• No results found

3. Onderzoeksgebied en methodologische werkwijze

3.4 Schriftelijke enquête

De dataverzameling bestaat ten eerste uit een schriftelijke enquête. Deze enquête is gebruikt om een antwoord op de eerste en laatste onderzoeksvraag te geven. Deze twee

onderzoeksvragen belichten namelijk de kwantitatieve aspecten van het onderzoek. Onder deze kwantitatieve aspecten vallen ruimtelijke gevolgen als verhuispatroon en woningtype, en sociaal-economische kenmerken als leeftijd of etnische achtergrond. Een schriftelijke enquête is een goede manier om deze kwantitatieve gegevens te verzamelen. Hiervoor zijn twee redenen. Ten eerste zijn gegevens van een groot aantal respondenten noodzakelijk om een betrouwbaar antwoord op deze onderzoeksvragen te kunnen geven. Met een schriftelijke enquête kun je snel en goedkoop een grote groep respondenten bereiken. Andere

dataverzamelingstechnieken zoals een interview zijn hiervoor te tijdrovend. Dit onderzoek heeft niet de middelen om 100 interviews af te leggen. Ten tweede zijn deze kwantitatieve aspecten geschikt voor enquêtevragen. Voor iedere indicator kun je een enquêtevraag op stellen doordat ze in te delen zijn in antwoordcategorieën.

Paragraaf 3.4.1 zal ingaan op de vraag wat er met deze enquête gemeten wordt. In paragraaf 3.4.2 komt de opbouw van de vragenlijst aan bod. Ter verduidelijking bevindt zich in bijlage 3 de verstuurde vragenlijst. Paragraaf 3.4.3 zal over de steekproef, organisatie en representativiteit van de enquête gaan.

3.4.1 Wat wordt er gemeten?

Aan de hand van de schriftelijke enquête zijn ten eerste de ruimtelijke gevolgen van de gedwongen verhuizing gemeten. Hieronder valt het verhuispatroon. De respondenten zijn gevraagd om hun huidige en oude postcode en adres op te geven. Aan de hand van de

postcodes en adressen zijn de oude en nieuwe adressen op een kaart gelokaliseerd. Hiermee is bepaald op welke afstand ze verhuisd zijn en of er sprake is van een concentratiepatroon. Ook zijn aan de hand hiervan de wijken en buurten van aankomst en vertrek achterhaald.

Daarnaast is deze schriftelijke enquête gebruikt om de veranderingen in woningtype te onderzoeken.

Ten tweede is de schriftelijke enquête gebruikt om de sociaal-economische

verscheidenheid binnen de groep gedwongen verhuisden in beeld te brengen. Er zijn aan de gedwongen verhuisden vragen gesteld over henzelf en hun huishoudens. Het betreft hier de sociaal-economische kenmerken. Hiermee kan een antwoord gegeven worden op de vraag wie de gedwongen verhuizers zijn en in hoeverre deze kenmerken samenhangen met de gevolgen van gedwongen verhuizing.

3.4.2 Opbouw vragenlijst

De schriftelijke enquête bestaat uit 21 vragen. Het merendeel van deze vragen zijn gesloten meerkeuzevragen. Het grootste voordeel hiervan is dat het voor de respondenten niet veel tijd kost om te vragen in te vullen en dat ze niet lang over een antwoord hoeven na te denken. Op deze manier kan de respons op de schriftelijke vragenlijst vergroot worden. Tevens zijn gesloten vragen makkelijker te verwerken. Wel ontstaat het gevaar dat de

antwoordmogelijkheden niet overeenkomen met het antwoord van een respondent. Dit kan de geldigheid van de antwoorden beïnvloeden. Ook zijn er een aantal open vragen. De verklaring hiervoor is dat het voor deze vragen niet mogelijk was om de antwoorden in categorieën in te delen.

Iedere gesloten vraag bestaat uit vijf of zes antwoordmogelijkheden. Voor de indeling van de antwoordmogelijkheden is gebruik gemaakt van vragenlijsten uit andere onderzoeken over gedwongen verhuizing, zoals Kleinhans (2005) en Kleinhans en Kruythoff (2002). Bij iedere vraag heeft een respondent de mogelijkheid om de categorie weet niet aan te kruizen. Hiermee is voorkomen dat de respondenten opgedrongen worden om een vraag te

beantwoorden. Soms weet hij het antwoord niet of wilt hij geen antwoord geven. Bij een aantal vragen bevindt zich ook een overige categorie. Hier kan de respondent een antwoord invullen die bij geen van de keuzemogelijkheden aansluit. Hiermee wordt voorkomen dat het antwoord van een respondent niet bij een van de antwoordcategorieën aansluit. Een aparte groep binnen de meerkeuzevragen vormen de opinievragen. Respondenten kunnen hier aankruizen in hoeverre zij eens zijn met een bepaalde stelling. Deze lickert items bestaan uit de antwoordmogelijkheden helemaal mee eens, mee eens, neutraal, mee oneens en helemaal

mee oneens. Ook hier hebben zij de mogelijkheid om de vraag met weet niet te beantwoorden.

