geobserveerde correspondentie verdient dus nadere uitleg.

2.2.3 Cyclificatie (deelvraag 2)

Cyclificatie, de tendentie tot cyclusvorming, is een van de superstraten van het chanson de geste en zijn adaptaties. Aan de hand van de criteria van Skårup heeft Bastert de cyclificatie van de Duitse adaptaties geanalyseerd. De drie Heidelbergse vertalingen blijken twee cycli te vormen, samengesteld uit Malagis en Reinolt von Montelban en uit de twee branches van

Ogier von Dänemark. Bastert vermoedt dat de Nederlandse leggers van de Heidelbergse epen

al cycli vormden en dat beide Nederlandse cycli hun cyclische valentie ontleenden aan hun Franse voorbeelden, ook Ogier van Denemarken. In de meeste handschriften van de Chevale-

rie Ogier worden de twee branches immers al verenigd.268

Basterts vermoeden omtrent de cycliciteit van het Franse voorbeeld van Ogier van Dene-

marken vergt nader onderzoek. Als de Istoire d’Ogier le redouté inderdaad de bron van Ogier van Denemarken is, dan is het de vraag of de cyclificatie van bron en bewerking vergelijkbaar

is. Verschillen indiceren de eigen cyclische valentie van Ogier van Denemarken. Voor cyclici- teit gelden de criteria van Skårup.269

2.2.4 Hagiografisering (deelvraag 3)

Hagiografisering, de inschrijving van het hagiografisch discours in het chanson de geste en zijn adaptaties, is een algemeen kenmerk van de receptie in het Duitse taalgebied, want hier vervangt het hagiografisch superstraat het episch substraat, dat bij ontstentenis van een ge- dachtenis van Franse sagen een leemte achterlaat. In de adaptaties uit de Nideren Lande staat de hier als heilige vereerde Karel de Grote in het middelpunt. Zijdelings spreekt de ver- ering van een andere lokale held als Reinolt eveneens uit een goddelijke verbintenis en be- scherming. Bastert vermoedt dat het hagiografisch superstraat van Ogier von Dänemark, zo-

268 Bastert 2010, 251-257.

als de engel aan het einde, al in de Middelnederlandse legger aanwezig was. Wat is het hagio- grafisch superstraat van Ogier van Denemarken? Is het overgenomen uit de Franse bron, of beduidt het een eigen hagiografisering?

De vier kenmerken van het christelijk hagiografisch discours zijn de imitatio Christi ofwel de christelijke levenswijze, de strijd tegen het kwaad, de verdiende bestemming in het hier- namaals en wonderen. Aan de hand van deze criteria van Van Uytfanghe kan ik het hagiogra- fisch superstraat van Ogier van Denemarken onderzoeken. Bijzondere aandacht verdient de positie van Karel de Grote en de oppositie van Ogier en zijn medestanders.

De vergelijking met de Istoire d’Ogier le redouté kan de eigen hagiografische valentie van de Nederlandse bewerking demonstreren. Wel zijn de Middelnederlandse fragmenten zo schaars dat ik, in vertrouwen op de vertaling, de Duitse adaptatie in dit deelonderzoek moet betrekken.

3.1

Correspondenties (deelresultaat 1)

Aan het deelonderzoek naar correspondenties tussen de authentieke en discutabele frag- menten van Ogier van Denemarken ligt de hypothese ten grondslag dat er tussen Ogier van

Denemarken en de Istoire d’Ogier le redouté duidelijke en voldoende correspondenties zijn.270

Zulke correspondenties bevestigen de hypothese en zijn evenzovele indicaties voor de schrif- telijke overdracht van het Oudfranse chanson de geste. Correspondenties van frr. E-G met de

Istoire kunnen de discussie over de authenticiteit van deze fragmenten beslechten en de vra-

gen over de veronderstelde verkorting van de adaptatie beantwoorden.

Correspondenties moeten uniek zijn, dus ontbreken in de Chevalerie Ogier. Corresponden- ties die geen woordelijke overeenkomst betreffen, verdienen nadere uitleg.

3.1.1 Fragment A

In het authentieke fr. A, dat v. 1-80 van Ogier van Denemarken omvat, verklaart Karel de Grote zijn baronnen waarom hij Ogier aan de galg wil brengen. De Istoire d’Ogier le redouté ver- meldt de verklaring van Karel niet en bevat geen verzen waarmee fr. A correspondeert.

