• No results found

2.1 Receptie van het chanson de geste in het Duitse taalgebied

3.3.1 Hagiografisch discours

De vier kenmerken van het christelijk hagiografisch discours zijn de imitatio Christi of chris- telijke levenswijze, de strijd tegen het kwaad, de verdiende bestemming in het hiernamaals en wonderen. Aan de hand van deze criteria van Van Uytfanghe heb ik het hagiografisch su- perstraat van Ogier van Denemarken onderzocht met behulp van de Duitse vertaling.

In Ogier von Dänemark wordt de christelijke levenswijze beschreven als een leven van boe- te, gebed en sacramenten. Omdat hij met de Saracenen geheuld en de christenheid schade berokkend heeft, wil Ogier in de bewerking boete doen, aanvankelijk door als pelgrim onge- wapend en barrevoets naar het Heilig Graf te reizen (H 20975-20987), na zijn biecht bij de paus door het Heilig Land gewapenderhand te bevrijden van de heidense overheersing (H 21019-21040). In de Istoire doet Ogier de belofte van een pelgrimage naar het Heilig Graf (P 14352-14357), waarna een engel hem een kruistocht opdraagt (P 14686-14758), maar Ogier lijkt

296 Vgl. Bastert 2010, 323: ‘Wenn Adaptationen heldenepischer Texte in einem fremden Kultur- und Literaturgebiet also nicht in einem gleichsam luftleeren Raum schweben sollen, benötigen sie eine andere Basis, einen anderen Diskurs, an den sie ankoppeln, in den sie sich einschreiben können.’

297 Bastert 2010, 373-377. De visie van Bastert op de hagiografische valentie van Ogier von Dänemark is samengevat onder 2.1.4 Hagiografisering.

deze pelgrimage of kruisvaart niet als een boetedoening op te vatten.298 Anders dan in de Is-

toire, waar de ter dood veroordeelde Ogier zich wel aan de wil van Karel onderwerpt maar

hem ook om medelijden smeekt en het wangedrag van zijn vader wijt aan de invloed van zijn stiefmoeder Helissent (P 170-183), toont Ogier zich in de bewerking zelfs zonder tegenspraak bereid om met zijn leven te boeten voor het wangedrag van zijn vader (H 95-105). Deze im- pliciete vergelijking met de gehoorzaam lijdende Christus vindt een weerklank in de woor- den van Naymes, die Ogier tegenover Karel beschrijft als de enige die de christenheid uit de dwingelandij van Broyer kan verlossen (H 15128-15136). De verwijzing naar de heilsgeschiede- nis is op de overeenkomstige plaats in de Istoire (P 10407-10415) twijfelachtig, maar onmis- kenbaar bij de tweede uitdaging van Karaeu. Op diens belediging van Ogier geeft Karaeu Charloot ten antwoord:

Tu n’es pas digne de lasser son souller! P 1739 [Je verdient het zelfs niet, zijn sandaal los te maken!]

De allusie aan de woorden van Johannes de Doper over Christus beduidt dat Ogier al in de

Istoire wordt getekend als een verlosser.299 In Ogier von Dänemark worden de lijnen van deze tekening scherper aangezet.

De kracht van het gebed blijkt wanneer Karel God bidt om het leven van zijn zoon, die is uitgeleverd aan de wraakzucht van Ogier (P 11324-11370; H 16066-16077). In bron en bewer- king beveelt een engel Ogier, het leven van Charloot te sparen, maar alleen in Ogier von Dä-

nemark geeft de engel het vaderlijke smeekgebed als reden op (H 16152-16153, 16190-16191).

Het luidkeels uitgesproken gebed van de door vijf wellustige Saracenen belaagde Engelse ko- ningsdochter wordt eveneens verhoord, want Ogier, die zich binnen gehoorafstand bevindt, schiet haar ogenblikkelijk te hulp zodat zij gered wordt en de Saracenen sneuvelen (H 18005- 18128). In de Istoire blijkt het meisje, als Ogier op haar kreten afsnelt, eerder haar belagers uit te schelden dan te bidden (P 12449-12590). Er volgt een lyrische beschrijving van haar uiter- lijk, dat het hart van Ogier sneller doet kloppen (P 12730-12749), maar deze focalisatie heeft de Vlaamse dichter bekort, als om de held niet de hoofdzonde van de wellust te hoeven aan- rekenen (H 18201-18204).

In de prologen en epilogen van Ogier von Dänemark staan drie gebeden. Aan het einde van de eerste branche, de Kintheit (pars I), bidt de spreker voor de toehoorders en de auteur of de kopiist (H 4131-4135). Sonnemans noemt het een voorspraakbede.300 De tweede branche, de

Olthede (pars II), begint met een lange, meerdelige proloog. Besamusca licht toe: ‘Dit tekstge-

deelte opent tamelijk conventioneel met een smeekbede om hulp bij het dichten. Men her- kent er de belangrijkste categorie prolooggebeden in, door Gerard Sonnemans de inspiratie- bede genoemd. Hier is het Maria die om bijstand bij het schrijven gevraagd wordt (vs. 4137-

298 De gehavende staat van het handschrift op deze plaats noopt tot voorzichtigheid.

299 De woorden van Johannes de Doper worden vermeld in de drie synoptische evangeliën: Matteüs 3,11, Marcus 1,7, Lucas 3,16.