De vragenlijst is onderverdeeld in een viertal blokken. De eerste 2 blokken gaan in op de woonsituatie van de gedwongen verhuisden. De woonsituatie voor de gedwongen

verhuizing wordt belicht in blok 1. Blok 2 behandelt de woonsituatie na de gedwongen verhuizing. Het kent dezelfde opbouw als het eerste blok. Door antwoorden in beide blokken te vergelijken, kan achterhaald worden wat de ruimtelijke gevolgen van gedwongen

verhuizing zijn. In beide blokken worden de respondenten eerst naar hun adres en postcode gevraagd. De overige vragen gaan in op de eigendomssituatie, aankoopprijs, maandelijkse huursom, woningsoort en bouwperiode. De laatste vraag belicht het oordeel van de bewoner over woningkwaliteit. Een vijftal stellingen ten opzichte van de woningkwaliteit zijn aan de respondenten voorgelegd. De respondenten moeten aangeven in hoeverre zij met de

voorgelegde stelling eens zijn. Om de respondenten alert te houden, is een positieve formulering met een negatieve formulering omgewisseld.

In het derde blok zijn vragen over de sociaal-economische kenmerken van de respondent gesteld. Deze hebben ook betrekking op het huishouden waarvan hij of zij deel uitmaakt. Er is bewust voor gekozen om deze vragen pas in het derde blok aan bod te laten komen. Hierin komt een aantal vragen voor die voor de respondenten confronterend kunnen zijn. Een voorbeeld hiervan is het huishoudensinkomen per maand. Als je deze vragen in het begin van de vragenlijst stel, bestaat het gevaar dat ze de vragenlijst niet meer verder willen invullen. De vragen gaan in op de 5 dimensies van sociaal-economische verscheidenheid uit het bovenstaande conceptueel model in figuur 4. Er is buiten deze dimensies een extra vraag gesteld over het geslacht van de respondenten.

Het vierde blok biedt tenslotte ruimte voor algemene vragen. Ten eerste zijn de respondenten gevraagd of ze nog opmerkingen en aanvullingen hebben die voor dit onderzoek van belang kunnen zijn. Aspecten waaraan nog niet gedacht kunnen dan in het onderzoek meegenomen worden. Daarnaast zijn de respondenten gevraagd of ze bereid zijn om mee te werken aan de diepte-interviews over de psychische en sociale gevolgen van gedwongen verhuizing. Hiermee kunnen de kandidaten voor de interviews gemakkelijker geselecteerd worden.

3.4.3 Steekproef, organisatie en representativiteit

De vragenlijst is verspreid over een steekproef van 98 huishoudens. Dit zijn de huishoudens die gewoond hebben in de sloopwoningen aan de Waterlelielaan en Zwanebloemlaan. In paragraaf 3.2.3 is uitgelegd waarom er voor deze 2 slooplocaties gekozen is. In totaal hebben 105 huishoudens hier gewoond. Echter 7 hiervan konden niet meedoen aan de steekproef, omdat hun adres bij Volkshuisvesting Arnhem onbekend was. Deze steekproef is in overleg met woningcorporatie Volkshuisvesting Arnhem geselecteerd. Volkshuisvesting Arnhem is verantwoordelijk voor de sloop binnen Malburgen en weet waar, hoeveel en wanneer de woningen gesloopt zijn. Gelet op de hierboven gestelde criteria en de middelen van dit onderzoek, is de keuze op deze steekproef gevallen.

Ook is Volkshuisvesting Arnhem geraadpleegd omdat deze instantie de beschikking over de nieuwe huisadressen van de gedwongen verhuisden heeft. Het is voor het onderzoek belangrijk om te weten waar de gedwongen verhuisden naar toe verhuisd zijn. De schriftelijke enquête moet namelijk naar deze adressen gestuurd worden. Zonder de medewerking van deze woningcorporatie, was het zeer moeilijk geweest om deze adressen te achterhalen. Het opsporen van deze adressen is volgens Atkinson (2000b) namelijk zeer complex. Deze adressen zijn vaak onbekend omdat verhuisbewegingen slecht geregistreerd worden. Volkshuisvesting was ook verantwoordelijk voor de verspreiding van de vragenlijst. De vragenlijst is digitaal naar hen gestuurd en zij hebben de papieren versie via de post naar de respondenten gestuurd. Vervolgens stuurden zij de vragenlijsten ingevuld weer terug naar Volkshuisvesting Arnhem. Deze manier van verspreiding is een bewuste keuze. Ten eerste kost het minder tijd. Zonder medewerking van Volkshuisvesting Arnhem had ik zelf de adressen moeten achterhalen en de vragenlijst zelf op moeten sturen. Ten tweede spreekt een brief van Volkshuisvesting Arnhem de bewoners meer aan. Ook heeft de woningcorporatie meer expertise en ervaring in het verspreiden van schriftelijke vragenlijsten. (Atkinson, 2000b: 308)

Een van de grootste nadelen van een schriftelijke enquête is de lage respons. De non- respons op een schriftelijke enquêtes is namelijk erg hoog. Normaal gesproken ligt de non- respons op 80%. Mensen zijn weinig bereid om een vragenlijst in te vullen. Daarom streeft dit onderzoek bij een steekproef van 98 respondenten naar een respons van 20 respondenten. Voor de representativiteit van het onderzoek zal het beter zijn als de respons hoger ligt.