3.1.2 Fragment B

In het authentieke fr. B, dat v. 81-160 van Ogier van Denemarken omvat, valt Gautier, de neef van Ogier en Naymes, samen met zijn neef Rietsier de twaalf ridders aan die in het leger- kamp de galg oprichten.271 Deze passus is in Ogier von Dänemark onderdeel van een langere passage over der orgelieuse Gautier [de fiere Gautier] (H 407). Naymes heeft manschappen verzameld en zendt zijn neef vooruit naar Karel, die met zijn leger naar Sutri is getrokken, om hem in te lichten omtrent de versterkingen en hem te vragen om de vrijlating van Ogier

270 Alle passages zijn exact overgenomen uit de gebruikte edities, met inbegrip van de cursiverin- gen en de interpunctie.

271 Terwijl de protagonist altijd Ogier heet, varieert de spelling van veel andere eigennamen niet al- leen tussen de teksten maar ook in de teksten. In het betoog gebruik ik eenvoudigweg de gestan- daardiseerde namen zoals ze voorkomen in de Middelnederlandse fragmenten of in andere tek- sten: Baudewin, Brohier, Broyfort, Charloot, Corteine, Cursabel, Danimont, Gloriande, Karaeu, Karel, Rietsier, Sadony. De spelling van een eigennaam in een citaat kan dus afwijken van die in de vertaling of de toelichting.

(H 422-470). Ondertussen is de galg getimmerd, wordt de ongelukkige voorgeleid en geeft Ka- rel zijn baronnen een verklaring (H 471-624). Rietsier kan het niet aanzien, verlaat het kamp en gaat onder een olijfboom liggen, waar Gautier hem aantreft (H 633-672). Gewapender- hand trachten ze Ogier te redden, maar Rietsier wordt gedood en Gautier, na een vlucht en een achtervolging, levensgevaarlijk gewond (H 673-1130). Als de Franken met de Saracenen slaags zijn geraakt, stort Gautier zich ondanks zijn verwondingen in de strijd en sneuvelt (H 1824-2042).

Bij deze passages tekent Weddige aan: ‘In der Chev. (Eusebi) 130 bleibt l’Avalois Gauter ein bloßer Name. Eine eigene Geschichte erhält er erst in der Zehnsilberfassung um 1310 (To- geby 1969, 137-140) u. in der Alexandriner-Version um 1335.’272 Aan het begin van de voortzet- ting van de Istoire (pars II.2.a) wordt Gautier geïntroduceerd als de zoon van Gui, de broer van Ogier (P 14396-14398); hier is hij dus eveneens een verwant van Ogier. Gautier behartigt de belangen van zijn oom tijdens diens reis en bestrijdt in Frankrijk een verraderlijke hof- maarschalk die Ogiers vrouw wil huwen.273 Wanneer Ogier in de Babylonische kerker zucht, onderneemt Gautier een lange reis vol avonturen en heldendaden om hem vrij te krijgen. In de Franse en de Nederlandse vertelling is Gautier een verwant van Ogier en heeft hij dezelfde narratieve functie, die van ondersteuning van de held; Propp en Greimas zouden Gautier een ‘helper’ noemen.274

In Ene andre tale noemen Janssens en Lens onder meer de narratieve techniek van het

entrelacement als een kenmerk van de Middelnederlandse late ridderepiek, waartoe Ogier

van Denemarken gerekend wordt.275 Deze techniek, de vervlechting van verschillende ver-

haallijnen rond verschillende personages, is volgens Van Oostrom voor het eerst toegepast in de Franse Lancelot en prose.276 ‘Als literair megaproject kwam het tot stand rond 1220 […].’277 In de Haagse Lancelot-compilatie, een bewerking van de Lancelot en prose in het Nederlandse taalgebied, ‘omstreeks 1315 tot stand gebracht en voor literair-historische begrippen een laat- arthuriaans project’, wordt ook de entrelacement-techniek overgenomen.278 Volgens Poulain- Gautret wordt de techniek eveneens toegepast in de Istoire d’Ogier le redouté, te weten in de episode over Gautier (pars II.2.a).279 De toepassing van deze techniek ‘contribue à souligner l’effet de mirroir créé entre les deux personnages’.280 In Ogier von Dänemark treedt Gautier niet in het vervolg (pars II.2) op, maar in de eerste branche, de Kintheit (pars I). De vervlech-

272 Weddige 2002, 33. Weddige geeft hier een korte bespreking van het personage, zoals het ook in in andere werken optreedt.