4158).’301 Overigens richt de dichter in de laatste verzen (H 4154-4158) eenzelfde inspiratiebe- de tot God. De tweede branche eindigt met het derde gebed, opnieuw een een voorspraakbe- de (H 23725-23731). In de Istoire staan vrome heilwensen voor de toehoorders in de eerste proloog (P 1-2) en laatste epiloog (P 30499-30500), maar deze voorspraakbeden zijn heel kort. De gebeden in de bewerking zijn dus uitgebreid of toegevoegd door de Vlaamse dichter.

De sacramenten worden in Ogier von Dänemark vaker ontvangen dan in de overeenkom- stige partes van de Istoire. De biecht van Ogier bij de paus te Rome kwam al ter sprake. Voor- dat hij Ogier gaat ophangen woont Karel in de Franse bron de mis bij (P 145-150), wat in de Vlaamse bewerking een bijna dagelijkse gewoonte heet te zijn (H 1316-1321). In de traditie van de Chevalerie Ogier talmt Karaeu lang alvorens het doopsel te ontvangen, pas in de Istoire laat hij zich dopen en wordt hij zelfs tot de eer der altaren verheven (P 3152-3180, 14069- 14107), wat ook in beide branches van Ogier von Dänemark vermeldt wordt (H 4113-4129, 20930-20936).302

In de bewerking is de strijd van Ogier tegen het kwaad ondubbelzinnig. Aangezien die strijd verzinnebeeld wordt door de strijd tegen de Saracenen, is het in de Istoire dubbelzinnig dat Ogier bij de sultan van Babylonië in dienst treedt, ofschoon hij zich, in vermomming, uit- geeft voor de neef van de sultan (P 16565-16733).303 Dit dienstverband ontbreekt in Ogier von

Dänemark, waar Ogier een pelgrim met een ruw verleden is (H 21060-21091).

Terwijl er in de Vlaamse bewerking een enkel wonder van Godswege wordt toegevoegd, wordt uit de Franse bron slechts weinig van het wonderbaarlijke van onbekende herkomst overgenomen. Nieuwe wonderen geschieden als God de in een Babylonische kerker gevan- gen Ogier voedt (H 21489-21503) en ten slotte de boeien van de gevangene verbreekt (H 23237-23266). In de Istoire krijgt de gekerkerde Ogier slechts weinig brood (P 19833-19835) en wordt hij met andere gevangenen na een ruil vrijgelaten (P 20531-20645). De wonderzalf van Brahier wordt ook in Ogier von Dänemark benut (P 12319-12363; H 17588-17698), maar met de laatste partes (II.2.b, II.2.c) verdwijnt veel van het wonderbaarlijke uit het verhaal.

In de Vlaamse bewerking worden de bezoeken van de engel schaars. In de Franse bron legt de engel niet minder dan elf bezoeken af (P 11371-11414, 14686-14758, 17469-17492, 18177-18195, 19605-19634, 22036-22117, 23924-23943, 23944-23961, 25100-25114, 27477-27536, 29652-29697). Hij is een bode die opdrachten, berichten en goederen bezorgt bij Ogier, Gautier en koning Philippe. In Ogier von Dänemark brengt de engel alleen de protagonist tweemaal een bezoek (H 16078-16231, 23721-23724). Bij deze bezoeken wordt ethiek verbonden met een transcen- dent doel, de hemel na de dood.

Van de christelijke ridderethiek getuigt Gautier, die zich in weerwil van zijn verwondingen in de strijd werpt en zijn bezorgde oom Naymes toevoegt dat hij met deze krijgsdienst het hemelrijk kan verwerven (H 1946-1962). Als de wraakoefening afgelast wordt, belooft de engel

301 Besamusca 2005a, 146; hij verwijst naar Sonnemans 1995, dl. I, 91-96.

302 In de Chevalerie Ogier weigert Karaheu nog tot het christelijk geloof over te gaan (B 3030-3049). Over Karaheu: Togeby 1969, 51-52; Poulain-Gautret 2005, 308-320. Anders dan Ott 2007, 641 meent, vermeldt de Istoire in de voortzetting wel de doop van Karaheu en zijn heiligverklaring. 303 Met zijn vermeende neef wil de sultan optrekken tegen koning Moÿsant en tegen de koning van

Ogier eveneens de hemel (H 16196-16231). Aan het einde van zijn leven komt de engel terug om Ogier bij wijze van beloning voor zijn verdediging van de christenheid daadwerkelijk naar het hemelrijk te geleiden (H 23721-23724). De ethische motivatie is waarschijnlijk een Vlaamse toevoeging, want het ontbreekt in de Franse bron. Als hij daar het opgeheven zwaard tegenhoudt, belooft de engel Ogier niet meer dan de overwinning op Brahier (P 11396-11411). Hoe vaak hij ook terugkomt, de engel laat verstek gaan aan het einde, wanneer een wolk Ogier wegvoert om hem te herenigen met Morgue (P 30485-30488). Tegenover dat immanente, aardse paradijs (P 22060) stelt de Vlaamse dichter de transcendente hemel.