Daarom zijn er een aantal maatregelen getroffen om de respons te stimuleren. Ten eerste is aan de vragenlijst een motivatiebrief toegevoegd. Hierin wordt uitgelegd wat het onderzoek inhoudt en dat het van belang is om mee te doen. Daarnaast is er bij de vragenlijst een antwoordenvelop meegestuurd. Het is dan voor de respondenten eenvoudiger om te

vragenlijst terug te sturen. Een postzegel is hierbij niet nodig. Tenslotte is er aan iedere derde deelnemer, die de vragenlijst ingevuld terugstuurde, een waardebon verstuurd.

De schriftelijke enquête heeft een respons van 16 gedwongen verhuisden opgeleverd. Door een onbekende reden is een vragenlijst bij een bewoner beland die niet aan de

Waterlelielaan of Zwanebloemlaan woonde. Zijn oude woning stond namelijk aan de Pinksterbloemstraat. Een tabel met het sociaal-economische profiel van de respondenten bevindt zich in bijlage 4. De respons ligt iets onder het streefgetal van 20 respondenten. Wel zijn alle vragenlijsten volledig ingevuld en geven ze voor dit onderzoek een goede bron van informatie. Er is overwogen om een herhalingsverzoek te doen, maar voor 4 respondenten extra gaat hier te veel tijd in zitten. 20 respondenten zullen sowieso geen volledig

representatief beeld geven van de gevolgen van gedwongen verhuizing als gevolg van

stedelijke herstructurering. Alleen al in Malburgen worden in totaal 1.250 woningen gesloopt. Dit betekent dat dit onderzoek niet volledig representatief is en alleen een indicatie van de ruimtelijke gevolgen en de sociaal-economische verscheidenheid van gedwongen verhuizers zal kunnen geven.

Voor de representativiteit van het onderzoek is wel van belang dat het sociaal-

economisch profiel van de respondenten overeenkomt met het sociaal-economisch profiel van de totale groep gedwongen verhuisden van Malburgen. Het is echter niet mogelijk om hiervan gegevens te verkrijgen. Dan kan er gekozen worden om een vergelijking te maken met het sociaal-economisch profiel van de bewoners van Immerloo I. Dit heeft echter geen zin omdat juist in paragraaf 2.7 verondersteld is dat gedwongen verhuizers een afwijkend sociaal- economisch profiel hebben. Verschillen tussen het sociaal-economisch profiel van de steekproef en Immerloo I worden dan niet door de representativiteit van de steekproef veroorzaakt maar door het feit dat zij gedwongen verhuizers zijn.

3.4.4 Data-analyse

De schriftelijke enquête heeft als doel om een antwoord op de eerste en tweede

onderzoeksvraag te geven. Dit betekent dat de ingevulde vragenlijsten geanalyseerd moeten worden. Hiervoor is gebruik gemaakt van SPSS. SPSS biedt de mogelijkheid om gegevens snel en betrouwbaar te analyseren. Hiervoor zijn eerst een aantal variabelen opgesteld. De variabelen sluiten aan bij de vragen uit de vragenlijst. Sommige vragen, zoals het adres, postcode en woonplaats, zijn voor de overzichtelijkheid in meerdere variabelen opgesplitst. Het merendeel van de variabelen zijn numeriek. Dit betekent dat er vooraf een codeboek is opgesteld. In dit codeboek correspondeert iedere antwoordcategorie met een cijfer.

Vervolgens zijn de antwoorden van de respondenten ingevoerd. Daarna zijn de gegevens geanalyseerd. Van iedere variabele is een frequentietabel uitgedraaid. Vervolgens zijn de gegevens overgezet naar tabellen in Word. Word is namelijk beter geschikt voor het opmaken van grafieken en tabellen dan SPSS. Vanuit deze tabellen zijn de resultaten van de vragenlijst geïnterpreteerd. Ook zullen zij in het volgende hoofdstukken gebruikt worden om de

onderzoeksresultaten te presenteren.

Niet alle gegevens van de schriftelijke enquête konden met SPSS geanalyseerd worden. Zo is er in dit onderzoek een koppeling gemaakt tussen de sociaal-economische verscheidenheid van de gedwongen verhuisden en het verhuispatroon. Uit paragraaf 2.7.2 is sterk naar voren gekomen dat leeftijd, etnische achtergrond en sociaal-economische status veel invloed op het verhuispatroon van gedwongen verhuizers hebben. Ook biedt SPSS niet de mogelijk voor een ruimtelijke analyse. Het verhuispatroon is daardoor op een andere wijze

geanalyseerd. Hierbij is veelvuldig gebruik gemaakt van kaartmateriaal. Ter ondersteuning en verduidelijking van het kaartmateriaal zijn er ook een aantal geostatistische berekeningen uitgevoerd.