273 Bijlage 3 bevat onder meer een samenvatting van het optreden van Ogier.

274 Propp 1997, 105. Over Greimas en de helper, een ‘actant’ of klasse van personages met dezelfde narratieve functie: Bal 1990, 147-159.

275 Janssens 2012, 47; Lens 2012, 138. Het genre van Ogier van Denemarken is besproken onder 1 In- leiding.

276 Van Oostrom 2006, 302-306. Vgl. ook Busby 1988, 117-119. 277 Van Oostrom 2006, 305.

278 Over de Lancelot-compilatie en andere bewerkingen van de Lancelot en prose schrijft Van Oostrom 2006, 306-317; citaat: 310.

279 Poulain-Gautret 2005, 51-52. 280 Poulain-Gautret 2005, 51.

ting van het verhaal van Gautier met dat van Ogier, die veroordeeld is en tot sterven bereid, verraadt dezelfde entrelacement-techniek. In de Vlaamse bewerking waaruit fr. B afkomstig is, is niet alleen het personage van Gautier, een verwant van Ogier, overgenomen uit de Istoi-

re, maar ook het entrelacement, dat het verhaal van Gautier vervlecht met dat van de prota-

gonist. De eerste unieke correspondentie tussen Ogier van Denemarken en de Istoire is dus geen woordelijke overeenkomst maar een personage met de narratieve functie van helper, Gautier, en de narratieve techniek waarmee het verhaal van deze helper in de hoofdvertel- ling ingevoegd is, het entrelacement.

3.1.3 Fragment C₁

In Ogier von Dänemark wordt Ogier tweemaal uitgedaagd, eerst door Sadony, dan door Kara- eu. Het authentieke fr. C, dat v. 161-254 van Ogier van Denemarken omvat, beschrijft de eerste uitdaging en het vervolg, het waagstuk van Charloot.

Gloriande, de dochter van Cursabel, de emir, en de zuster van Danimont, de aanvoerder der Saracenen, vat belangstelling voor Ogier op. Ze verzoekt haar neef Sadony Ogier een boodschap te brengen. Als Ogier haar amis [vriend] Karaeu, de koning van Perzië, in een tweekamp verslaat, zal Gloriande hem voor altijd liefhebben (H 2460-2468; vgl. fr. C 161-163). Sadony gaat te paard naar het Frankische legerkamp en stijgt voor het paviljoen van Karel af (fr. C 164-179; vgl. H 2469-2482).

Fragment C bestaat uit vier onderbroken passages, die ik achtereenvolgens heb onder- zocht.281 Fragment C₁, dat v. 161-183 van Ogier van Denemarken omvat, beschrijft de tocht van Sadony naar het Frankische legerkamp en zijn hoffelijke groet, die al ter sprake kwam. Er zijn geen unieke correspondenties met de Istoire.

3.1.4 Fragment C₂

Na zijn groet (fr. C 180-181; vgl. H 2482-2484) brengt Sadony zijn boodschap over (H 2485- 2507). Ogier verklaart zich tot de tweekamp bereid (H 2508-2511), maar in fr. C₂, dat v. 184-207 van Ogier van Denemarken omvat, maant Charloot hem zich in te houden; in zijn plaats zal hij zelf de tweekamp aangaan (fr. C 184-186; vgl. H 2512-2522). Sadony zegt tegen Charloot dat Karaeu niets om hem geeft en wel tegen vijf zulke lieden in het krijt durft te treden (fr. C 187- 191; vgl. H 2523-2527):

Sadony seide sonder waen fr. C 187 Ghi maect groot […] bandoen

Die soudaen gaue om v niet I bottoen

Ende om sulke viue als ghi sijt 190 Waerdi vor hem in een crijt

[Sadony zei zonder aarzeling: ‘U spreekt vrijpostig! De sultan [Karaeu] geeft geen sikkepit om u, of om vijf zulke [tegenstanders] als u bent, mochten die tegenover hem in het strijdperk staan.]

In de Istoire wordt Ogier pas na het waagstuk van Charloot tot een tweekamp uitgedaagd, en niet door Sadony maar door Karaeu. Wanneer Ogier de uitdaging wil aannemen, zegt Char- loot dat hij beter op zijn kaasmakerij kan letten. In plaats van Ogier wil Charloot de twee- kamp met Karaeu aangaan, maar Karaeu keurt hem niet waardig.

‒ Dit Karaheus: Moult as felon courage! P 1661 Ja envers moy ne bailleras ton gage:

Poi priseroie de moy le vassellage, Ja mais honnour n’avroie en mon aage

S’a tel garçon m’aloie en champ combatre.” 1665 [Karaeu zei: ‘Jij boef hebt veel lef! Maar voor mij kun jij geen waarborg [voor een tweekamp] stellen; op weinig zou mijn adeldom geschat worden, nooit zou mij in mijn leven nog eer toevallen, als zo’n knul met mij in het strijdperk kwam getreden.’]

Ook in de Chevalerie Ogier spreekt Karaeu zijn geringschatting uit.

Dist Karaeus : « Mult as felon corage ! B 1475 Ja envers toi n’en sera ballie arme. »

[Karaeu zei: ‘Jij boef hebt veel lef! Maar tegen jou zal geen wapen ooit [door mij] worden opgenomen.’]

De vermelding van het strijdperk staat zowel in Ogier van Denemarken (fr. C 191: krijt) als in de Istoire (P 1665: champ). In de Chevalerie Ogier wordt alleen de strijd vermeld, niet het strijdperk. De tweede unieke overeenkomst is dus, hoe bescheiden ook, een enkele woorde- lijke overeenkomst.

Met zijn uitspraak wekt Sadony de woede van Charloot, die in het vervolg van fr. C₂ ter- nauwernood kan worden weerhouden van een handgemeen.

Als charloot dat vernam fr. C 196 Was hi tornech ende gram

Hi wranc die vust ende soude den paien Hebben geslegen ne waer mettien

Scoter tusschen die here morant 200 Ende arnout van beaulant

Entie edele graue reynier

[Toen Charloot dat hoorde, was hij vertoornd en verbolgen. Hij balde de vuisten en zou de heiden hebben geslagen, als niet tussenbeide gekomen waren de heer Morant en Arnout van Beaulant en de edele graaf Reinier.]

Ook in de Istoire wordt Charloot woedend op degene die hem heeft tegengesproken, hier Ka- raeu.

Karlot l’entent, a poi tout vif n’enrage. P 1666 Charlot fu moult doulent et courroucié

Por Caraheus qui l’a contralïé,

[Charloot hoorde hem aan, en helemaal scherp, was hij bijna razend. Charloot was diep gekwetst en gegriefd door Karaeu, die hem had tegengesproken.]

In de Chevalerie Ogier daarentegen wordt Charloot woedend op Ogier, die hoger dan hijzelf wordt aangeslagen en die hij wil vernederen, om te beginnen met scheldwoorden.

Callot fu mult corochiés et iriés. B 1477 Voit le Danois, si l’a contralïé :

« Ogier, dist il, fel quvert renoiet,

[Charloot was diep gegriefd en geërgerd. Hij zag [Ogier] de Deen aan en sprak tegen hem. ‘Ogier’, zei hij, ‘Smerige achterbakse allochtoon die je bent!’]

Zowel in Ogier van Denemarken als in de Istoire wordt de woede van Charloot gewekt door degene die het waagde hem tegen te spreken, Sadony of Karaeu, maar in de Chevalerie Ogier door Ogier, die niets tegen hem zei. De derde unieke correspondentie is dus geen woordelijke overeenkomst maar een overeenkomst in de dialoog.

3.1.5 Fragment C₃

Karel berispt zijn woedende zoon (fr. C 203-205; vgl. H 2535-2538). Sadony vertrekt met het antwoord dat Charloot tegen Karaeu zal strijden (H 2539-2562). Fragment C₃, dat v. 208-231 van Ogier van Denemarken omvat, verhaalt hoe de overmoedige Charloot de volgende mor- gen, terwijl Karel nog slaapt, met een kleine troepenmacht naar het door de Saracenen be- zette Rome trekt. Zodra de Saracenen de naderende tegenstanders gewaarworden, waarschu- wen ze Danimont, hun aanvoerder, die met een grote overmacht uitrukt.

Des morghens metter dageraet fr. C 210 Clommen sarrasenen ten mure waert

Ende worden de[r] kerstine geware Cleine [d]ochtem wesen die scare Si lie[te]nt seggen ter stont

Des [sarraseens] zone danimont 215 [Hi s]coot ten wapinen mettien

[Hi] was fel ende ontsien Met Cm man es hi up geseten S[er]e heefti hem vermeten

Men ondede die porte metter spoet Danimont noepte tors met sporen

[’s Ochtends bij dageraad klommen de Saracenen op de [Romeinse] stadsmuren en werden ze de christenen gewaar. De legerschare leek hun maar klein te wezen. Ze lieten het terstond melden aan de zoon van de emir, Danimont. Hij bewapende zich dadelijk – hij was gevaarlijk en geducht – en met honderdduizend man steeg hij te paard. In zijn overmoed meende hij dat hij zijn ontmoeting [met de christenen die hem toen op de vlucht hadden gejaagd] zou kunnen wreken. Haastig opende men de poort. Danimont prikkelde zijn paard met sporen.]

Ook in de Istoire bewapenen de Saracenen zich zodra Charloot in het ochtendlicht gezien wordt. De schare rijdt Rome uit. De levendige schets van Danimont in het Nederlandse frag- ment ontbreekt in de Franse tekst.

Au matinet quant il fut ajorné P 1279 [...]

Quant Sarrazin ont la nouvelle ouÿe 1291 Isnellement ont lor broigne vestïe,

Ceignent espées dont l’acier reflambïe, Saillent es selles des destriers de Surïe,

De Romme issirent, s’ont lor voie cuillïe; 1295 [’s Ochtends, toen het dag werd, [...] Zodra de Saracenen het nieuws hadden gehoord, gespten ze zich haastig kurassen aan en gordden ze zwaarden om, waarvan het staal blikkerde. Ze sprongen in de zadels van hun strijdrossen uit Syrië en verlieten Rome. Ze verzamelden zich onderweg.]

In de Chevalerie Ogier verblijft het leger der Saracenen niet in Rome maar in paviljoens bui- ten de stad. Een ’s nachts patrouillerende Saraceen stuit toevallig op de troepen van Charloot en haast zich om het nieuws over te brengen.

Ariere torne, come beste bersee, B 1139a Dessi as trés ou li Sarrasin erent. 1140 Danemon fu la novele contee,

Le roi Jarot e Corsuble son frere. Mult tost sʼadobent come gent esfree. Quant Sarrasin entendent lor espie,

Si cevalcerent a la lune serrie ; 1145 [Hij wendde zich achterwaarts, als een opgejaagd dier, tot aan de paviljoens waar de Saracenen verbleven. Danimont werd het nieuws verteld, koning Jarot en zijn broer Cursabel. Zeer vlug bewapenden zij zich, als angstige lieden. Toen de Saracenen het nieuws van hun spion vernomen hadden, reden zij bij maanlicht in het gelid uit.]

Deze passage opent met een overeenkomstige vermelding van de dageraad, terwijl de Sarace- nen in de Chevalerie Ogier ’s nachts uitrijden. Vervolgens zien de Saracenen de tegenstanders vanuit de stad die zij bezet houden en rijden zij door de stadspoorten uit. In de Chevalerie

Ogier verblijven de Saracenen buiten Rome en worden Charloot en zijn medestrijders opge-

merkt door een patrouille in het veld. De vierde unieke correspondentie tussen Ogier van De-

nemarken en de Istoire bevat een woordelijke overeenkomst (fr. C 210, P 1279) maar is vooral

een overeenkomst van tijd en plaats van de handeling.

3.1.6 Fragment C₄

De Franken raken slaags met de Saracenen (fr. C 223-235; vgl. H 2586-2622). In fr. C₄, dat v. 232-254 van Ogier van Denemarken omvat, ontvlucht een van de Franken het krijgsgewoel om Karel te waarschuwen.

Als hi vor sconincx tente quam fr. C 240 Riep hi lude coninc edel man

Vaert charlote uwen zone te staden Vor rome es hi sere verladen Haest v dor gode die ons gebood

Daer es so menich kerstin doot 245 [Toen hij voor het koninklijk paviljoen kwam, riep hij uit: ʻKoning, edele heer, kom uw zoon Charloot te hulp. Voor Rome is hij in het nauw gebracht. Haast u omwille van God, die ons zijn geboden heeft gegeven. Menig christen is er al omgekomen.ʼ]

Ook in de Istoire roept een gevluchte Frank de koning te hulp.

Si secourés vo chier fil, le proisié! P 1377 [...]

Oultre le Toivre s’ala eschavoier;282 1380

Felons Payen nous firent espïer; Moult ont des nos ocis et destrenchiés,

[ʻRedt uw geliefde zoon, die hooggeschat is! [...] Hij waagde zich over de Tiber. Daar lieten wrede heidenen ons voor boeten; velen van ons hebben ze gedood en afgeslacht.ʼ]

282 De infinitief eschavoier (P 1380) is een hapax legomenon, een enkele onverklaarbare uitdruk-